zondag 25 september 2016

Judoka met oranje band zijn vreselijk hard...

... om mee te trainen. Ik heb eens gehoord dat een ervaren sensei zei dat judoka met een oranje band "vreselijk zijn om mee te trainen". Ze hebben geen witte band meer, zijn geen beginners dus, maar ze hebben er wel plezier in dat ze al meer geleerd hebben dan die witte- en gele-banders in de rij achter hen. Ze zijn vaak wel stoer. Ze willen best vechten met judoka die groen of hoger zijn. Want ze willen zich kunnen bewijzen. Maar ze zijn veel gevaarlijker in de training dan iemand met een zwarte band. Want ze missen de fijne controle die een dangraadhouder wel geacht wordt te hebben, en ze snappen nog niet de impact van de technieken - en zoals ze eigenlijk bedoeld zijn.

Ik herken er wel iets van, ik zie regelmatig judoka met de 'nationale trots' om hun buik geknoopt en bij een paar jongere judoka in de groep die voor de onze trainden, heb ik inderdaad heel wat 'overmoedig geklungel' gezien. En ook in mijn eigen groep... heb ik de meest pijnlijke ervaringen niet gehad met de sterke danhouders, maar wel met een judoka met oranje (of groene) band. Omgekeerd werkt dat overigens ook zo. Afgelopen week had ik randori met een jonge judoka met een groene band, die niet goed snapte wanneer je moet opgeven. Eerst dacht ik dat hij in een verwurging bleef, zo laat wilde hij aftikken. Later had ik hem in tate shiho gatame die erg stevig zat, maar weer niet willen opgeven tot hij zich zo had vastgedraaid dat zijn nek serieus pijn deed. Hmmm erg vervelend, voor hem en voor mij want ik voel me toch opgelaten als anderen door te stoer gedrag pijn hebben.

Energie delen is sterker

Wat is het probleem? Het vraagt enig inzicht om te zien dat judo geen harde sport is, waarbij je je moet bewijzen door stoerheid of kracht. Het gaat om beheersing. Wie zo halverwege de kyu-graden is, heeft een basis van sommige technieken. Hij weet hoe ze werken en maakt niet meer de beginnersfouten van een 'aarzelende zachtheid': het gebrek aan power en snelheid. Maar wat is de clou van judo voor gevorderden? Is het niet dat ze donders goed weten dat ze met een techniek die ze toepassen iemand vreselijk pijn kunnen doen? Maar dat ze juist - omdat ze de hardheid van de technieken écht kennen - er in groeien om ze zacht en veilig toe te passen? Als degene met wie ze trainen dan ook maar soepel meedoet en geen domme dingen doet.

Anders gezegd: een worp uitvoeren zodat hij zit, kán op volle kracht slagen. Dat zal een oranje-bander graag proberen. Maar een échte gevorderde zal diezelfde worp technisch zó uitvoeren dat het hem niet zelf alle energie kost, én dat zijn uke veiliger valt. Want daarvoor heeft tori dan nog genoeg energie en hij gebruikt de energie van uke. En dat is dan perfectere controle. Voor beide judoka, want je moet het samen goed doen. Dat had ik laatst met een shodan met wie ik trainde. Ze zei naderhand: "wat werp jij lekker". Tsja, maar dat doet zij óók. Je hebt samen gevoel, controle en dan val je ook fijn. Toen ik afgelopen week met haar randori newaza deed, voelden we dus precies aan van elkaar waar de grens ligt, zonder overdreven stoer gedoe gewoon ophouden waar nodig.

Het hard en sterk uitvoeren is weliswaar soms een voorbereidende fase om te leren hoe het uiteindelijk moet. Een judoka moet namelijk leren welke krachten er gepaard gaan met judo. De oranje-bander zal waarschijnlijk denken dat het zijn eigen kracht is die de techniek maakt. Hij moet dat ervaren om te snappen wat power en snelheid betekenen in judo. Maar de zwarte-bander heeft geleerd hoe hij diezelfde hoeveelheid power en snelheid van die techniek déélt met zijn partner. De laatste kent de hardheid van het judo, maar maakt het zacht en flexibel door zijn gevoel bij de ander. Waardoor het niet zijn eigen kracht alleen is.


