zondag 30 oktober 2016

De teloorgang van kōgi en mondō in judo

Ik heb me heel vaak afgevraagd waarom we in het judo de onderwijsmethode van Jigoro Kano overboord hebben gezet, waarbij judolessen zouden moeten bestaan uit randori, kata, kōgi (les) en mondō (discussie/interactie). Waarom is dat niet meer zo?

Een antwoord, praktisch en schokkend, werd me gegeven door een judoka wiens kennis ik zeer hoog inschat (en van wie ik nog eens ooit het ultieme boek over judo hoop te gaan lezen) en die op diverse judofora als Chicorei Kano bekend is. Ik mag een deel van een forumbijdrage van 9 juli 2014 hier vertalen. Ik weet immers dat hij graag heeft dat diepere kennis over het judo wordt verspreid, maar ook dat sommige mythen worden doorgeprikt. Hoe hard dat ook mag klinken, ik ben daar een voorstander van. Zoals ik precies een jaar geleden zélf bij mijn reis naar Tokyo heb gedaan. Goed kijken en luisteren maar niet blind worden in admiratie of gehoorzaamheid aan de aloude Japanse cultuur. Kritisch blijven. Alleen als je door sommige mythes kunt heenprikken, achterhaal je waarheid, dat is wetenschappelijk denken.

Soms heeft het judo zijn eigen neergang mede te wijten aan zijn eigen falen, en heeft niet alleen de IJF en het wedstrijdgebeuren de schuld van alles... Lees, onthuts uzelf en wellicht: huiver....

Waarom is er een probleem met onderricht en het verwerven van volledige judo-kennis?
"kogi"
Daar zijn twee redenen voor. De eerste reden is, dat er fouten zitten in Kanō's eigen begrip van de natuurkundige wetten van Newton, en ten tweede zijn er problemen met het overdragen van jūdō vaardigheden of het onderricht. In Kanō's aanpak, zou jūdō op vier manieren moeten worden onderwezen: randori, kata, kōgi ofwel lessen, en mondō ofwel discussie. Jūdō is echter nooit zo overgedragen in het westen en wordt in Japan ook niet meer zo geleerd. Dat is omdat de mensen in het westen nooit wisten of begrepen dat jūdō zo zou moeten worden onderwezen. De eerste Japanse leraren in het westen hadden armzalige taalvaardigheden, en dus was de manier waarop zijn jūdō konden promoten, het demonstreren van hun gevechtskunsten en -vaardigheid, en door bekende worstelaars te verslaan in populaire pak-me-als-je- kan-wedstrijden. Aldus werd jūdō aangeleerd op één manier: randori/shiai. Het aspect van kata kwam pas veel later in beeld toen westerlingen het niveau bereikten van een zwarte band en dat deel werd binnengebracht als een essentieel aspect van de examens voor de zwarte band. Met als gevolg dat we nu op het punt zitten dat kata een ellendige positie heeft in het leertraject en dat veel westerse mensen niet het beeld hebben, of zelfs maar begrijpen wat het belang van kata is, en het beschouwen als iets vervelends, totaal gescheiden van  randori/shiai.
Toen Kanō zelf nog jūdō-onderricht gaf in Japan, onderwees hij deze vier verschillende aspecten die hij als essentieel beschouwde. Toen ik het met Fukuda Keiko had over haar relatie met Kanō en in hoeverre zij echt in het jūdō door hem was onderwezen, was het duidelijk dat de uniciteit van haar ervaring gelegen was in de conversaties die ze had met Kanō, het mondō aspect. Dus hoewel ze niet het praktische jūdō had geleerd door Kanō, gaf de mondō een soort 'mentorschap' dat voldoende was om een diep commitment voor jūdō bij haar te bewerken, zoals dat ontworpen was door Kanō. Het eerste boek van Fukuda-sensei “Born for the mat” weerspiegelt nog heel bijzonder jūdō in zijn originele vorm. Echter, de gemiddelde jūdōleraar in Japan of in het westen, heeft lang niet genoeg kennis en diepgang over datgene wat Kanō zelf wist, om effectief het component van mondō en kōgi te kunnen implementeren.