Het is goed dat er graden zijn, en goed dat er halverwege, zo rond oranje en groen, nog geen perfectie is. Dat zou te snel zijn. Judo is jarenlang werken, stap voor stap. En zelfs de hogere danhouder leert nog. Maar de essentie van het judo, het element van , het meegeven, het overnemen van energie, het soepele en het veilige, is zeldzaam bij judoka met een oranje band.  

En dan hebben we het nog niet eens over het mentale element. Want de hoogmoed dat je je moet bewijzen als je nog niet eens halverwege de kyu-graden bent... ach ja, de essentie van judo is wellicht eerder dat je de nederigheid hebt om je eigen zwakheden te kennen. De grootste overwinning beleven in de overwinning op jezelf. Wie dat kan, valt en rolt ook beter dan degene die zijn val nog niet wil nemen. In alle opzichten. 

Als je het zo bekijkt, is een oranje-bander een harde judoka, en een zwarte-bander een zachtmoedige. De laatste zal je vliegles kunnen geven en strak laten landen. Maar je komt beter terecht dan bij de eerste. Omdat de laatste geleerd heeft dat je grootste kracht je meegeven is met elkaar.

vrijdag 23 september 2016

Kuzushi (4) Jū en seiryoku zenyo

Jū ()

Jū wordt vooral effectief als kuzushi wordt toegepast.
"Jū" betekent: natuurlijk zijn,  of in andere woorden: de weg die natuurlijk is en in harmonie met de waarheid van het universum en die menselijke wezens moeten volgen. Judo is gefundeerd op de flexibele daden van lichaam en geest. Het woord flexibel betekent echter nooit zwakheid, maar meer iets als aanpassingsvermogen en geestelijke openheid. Zachtheid overwint altijd macht. Kyuzo Mifune
Het principe van   is de basis voor alle klassieke Budosporten. Wie handelt volgens het principe van is in staat altijd met de juiste kracht te reageren op een aanval. Het principe is: beweeglijkheid en flexibiliteit, zowel geestelijk als lichamelijk. Een judoka is zowel geestelijk als lichamelijk in staat zich aan te passen aan welke situatie dan ook.

Het principe van behelst twee dingen:
1) Meegeven. Het eerste principe van meegeven betekent, dat als een ander aanvalt, je die aanval niet tegengaat met dezelfde kracht of tegenstand. In relatie tot de energiestroom betekent het, dat je de energie opneemt en overneemt om hem te gebruiken tegen de ander. Op die manier wordt de energie van de aanval geneutraliseerd en omgezet in de energiestroom van de tegenaanval door jezelf. De energie die in de eigen (tegen)aanval wordt gestoken zal in normale gevallen niet veel groter zijn dan de opgevangen energie van de aanval door de ander.
2) Weerstand bieden indien nodig. Er zijn situaties waarbij de aanval van een ander niet kan worden overgenomen omdat zoiets rampzalig zou uitpakken. Dan moet er even tegenkracht worden ingezet. Maar dat is een zeer kort, afgebakend moment, wat alleen wordt toegepast als het niet anders kan. Meteen als die weerstand effect heeft gehad, wordt weer teruggeschakeld naar het meegeven.

Technieken waarbij het principe van worden toegepast noemt men ook wel 'zachte technieken' - waar ook de gebruikelijke uitleg van judo als de 'zachte weg' op teruggaat.
Aan de buitenkant is soms moeilijk om het onderscheid te maken tussen zachte en harde technieken. Het verschil zit hem ook niet in de techniek zelf, maar in de manier waarop deze wordt uitgevoerd. De norm voor zachtheid is: er wordt nooit meer kracht uitgeoefend dan strikt noodzakelijk.

Voorbeeld: tomoe-nage. Als uke (na heen-en-weer bewegen) tegen tori aanduwt, laat tori zich vallen, trekt hem over zich heen door zijn been onder het zwaartepunt van uke te zetten en hem te werpen. De duwbeweging kan dan rechtstreeks van uke komen (als actie) of na een duw door tori (als reactie). Maar het feit dat de kracht van uke komt, en hij daardoor uit balans raakt, maakt de toepassing een -techniek, zacht. Als tori uke op volle kracht over zich heentrekt,  zonder duw van uke, noemen we het geen zachte techniek meer.

Ander voorbeeld: tai-otoshi, zoals vorige week vernoemd. Als de techniek uitgaat van een mooie verrassingsaanval door tori en deze uke met volle kracht uit balans trekt vanuit de gewone rechte stand (wat de meesten doen bij tai-otoshi) is de techniek niet . Als het een gepaste reactie is op uke die zelf beweegt of reactie op een duw van tori, of een verkeerde beweging met zijn rechterbeen, dan is het wel een zachte techniek. (Zie ook: Wilfried Visser: "The Role of Unbalancing in Judo Class", paragraaf 6.4.  )

Nog een ander voorbeeld, gezien tijdens een toernooi in Nederland, februari 2008: hikikomi-gaeshi. Tori valt aan, maar uke duikt onder zijn armen door, waarschijnlijk uit angst of om een morote-gari te proberen (die mocht toen nog!). Terwijl uke vooroverbuigt komt zijn rechtervoet los van de mat. Tori buigt over uke heen, duwt hem een héél klein beetje verder naar beneden en pakt diens band. Uke staat nu op zijn tenen, helemaal uit balans en over zijn meetkundig valpunt heen. Tori geeft een kleine korte ruk aan uke's band, tori laat zich vallen, uke tuimelt spontaan voorover en tori trekt met die beweging uke verder in een rol. Beloond met ippon. Als tori uke zonder diens eigen balansverstoring met deze techniek had willen pakken, was dat waarschijnlijk niet gelukt, maar ook niet geweest. Want dan was de kracht bij de ruk aan de band te groot geweest, en dus een harde techniek.

Het principe van jū is in relatie tot kuzushi :
  • Natuurlijkheid = seiryoku zenyo: zo min mogelijk spierenergie, en zoveel mogelijk inspelen op de werking van de natuurwetten. Denk aan het citaat van Mifune: judo is in overeenstemming met de waarheid van het universum. Wie dat voelt en toepast doet aan jū-do.
  • Openheid: aanvoelen wat er gebeurt bij de ander en daarin meebewegen. Goed voelen en waarnemen en daarop inspelen. Het principe: "Duw als er aan u getrokken wordt en trek als u geduwd wordt." Dat schept bij de ander kuzushi, op basis van diens eigen kracht/beweging.
  • Zachtheid: wie veel kracht toepast, verstrakt de spieren en verraadt zichzelf  - en raakt dus eerder uit balans. Wie zich beheerst in kracht, voelt meer wat de ander doet en werkt energiezuiniger - en houdt bovendien nog genoeg reserve voor vervolgtechniek.
  • Flexibiliteit: wie soepel in balans is, kan zich snel bewegen als de ander of hijzelf uit balans raakt: soepel aanvallen én verdedigen! Denk aan Kyuzo Mifune zelf: hij was naar men zegt tijdens randori ongrijpbaar omdat hij zo flexibel was als een spook! Wie flexibel aanvalt, vecht niet alleen met domme kracht, maar vooral met soepel inspelen op de beweging van de ander. Wie flexibel is, raakt bovendien minder snel zelf uit balans omdat balans soepel kan worden hersteld. Een star lichaam verliest snel de verticale lijn: hij valt als een plank. 
Daigaku Judo Dojo (MT USA) zegt: "Jū en kuzushi zijn niet hetzelfde. Jū is een strategie. Kuzushi is een tactiek."
Dat kunnen we nu begrijpen. Wie tactisch gebruik maakt van kuzushi, hoeft nooit overdreven veel energie of kracht te gebruiken. De beweging en impuls is afgemeten, maar minimaal, omdat de werking van de natuurwetten zoveel werk uit handen neemt. Dat strategische inzicht () en die praktische toepassing (kuzushi) is de essentie van seiryoku zenyo in judo.