Kodokan, Tokyo,
een jaar geleden was ik er
Als je wel eens afbeeldingen ziet van Kanō en de Kōdōkan, zie hem hem soms eenvoudig in formele Montsuki Haori lessen geven voor een grote groep jūdōka die in de dōjō verzameld zijn om te luisteren naar zijn onderrichtingen. Welke jūdō dōjō doet dit tegenwoordig? Lezingen werden tot voor een paar jaar aan het begin van de Kōdōkan International Summer Kata course gehouden, maar ze werden afgeschaft nadat de Kōdōkan enkele jaren geleden een enquête hield onder de aanwezigen, en de jūdōka om feedback voor de cursus vroeg. De buitenlanders klaagden zozeer over de lezingen, dat men die heeft afgeschaft. Wat zij (de Kōdōkan) zich niet realiseerden was, dat het niet de lezingen als zodanig een probleem waren, maar de manier waarop ze werden gehouden. Jarenlang waren ze gehouden door mensen die simpelweg geen vaardigheden bezaten om les te geven of lezingen te houden. Ze waren alleen in het Japans en soms vergezeld van een kreupele deel-vertaling, gemaakt door een Japanner die zelf zo slecht Engels kende, dat het soms nog moeilijker te begrijpen was dan het Japans. En daarbij, westerlingen die niet gewend waren om lezingen bij te wonen, werden gedwongen om twee uur op de tatami te zitten in een pijnlijke positie, zonder te bewegen. Als iemand zijn verstand gebruikt, kan hij weten dat de benen en gewrichten van westerlingen niet van jongs af aan getraind zijn om in seiza of zelfs anza te zitten gedurende twee uur, en bovendien zijn veel er veel ouderen aanwezig met lichamelijke beperkingen als diabetes, hart-en vaatziekten, hernia's, en de meeste jūdōka met een wedstrijd-achtergrond van 65 jaar of ouder, hebben knie- of rugproblemen. Met andere woorden, je moet wel een beetje een imbeciel zijn om lezingen op die manier te organiseren. De lezingen waren soms zó slecht - zelfs in de zeldzame gevallen dat de inhoud interessant was - dat ik beleefd aan de Kōdōkan voorstelde dat ik de lezing een volgend jaar zelf zou houden. Ik zou het dan simultaan kunnen doen in het Engels, Japans, en zelfs Frans, en ik kon vragen beantwoorden in zeven talen. (...) Natuurlijk ging mijn voorstel voorbij aan de simpele post-koloniale houding van de Japanners die alleen aan ethnische Japanners toestaat om een lezing te geven of te onderrichten aan de Kōdōkan; en dus ging het niet door. Ik vroeg nog naar de vereisten om een Kōdōkan-leraar te worden, en hevige consternatie ontstond toen ik er op aandrong dat ze zouden aangeven wat de relevantie van huidskleur, etniciteit en gelaatstrekken was om effectief jūdōka en instructeur te zijn... Zolang als ik me herinner, was er maar één keer dat de vertalingen in de Kōdōkan volledig te begrijpen en to the point waren, toen onze vriend NBK de vertalingen verzorgde. Helaas kreeg ook hij niet de volle erkenning voor zijn vaardigheden en hulp, en God verhoede het idee dat hij of enige andere niet-Japanner uitgenodigd zou worden om op één lijn te komen staan met de andere Kōdōkan instructeurs. Dit in het licht van deze koloniale houding die de Japanners nog steeds actief toepassen. Ik zie dat kranten nog steeds personeelsadvertenties plaatsen die duidelijk maken dat alleen de mensen die behoren tot het ene ras worden gevraagd voor de baan. En deze banen zijn geen dan gevoelige posities van staatsveiligheid. Tamelijk schokkend voor een democratisch land in de 21e eeuw. Wetend dus dat gelijke rechten en niet-discriminerend gedrag nog steeds zeldzaam zijn, wordt jūdō's tweede principe van 'wederzijds welzijn en nut' tamelijk cynisch. Wie zou wel de bewaker moeten zijn van Kanō's gedachten in deze organisatie waar wederzijds welzijn gebaseerd is op discriminatie naar ras, geslacht, nationaliteit en etniciteit?