Seiryoku zenyo: zwaardere judoka werpen

Laten we aannemen dat ik een tegenstander heb die kracht heeft met de waarde 10. Ik heb zelf tegenover hem slechts kracht met de waarde 7. Als mijn tegenstander mij slaat met al zijn energie, zou daaruit volgen dat als ik weerstand biedt zal worden overwonnen, zelfs als ik al mijn kracht inzet. Als ik echter geen weerstand bied aan mijn krachtige tegenstander en ik me aanpas aan zijn energie en terugtrek, zal hij voorover vallen door de kracht van zijn eigen aanval. Zijn kracht van 10 zal niet veel meer zijn dan een kracht van 3 en hij zal struikelen en zijn balans verliezen. Ik zal niet uit balans worden getrokken en kan wegstappen, mijn positie bewaren en mijn originele kracht van 7 hernemen.
Kort gezegd: je zult verliezen als je een sterkere tegenstander weerstand biedt, terwijl aanpassing aan- en wegduiken voor zijn aanval zal leiden tot het verlies van zijn balans. Zijn kracht zal verminderen en je zult hem verslaan. Dit kun je toepassen op om het even welke krachtsverhoudingen. Daarom kunnen zwakkere tegenstanders in staat zijn om beduidend sterkere tegenstanders te verslaan. Dat is de theorie van jū yoku go o seisu.
(Jigoro Kano, Mind over muscle p.39-40)

Kuzushi maakt het mogelijk om - gebruik makend van de natuurwetten - veel zwaardere judoka te werpen dan volgens normale energie-verhoudingen mogelijk zou zijn.

Op loutere spierkracht kan een judoka nooit winnen van een zwaardere tegenstander. Ook dat is een wet van Newton (de tweede): beweging wordt gestuurd door snelle kilogrammen (impuls). Maar ook de derde wet van actie/reactie. Denk maar aan boksen: de vuist van iemand van 100 kilo verbrijzelt iemand van 50 kilo bij een zware maagstoot. Omgekeerd doet de vuist van iemand van 50 kilo niet veel bij iemand van 100 kilo. De kracht die wordt uitgeoefend is namelijk de optelsom van snelheid en massa/gewicht. Maar het is niet alleen een kwestie van actieve kracht, maar ook van reactieve. De kracht komt aan op een lichaam dat niet vergelijkbaar is qua massa. Als de vuist met 100 kilo tegen 50 kilo knalt, wordt 50 kilo gelanceerd omdat de reactie slechts de halve kracht is van de actie. Omgekeerd verzwikt de bokser van 50 kilo zijn vuist als zijn actie de reactie krijgt van 100 kilo tegenmassa.

Voorbeeld: zo is het ook bij aanrijdingen van auto's. Twee Suzuki Alto's die botsen met 50 km/u, kreukelen ongeveer gelijk. Als die Alto echter tegen een zware vrachtwagen aanrijdt met dezelfde snelheden, blijft er van de Alto (en van de bestuurder) niets over, terwijl de vrachtwagen mogelijk alleen lakschade heeft. Kracht is niet alleen snelheid, maar vooral gewicht en de natuurkundige reactie van het object waar het mee in aanraking komt.

Zo is het ook in judo. Een zwaardere judoka duwt een lichtere zó omver. Of smijt hem gemakkelijk over de tatami. Tenzij... de zwaardere wordt verhinderd zijn massa in te zetten omdat de massa na kuzushi prooi wordt van de zwaartekracht en de wetmatigheden rond zijn zwaartepunt. In dat geval kan hij zijn spierkracht en massa wel hébben, maar niet optimaal meer benutten. Een bokser kan ook niet effectief stoten als hij op één been staat - de kracht komt immers ook uit zijn voeten. Een zware judoka die uit balans is, heeft veel last van zijn gewicht. Gewicht is een nadeel voor het corrigeren van de verhouding tot je zwaartepunt. Want hoe meer kilo's er boven het zwaartepunt gaan uitsteken, hoe harder de zwaartekracht er aan gaat trekken. De wet van de zwaartekracht leert bovendien dat er veel meer energie nodig is om zwaardere voorwerpen te verplaatsen dan lichtere. Een zware judoka die zijn voeten moet verplaatsen, moet daar veel meer energie in stoppen. Als hij uit balans raakt, moet hij veel meer investeren om zich te corrigeren. *(ik kan er over meepraten trouwens...)