Het is wellicht een onverwachte invalshoek die de enorme tekortkomingen belicht van het principe [van onderricht], aangezien het dus mogelijk is om heel hoog op te klimmen in jūdō, zelfs 8e, 9e of 10e dan, en ondanks dat een complete racist te zijn, of ongevoelig voor menselijk lijden of ongelijkheid. Dat is serieus problematisch. 
Los van de problemen met racisme in Japan (en andere Aziatische landen) want dat is niet de kern van deze bijdrage. Wat deze judoka duidelijk maakt, is dat het in feite aan de Japanse erfgenamen van Kano's leer ligt, dat de aspecten van kogi en mondo in het judo onderuit zijn gegaan. Daarbij noteer ik de volgende punten:
- Slechte taalkundige vaardigheden
- Onvoldoende kennis van de achtergronden
- Beroerde lesmethoden en - omstandigheden
- Gebrek aan openheid naar niet-Japanse leraren en lesmethodes.

Waarbij ik dan zelf opmerk, dat na de Tweede Wereldoorlog Japan en de Kodokan niet meer zichzelf  heeft kunnen zijn. Onderhuids zal de trots altijd blijven steken, en de westerse manier van denken en wetenschap bedrijven, wordt gretig gebruikt op tal van terreinen, maar de eigen tradities en ideeën worden niet overgeleverd in andere handen. Dat is één kant van de zaak, passend bij een aloude Japanse traditie. Anderzijds vraag ik me wel eens af of ze het zouden mogen, en er in de 'voorwaarden' van de heroprichting van het Kodokan judo, niet voorzien is dat de archieven met de tradities gesloten dienden te blijven, zodat van het judo alleen de 'ongevaarlijke' sportvariant zou resteren. Wie zal het zeggen.

Zoals ik al eerder heb opgemerkt, zijn de Japanners heel gastvrij en vriendelijk, kunnen in de Kodokan zeker veel westerse judoka lekker trainen en leren, maar het gedachtegoed van Kano en de echte 'geheimen' van de weg, blijven achter gesloten deuren...

Daarmee is judo weer een soort jujutsu van de pre-Kano-ryu's geworden, waar het ging om afkijken en doen, maar het typische voor Kodokan judo - theoretische lessen en interactie - door de eigen organisatie weer teniet gedaan.

---

Ik denk deze dagen veel terug aan mijn heerlijke verblijf in Tokyo, precies een jaar geleden. Ik heb er enorm genoten, maar ook veel geleerd. Waarvan hopelijk mijn blogs het laatste jaar nog meer een spiegel zijn geweest.

zondag 23 oktober 2016

"Let op het gaat regenen"

Deze wijsheidsspreuk komt niet van de Buienradar of als onheilsbode in de herfst, maar is van een Japanse Samurai die er mee wilde zeggen: je moet geen mooi-weer-vechter willen zijn. In onze blogtermen: geen mooi-weer-judoka.

Wat is een mooi-weer-judoka? Dat is een judoka die denkt dat hij binnen een korte tijd (zo kort mogelijk) van een witte naar een zwarte band opgaat, en dat allemaal zonder veel inspanning en vooral zonder blessures, verliezen en pijn. 

Judo, een weg door de regen

Dat type Samurai bestond niet in het Oude Japan. En niet in de jujutsu-ryu waar Jigoro Kano zijn judo geboren zag worden. Judo is een 'zachte' weg, maar geen 'softe' weg van/voor watjes. Het is een weg van heel hard werken, soms ook pijn bij wat misgaat, heel veel tegenslag. Kano was zelf een mannetje dat niet zo sterk was, en in Japan heeft men sowieso de neiging om nieuwkomers niet zachtzinnig te bejegenen. Kortom: hij heeft eerst leren valbreken en weer opstaan, niet die paar keer die wij bij onze ukemi-lessen gewoonlijk doen, maar duizenden en duizenden keren. En niet op een lekkere valmat, of een 4cm dikke judomat zoals wij nu doen, maar op echte originele tatami: matten van hard rijststro waar je je voeten aan open haalde en je handen beurs waren na een training. Ik heb die tatami gezien in Japan. Hmmm daar wil ik niet op trainen. Een beetje de weg die mariniers bij het beroemde korps gaan. Beulen en afzien. Hard worden, niet klagen en doorgaan. Samen teamgeest opbouwen door de eindeloze survival van de training. 

Judoka worden echte judoka als het regent, hagelt, onweert. Als ze na veel tegenslag nog steeds willen vechten. Als ze na een serie verliespartijen lachend opstaan. Als ze lang moeten wachten op hun felbegeerde promotie. Als ze blessures overwinnen, als ze vernederingen doorstaan. 

Maar niet alleen omdat het ze overkomt, maar omdat ze er altijd klaar voor zijn. En dát bedoelde de oude Samurai met zijn spreuk: wees altijd bereid, let altijd op. Het gaat regenen, hoe dan ook. 

"I'm singing in de the Rain"...

Zijn judoka nu een stel masochisten, die plezier hebben aan ontberingen? Uiteraard niet. Maar karakter vorm je niet tijdens een zonnig tochtje, maar in de regen. Het lijden is de beste leerschool van het menszijn. Het schept doorzettingsvermogen, een sterke wil, kameraadschap. Net als spierpijn, maakt het je sterker. Enne... dat allemaal zonder klagen. Singing in the Rain. Want ook dat is judo. Blijven lachen. Er van genieten, op de hoogte- en dieptepunten. 

Op die manier traint judo voor het hele leven. Want o wee de watjes die in het leven niks meemaken. Verwende generaties zijn de ergste die er zijn. Men zegt wel dat er nu steeds meer verwende mensen rondlopen. Ouderen die een oorlog hebben meegemaakt, spugen er soms op - al hoeft dat nu ook weer niet. Maar het is wél waar. De Samurai waren model voor Japan als geheel, of ze nou echt zo deugdzaam waren als de legenden zeggen (niet dus). Een judoka is model voor het leven als geheel. Geen enkel leven wordt voltooid zonder lijden en tegenslag. Je kunt maar beter trainen om het zingend te doorstaan op de mat, dan huilend in het echte bestaan. Wees er maar klaar voor.

zondag 16 oktober 2016

Niet bang voor de horrorclown: de controle bewaren

Het nieuws

Deze week konden we lezen over de 14-jarige Luc uit Delft die op straat een zogenaamde 'horrorclown' van zich af sloeg. Een stoer verhaal natuurlijk, maar ook een goed voorbeeld waar zelfverdedigingssporten aan bijdragen.

Luc zit al sinds zijn jongste jaren op kickboksen en MMA. Kijkend naar de buurt op de video, vermoed ik dat hij niet de enige is in die wijk. Juist deze 'hardere' vechtsporten zijn populair in bepaalde lagen van de samenleving - zullen we maar zeggen. Het is de vraag of het uitdelen van trappen en stoten op straat de bedoeling van de trainingen is. Het is dat meneer de 'horrorclown' zelf in overtreding was en zich niet snel zal melden, maar anders zou Luc een aangifte aan zijn broek kunnen verwachten. Al blijkt uit het verhaal verder niet dat hij disproportioneel heeft geslagen - de clown werd immers niet het ziekenhuis in getrapt - je mag een inbreker in je huis ook niet als trapzak gebruiken.

Angst?

Toch vind ik het verhaal interessant. Niet het aantal klappen en trappen is zo boeiend, maar wél de onverstoordheid waarmee zo'n relatief kleine puber een aanvaller tegemoet treedt. De 'horrorclown' is archetypisch bedoeld als angstaanjagend fenomeen. Je kunt je aanvaller niet herkennen, je weet niet wat voor bloeddorstige attributen hij bij zich heeft. Normaal is de eerste reactie dan ook: schrik en angst. Dat is ook het doel van de 'lolbroek'. Dat een getraind vechtertje op dat moment blijkbaar géén angst voelt, heel koel zijn broertje met de honden naar huis stuurt en op zijn badslippers een volwassen man van zich af trapt, wijst op een mentale kracht die groter is dan zijn vechtkunsten.