Als een zwaardere judoka dus loskomt van de grond bij een stap of beweging, is hij kwetsbaarder voor kuzushi dan iemand die lichter is, zeker als de gewichtsverhoudingen niet gelijk zijn. Wie dat doorheeft, neemt bij een zwaardere tegenstander het initiatief nét op het moment dat hij zich kwetsbaar maakt op de voeten en uit balans raakt. Dan is wel behoorlijk wat kracht vereist, maar dat is geen punt. Judoka zijn weliswaar niet overdreven sterk, maar ook niet slap. Judotechniek en kracht (impuls) betekenen altijd: kort en hevig. Bij een worp wordt even de maximale kracht uitegoefend - en omdat die kracht dan zo groot is, kan zelfs een zwaar lichaam er met een behoorlijke snelheid door in beweging worden gezet. Als de balans van de zwaardere bovendien niet optimaal (meer) is, is zijn massaverdeling verstoord en werken de wetten van gewicht en snelheid niet meer in zijn voordeel. Er is dan nog wel massa, maar geen adequate (tegen)beweging - omdat de beweging niet gevoed wordt vanuit de balans in de basis. De oude Chinese gevechtskunst Taiji kent daarom zelfs het principe dat massa in beweging gewichtloos kan lijken.

Dat is dus de kern van de natuurkundige judowet van kuzushi - met minder kracht toch werpen! Dan is een kleine duw tegen een zwaar bovenlichaam of een sublieme worp met hefboomeffect voldoende. De ander kan vanwege zijn onbalans niet meer een gewichtige tegenreactie geven, zijn zware lichaam wordt snel door de aarde aangetrokken en zijn ondergang is compleet.

Voorbeeld: wederom tai-otoshi. Uke is 80 kilo, Tori  65 kilo. Uke wordt hard naar rechtsvoor getrokken en beweegt dus met de volle 80 kilo vooruit. Hij ontmoet bij tori maar 65 kilo reactiekracht, dus zijn snelheid wordt niet volledig geremd. Daardoor wordt zijn balans extra verstoord. Tori hoeft dus niet zijn (ontoereikende) kracht te benutten om uke uit balans te trekken. Het verschil van 15 kilo lichaamsgewicht krijgt tori van uke cadeau bij diens balansverstorende duw, zeker als uke meer dan 15 kilo 'geeft'. Maar hij 'trekt' wel met de volle 65 eigen kilo's met de zware beweging van uke mee, zorgend dat hij zelf niet uit balans raakt door het 'overwicht' van uke's duw. We noemen dat 'trekken', maar in feite is het meer mee-geven met de kracht van uke! Effectief heeft tori dus zijn eigen 65 kilo + de 15-kilo-plus van uke's beweging. Daarom kan hij nu de 80 kilo van uke werpen. Daarbij moet tori het ook hebben van zijn flexibliteit en zijn eigen snelheid, waarbij zijn lichtere gewicht in zijn voordeel is. Uke valt effectief omdat zijn relatief-hogere snelheid onder zijn zwaartepunt wordt geblokkeerd door tori's been. Hij duikelt over zijn zwaartepunt en kan zich door zijn grotere gewicht moeilijk overeind houden.

Het lijkt een simpel rekensommetje in het voorbeeld van deze tai-otoshi. Er is natuurlijk wel iets op te zeggen want de beweging maakt ook de massa anders - die verplaatst zich. Maar in theorie klopt het en sommige dingen moet je simpel houden om het principe te begrijpen. De natuurkundigen maken er maar een betere som van, met alle formules, en de onbekende component van de beweging.

Volgens Jigoro Kano is kuzushi daarom het tactisch principe om judo te doen ondanks grotere gewichtsverschillen. Seiryoku gebruiken zonder grote spierkracht is de enige goede manier om judo te doen. Sterke judoka hebben namelijk niets meer aan hun kracht als ze hun balans niet optimaal weten te houden.
Als je energie verstandig laat werken, kun je iemand die veel meer kracht heeft bij wijze van spreken met één vinger tegen de grond krijgen. Als zijn balans slecht is en hij ontspannen is, zal hij vallen, ongeacht van welke kant je hem duwt. Als hij al zijn energie gebruikt om voorwaarts te bewegen, kun je die kracht niet weerstaan en terugduwen. Maar als je duwt of trekt in de richting van zijn kracht zal dat er toe leiden dat zijn balans wordt gebroken en op dat moment kun je hem verslaan. Zelfs als je tegenstander twee of drie keer zo sterk is – als je op precies op het moment dat hij uit balans is je beweging inzet, kun je hem gemakkelijk werpen door iets eenvoudigs als hem te laten struikelen.
(Jigoro Kano, Mind over Muscle p. 44-45)