Mentale sterkte

Daarom neem ik het verhaal ook mee op dit blog. Wat mij wel fascineert is die koelbloedigheid. Het ontbreken van een elementaire angst. Het effectief kunnen handelen in zo'n rare, onzekere situatie. Het nemen van verantwoordelijkheid en beheersing tonen. Zoals die twee Amerikaanse commando's in de Thalys naar Parijs vorig jaar, toen ze iemand een geweer hoorden doorladen: pak hem! Dit is wat commando's en militairen trainen, wat deze vechtsporten (blijkbaar) trainen, en wat... judo zou moeten kunnen trainen?

In allerlei onverwachte situaties van het leven kunnen er dreigingen op ons pad komen. Geweld. Gevaar. Het probleem is niet de situatie op zich - dat hoort bij het leven. Het probleem is de manier waarop mensen het gevaar tegemoet treden. Normaal is: een schrikreactie. Wegrennen eventueel. De angst slaat toe, en we raken de coördinatie over onszelf kwijt. Het lichaam schiet in de stress en kan in een uiterst geval in shock raken. Dat is een gevolg van een extreme impuls vanuit de hersenen, een mentaal iets dus. Zijn wij mentaal zo sterk als we soms denken? Nee, meestal blijkt in zulke situaties mentale zwakte.

Controle bewaren

Als Luc zo koel zegt: "ik zou hem zo weer pakken", en de volgende dag weer gewoon de hond gaat uitlaten, dan betekent het, dat zijn vechtsporttraining hem mentaal zó weerbaar heeft gemaakt, dat hij in deze gekke situaties de controle behoudt. En dát is het meest wezenlijke van alle gevechtskunsten. Controle. Vanuit de geest.

Wij als judoka kunnen bij dit verhaal in de spiegel kijken. Wij kunnen soms wel denken dat langdurige training van judo (ju-jutsu of aikido, of om het even welke Oosterse stijl) het herhaald doen van randori, het aflopen van wedstrijden met wisselend succes, allemaal niet zoveel betekenen in concrete situaties. Ik geef toe dat tegen een 'horrorclown' een judo-techniek minder goed zal werken dan een hoge trap. In die zin zijn ju-jutsu en ook de hardere kunsten wellicht effectiever. Maar wat óók de geoefende judoka kan/moet/zal hebben is: controle over zichzelf en zijn angsten. Blijvende coördinatie bewaren. Intensieve training wil juist dát bereiken. Randori maakt je onverschrokken bij elke aanvalsvorm. Andere kunsten dan judo trainen dan ook nog op al die verschillende (mogelijke) aanvalsvormen, zelfs de gewapende. Maar judoka moeten er mee kunnen omgaan, en gecoördineerd zelfvertrouwen hebben, balans bewaren.

Om die reden trainden de oude Samurai ook consequent in omgang met de dood, door daar zelfs een meditatie daar over te houden. Ik ga daar met Pasen volgend jaar een stukje over schrijven, dat is immers een feest waarbij de overwinning op alle angst en dood wordt gevierd. Onverschrokkenheid. Niet bang zijn. Voor niets.

Wij zouden net zo koelbloedig moeten kunnen blijven tegen aanvallen, van 'horrorclowns' of andere 'horror'-situaties. Niet paniekerig gillen maar gecontroleerd handelen. We hebben er voor geleerd. De praktijk van onze soms onherbergzame wereld is het beste examen.

-------------------------


Naschrift, dit slechts terzijde. Ik verwacht niet dat dit stukje 9.200 keer gelezen gaat worden zoals dat van vorige week over discipline, maar soms wordt dit weblog wel erg goed gelezen. Afgelopen week schoot de teller van dit weblog dan ook over de 200.000 pageviews heen. Dat had ik in 2009 niet gedacht toen ik een blogje begon over achtergronden van judo...


zondag 9 oktober 2016

Discipline is geen straf

Als een kind door ouders of opvoeder of judoleraar flink wordt aangepakt, en discipline wordt bijgebracht, lijkt de opvoeder wel eens tegenover het kind te komen staan. "Waarom ben je zo hard tegen mij?" Veel opvoeders schrikken dan terug. 'Oei, ik wil mijn kind niet pushen, niet kwetsen, niet tekort doen, geen verdriet doen.'

James Dobson, een christelijke schrijver uit Amerika, zegt daarover "the parent must convince himself that discipline is not something he does to the child, it is something he does for the child." Het is lastig te vertalen, maar het is zoveel als dat de ouder zichzelf voor ogen moet houden dat discipline niet iets is om het kind tegen te werken, maar om hem vooruit te helpen. Vroeger zei mijn eigen vader nogal eens: "het is voor je eigen bestwil". Die uitdrukking is wat in onbruik geraakt, maar het klopt soms nog steeds.

De wil van het kind

Het is de gemakkelijke weg om toe te geven aan wat een kind wil. Er zijn heel wat voorbeelden van ouders die geen nee kunnen zeggen tegen hun kinderen. Zeker niet als de kinderen precies weten wanneer ze moeten gaan schreeuwen of huilen als ze hun zin niet krijgen. Er zijn nogal wat ouders die hun kinderen om die reden niet in de hand kunnen houden. In winkels, restaurants, openbare gelegenheden... ze durven de kinderen bijna niet mee te nemen omdat het altijd krijsen wordt tot ze hun 'ijsje' hebben afgedwongen. Uit medelijden, zwakheid van de opvoeder, kan het kind alvast voor kleine tiran leren. Zogenaamd een vrij wezen, maar al snel de slaaf van zijn eigen ikje.

Verantwoordelijkheid durven nemen

De moeilijke weg is, om door de tranen/eisen/terreur van het kind heen te breken en keihard tegen jezelf te zeggen: "STOP. Het kind voedt niet zichzelf op, ik neem mijn verantwoordelijkheid, en neem de touwtjes weer in eigen hand." Niet rücksichtslos, alsof we kinderen militair moeten drillen, of weer lijf- of vrijheidsstraffen geven. Maar wel hele duidelijke grenzen trekken en helder zijn hoeveel tolerantie er zit in overschrijdingen. Bijna geen. Consequent en geordend. Ik ben er zeker van dit het ook het beste medicijn is tegen allerlei 'problemen' die in de vele 'rugzakjes' van kinderen zitten. Ongeordende en chaotische kinderen hebben wellicht geen ADHD maar gewoon geen gevoel voor grenzen en ritme. Kinderen met flink overgewicht worden niet dik van de lucht, maar wel van ouders die geen nee zeggen tegen suiker en ongezonde lekkernijen, of die geen nee kunnen zeggen tegen bankhangen in plaats van sport en bewegen. Kinderen met een grote mond hebben niet voldoende gehoord dat ze de snavel dicht moeten houden als de opvoeders dat nodig vinden. Kinderen die huilie doen als ze eens straf krijgen, hebben te weinig gehoord wat de zin is van sancties, namelijk: het gevolg van eigen (wan)gedrag en niet de fout van de opvoeder. Je kunt een kind pas de eigen verantwoordelijkheid géven als ze laten zien dat ze die kunnen némen.

En dan zijn we dus bij het uitgangspunt. Een kind moet vroeg leren eigen verantwoordelijkheid te nemen en dat kan alleen als het leert (door schade en schande) wat grenzen zijn. Een kind kan dat niet zelf op Google leren, maar heeft daar opvoeders voor nodig die door voorbeeld en woord laten zien wat de waarde is van orde en discipline. Want dat zijn de enige manieren om iets te leren: consequent, vasthoudend en strak de paden uitzetten én die ook gaan. Met net als een hond die je africht (sorry voor de vergelijking) een verstandig, geweldloos systeem om de gedragsgrenzen te trainen, anders wordt het beest vals. 