** Einde van deze serie

zondag 18 september 2016

Shin Gi Tai Ichi” 心技体一 en de leer van Jigoro Kano

Japans

Shin Gi Tai Ichi 心技体一 is een spreuk die je veel hoort in karate-kringen. Het betekent: "Geest, techniek en lichaam zijn één".  Er zijn ook Japanners die meer filosofisch zeggen: 身技体一致, maar het kanji voor Shin, 身 (niet 心) betekent dan 'lichaam'. Wat is dan het verschil tussen Shin 身 en tai 体? De echte japanoloog mag het aanvullen. Wat ik er van snap is dit shin 身 meer verwant met het eerdere kanji 心 dan men zou denken, want het gaat niet over het puur fysieke, maar meer het persoonlijke. En zo is het dan toch juist iets wat de eenheid uitdrukt van geest en lichaam die in de techniek samenkomt. Ichi suru of itchi (一致) betekent: "éénmaken, harmoniseren". Waar een component van de menselijke wil in besloten ligt.

Kano en Tomiki

Jigoro Kano kende deze manier van Japans denken ook. Toch zeggen critici van Kano al vanaf de tijd van het ontstaan van het judo, dat Kano in zijn omvormen van het jujutsu te veel nadruk ging leggen op de morele en opvoedingscomponenten van het judo. Terwijl de balans van lichaam, geest en techniek een hele delicate is. 
Een van deze critici op Kano was Kenji Tomiki (富木 謙治) (1900-1979), een wat controversiële man die judo en aikido combineerde en ook het competitief aikido introduceerde. Zoals hij kritiek had op het 'zweverige' geestelijke in het aikido (wat tot een breuk leidde met de oprichter Morihei Ueshiba) had hij het ook op het dominante opvoedende in het judo. 

Op zich heeft Tomiki een punt. Want Kano stelt bij zijn beschrijving van de drie niveau's van het judo (fysiek/intellectueel/moreel) het lichamelijke onderaan de ladder, en beschouwt het judo als een weg naar boven waar uiteindelijk het morele stadium wacht:
"We hebben nu vastgesteld wat de drie aspecten van judo zijn: training voor de verdediging tegen een aanval; cultivering van geest en lichaam, en je energie optimaal gebruiken. We hebben ook vastgesteld dat het hoogste doel van judo is: de vervolmaking van de eigen persoon, met als hoogste doel de perfectie van de samenleving. Om het duidelijk te maken: We plaatsen het eerste – de training om je tegen een aanval te verdedigen – onderaan, en we noemen dat: judo op het laagste niveau. Laten we de training en cultivering, wat bijproducten zijn van de training voor de verdediging tegen een aanval, judo op midden-niveau noemen. De studie hoe iemand zijn energie ten dienste kan stellen van de samenleving noemen we judo op het hoogste niveau.
Als we judo verdelen over deze drie niveau's, kunnen we zien dat dit niet beperkt is tot de training voor het gevecht in de dojo, en zelfs als je je lichaam traint en je geest verfijnt – als je niet een niveau hoger gaat, kun je niet bijdragen aan de samenleving. Het maakt niet uit wat voor een geweldig persoon je bent, hoe superieur je intelligentie, of hoe sterk je lichaam, als je doodgaat zonder iets bereikt te hebben, geldt het spreekwoord: "een schat die je niet hebt gebruikt, heb je weggegooid." Je kunt dan wel zeggen dat je jezelf hebt vervolmaakt, maar je kunt niet zeggen dat je hebt bijgedragen aan de samenleving. Ik zeg met aandrang dat allen die aan judo doen, erkennen dat het bestaat uit deze drie niveau's, en om te trainen zonder het ene of andere aspect te verwaarlozen." [Jigoro Kano: Mind over Muscle, blz. 94-96]
Kenji Tomiki meende dat Kano’s defini­tie van het judo te eenzijdig was op het punt van michi (道 do, de weg/de humaniteit) of het geestelijke aspect) en niet de jutsu (kunst/techniek) op de voorgrond stonden en dus Shin Gi Tai Ichi 心技体一 werd vestoord. Tomiki zei dat de michi de intentie moest zijn waarmee de judoka iets deed en dat het wel degelijk het fundament moest zijn om de levensvisie of het gevoel voor het doel. Maar aan de andere kant, zei Tomiki, “We moeten zowel jutsu als michi bestuderen om de essentie van het judo te vinden.” 