Ouders en opvoeders (en judoleraren) moeten misschien weg uit de softe opvoedingsidealen, waarbij het kind een eigen ontdekkingstocht gaat en de opvoeders alleen het traject mogen 'begeleiden'. Ook al heeft geen enkele opvoeder de volledige wijsheid in pacht: het kind leert het avontuur wat de opvoeder in petto heeft, ofwel: het judo-curriculum wat de sensei volgt. En dat moet en kán niet alleen maar leuk zijn. En de opvoeder moet en kán zich niet verwijten dat hij het kind iets wil leren. Hij doet dat niet omdat hij tégen het kind is, maar vóór het kind. 

Judolessen

Op judo toegepast. Judo is één groot opvoedingssysteem. De judoka/het kind leert door de trainingen op de mat om niet te mauwen maar wel zichzelf aan te pakken. Het leert gehoorzamen aan de sensei die als hij het goed doet, niet met zich laat sollen. Het leert om dieper te gaan dan hij zelfs soms zou willen. Om de eigen kleine wil te breken omwille van de ander en de groep. Om door pijn heen te knokken. Jong geleerd is oud gedaan.
Zoals Kano overal luid en duidelijk zegt: het lichamelijke niveau is één, maar het doel van judo is training van de geest en zo nuttig te worden voor de samenleving. Zonder discipline kan men dat hogere doel wel schudden, dan oogst men alleen nietsnutten. En daar kun je achteraf dan alleen spijt van hebben.


Iedereen moet kiezen tussen een van de twee pijnen:
de pijn van discipline of de pijn van spijt.

zondag 2 oktober 2016

Sutemi 捨て身

We kennen in het judo een serie technieken die we sutemi waza (捨身技) noemen. Offerworpen in gewoon Nederlands. Sutemi (捨て身) komt van het Japanse woord suteru (すてる) en het betekent zoveel als het wegwerpen (sute) van het lichaam/leven/vlees/je ik (mi). Over het kanji 身 (mi, ook: shin) schreef ik twee weken geleden ook al iets, het duidt ook op de hele persoon, niet alleen het vlees.

Er is een Japanse legende rondom het woord, over een paardenkastanje die in een snelle stroom terecht komt. Als de kastanje zijn zware kern niet dumpt, loslaat, zal hij zinken. Maar als hij de vrucht laat zinken, kan de bast/schil verder drijven.
Persoonlijk vind ik die vergelijking niet zo sterk omdat die schil uiteindelijk niks is, geen vrucht draagt. Het is verlies zonder effect. Dan voel ik meer voor het bijbelse beeld van een graankorrel die in de aarde valt en sterft, maar vrucht voortbrengt in de nieuwe aar die groeit. "Wie zijn leven verliest zal het winnen" zoals Jezus dan zegt.

"Wie een veldslag in gaat met alleen de wens om te overleven, zal zeker sterven. Wie de strijd aangaat met de dood voor ogen, zal zeker leven". (Samurai spreekwoord) Dit laatste past zeer bij de Japanse wijsheidsmeesters, die hun moed putten uit de meditatie over hun eigen sterven. Klaar zijn om te sterven maakt ze onsterfelijk in de geest. De kamikaze-piloten hebben dit ook zo beleefd, en in modernere zin zien we hetzelfde bij sommige islamitische groepen waar een zelfmoordactie als heldendaad wordt aangekondigd. 

In het algemeen, maar ook binnen de gevechtskunsten, kan men de sutemi ook zien als een soort 'wanhoopsactie'. Men offert zichzelf als dat nodig is, maar niet zomaar. Als het anders kan, dan gaat het anders. In die zin is ook in het judo een sutemi een bewust gekozen (strategische) 'uitweg', maar niet een hoofdweg. Als een staande techniek de ippon kan bewerken, verdient die de voorkeur. Reden waarom de sutemi waza iets zijn voor de gevorderde judoka. Nog los van het feit dat het veel meer berekening en anticiperend inzicht vraagt om door zo'n beweging een ander te kunnen werpen.

Controle

Op zich is het 'opofferen' door op de grond te vallen iets wat een dwaasheid is in een gewapende context. De reden waarom het newaza in het jujutsu er op uit is om de tegenstander snel te ontwapenen ofwel te controleren, is simpel omdat het op de grond een dodelijk gevecht kan worden.  Niemand gaat daar vrijwillig op zijn rug liggen als dat geen effect heeft. Daarom is het 'rollen' in BJJ wel leuk, maar wordt die kunst voltooid in MMA. Je moet echt opschieten met de submissie, anders ben je op je rug liggend in het nadeel en word je afgemaakt.

In het judo is de judoka die zich opoffert, er dan ook geenszins op uit om te sterven. Of een ippon-tegen te krijgen in wedstrijd termen. Met andere woorden: in tegenstelling tot de oorspronkelijke betekenis, is een sutemi in het judo wel degelijk bedoeld om de touwtjes in handen te houden en volledige controle te hebben. Je werpt jezelf niet weg, maar de uke! Jouw eigen opoffering is in feite in alle gevallen een slimme tactiek om door je eigen val, de ander mee te sleuren en op zijn rug te krijgen. Wel kan men zeggen, dat je je eigen balans vernietigt om die van de ander nog meer te vernietigen. Maar: wat ik zelf wel merk bij een aantal sutemi en wat ook in het algemeen zo is: het durven 'offeren' is ook een mentale kwestie. Van durf, overgave en dus het overwinnen van angst. Controle van de ander, maar in de eerste plaats van jezelf. Wie niet langer bang is voor vallen, en dat gecontroleerd kan doen en zelf de controle over de ander houdt, staat valt sterk. Een teken van kracht, voor de gevorderde judoka. Die dan ook de lichamelijke souplesse moet hebben om alle bewegingen te kunnen maken zonder tori of uke te blesseren. Niet voor niets dat in het G-judo deze technieken niet worden gedaan, en zelfs in het Nage no Kata als vierde en vijfde serie niet eens verplicht waren/zijn voor shodan

Sutemi in het leven

Het is ook niet moeilijk om het principe van de sutemi toe te passen op het alledaagse leven. In eerste instantie zal iedereen proberen staande te blijven, zoals een beginnende schaker geen enkel stuk wil missen. Angst. De sutemi in het alledaagse leven maakt van de 'speler'  een wat berekenender mens. Hij snapt als de schaker dat je soms een loper moet offeren als je daarmee de koningin kunt slaan. Sutemi is een vorm van effect najagen, of soms zelfs een ander laten struikelen door een move die hij niet zag aankomen. In gesprek en ontmoeting, in handel en politiek doet iedereen aan sutemi's. Iemand als Geert Wilders is er een meester in, net als Donald Trump. In principe is iedere investering een vorm van sutemi. En niemand die economie begrijpt, zal ontkennen dat 'de kosten voor de baten uitgaan'. Sutemi. Een durfkapitalist, niet bang voor wat verlies.

Daarnaast kan men het ook ethisch/moreel toepassen. Want om deugdzaam te leven, moet je soms veel laten staan. Zoals iemand zijn primaire lusten (zoals eten, drinken, seks, verslavingen) kan opofferen om gezonder, slanker, vrijer te worden. Of tijd besteden aan anderen of zwakke mensen en daarmee dienstbaar zijn aan een groter goed voor de samenleving. Dit is Jigoro Kano en jita kyoei in de kern. Loslaten kan een hoger doel nastreven en dan wordt de intentie vaak zelfs nobel. 

“Sutemi gaat niet over het opofferen van je leven, maar over het opofferen van de slechte dingen in je leven", zei Masaaki Hatsumi-Soke. Op die manier bekeken is sutemi een allegorie. Een afgeleide betekenis die over het letterlijke heen gaat naar een figuurlijke zin. Maar wel een levenstactiek en houding die de beoefenaar traint om gecontroleerder en sterker te worden. Zijn leven te winnen door schijnbaar te verliezen.