In onze tijd is de situatie echter precies omgekeerd. Tomiki zou bij het moderne judo misschien wel zeggen dat er te veel nadruk is op de jutsu (techniek) en vooral het wedstrijdelement. Kano liet de balans wellicht te veel naar het opvoedende doorslaan, maar tegenwoordig is het gevechtselement zeker doorgeslagen in veel judoclubs. Net als in bonden en organisaties als IJF en EJU. Samen met de overheadkosten gaat 99% van middelen en energie naar wedstrijden, en of er 1% wordt gedaan aan principes, opvoeding en moraal, is nog maar de vraag. Veel verder dan wat posters, websites en folders komt het meestal niet...

Op zich is het voor ons allemaal een kwestie van balans om de verschillende elementen van het judo bij elkaar te houden. Geen eenzijdigheden. Dat betekent dat we zeker ook niet alleen wedstrijden of techniektraining moeten benadrukken, maar ook een menselijke en morele weg. Maar ook omgekeerd: judo niet verengen tot een systeem van zweverige waarden en wereldverbetering en op de mat niks doen. Want de training op de mat wil ons toch helpen om mensen te worden die het verschil willen maken in hun omgeving, en omgekeerd werkt het net zo. Dat is Shin Gi Tai Ichi 心技体一.

Vgl. Tomiki, K: The Essence of judo: Master Kano’s view of Judo and its Practice. (1977). In Budo-ron. Taishukan: Tokyo, 1992: 180–181. Vgl. Archives of Budo, Vol 8, 2012. 

Andere disciplines kennen dezelfde principes: 

zaterdag 17 september 2016

Het leven is niet eerlijk en toch moeten we doorgaan

Sommige mensen kunnen er niet tegen dat het leven 'oneerlijk' is. We worden grootgebracht met de idealen van de Franse Revolutie en dus zijn 'vrijheid, gelijkheid en broederschap' nog steeds levensleuzen van de elite en de gewone mens.

Nu wil ik daar niets van afdoen. Vrijheid en broederschap gaan er bij mij zeker in. Dat de republiek van 1789 al snel ontaardde in een niets-ontziende dictatuur van Napoleon en de zijnen, willen we liever niet weten, maar vrijheid is en blijft in onze wereld vaak meer een leus dan een werkelijkheid. Toch moeten we blijven strijden voor vrijheid en niet alleen op 5 mei of de dag ervoor met een minuut stilte. Zeker judoka hebben daarin een missie.

Mijn grootste punt van zorg zit hem in de gelijkheid. Mensen denken dat je eerlijk met elkaar omgaat als je elkaar volstrekt gelijk behandelt. De politiek denkt dat het hoofdprobleem met bijvoorbeeld racisme en sociale integratie de 'ongelijkheid' is. Als we allemaal maar meer gelijk worden, is er geen discriminatie meer. Inderdaad, maar ook geen individualiteit. Want individualiteit en gelijkheid zijn onverenigbare grootheden. We willen helemaal niet gelijk worden behandeld, maar met persoonlijke aandacht. Geen eenheidsworst. Niet dan?

Het leven is niet eerlijk. Vechten is niet eerlijk.
Goede mensen winnen niet altijd.
Maar klap nooit dicht om het goede te doen.
Behoud je integriteit door alles heen.
Het leven biedt mensen dan ook geen gelijke kansen, maar individuele kansen. Gelijkheid als ideaal klinkt beter dan het is. We willen helemaal niet gelijk zijn aan anderen, we willen onszelf kunnen zijn, zonder dwang. Vrijheid is per definitie het recht om niet gelijk te zijn aan anderen. Het communisme dacht de arbeiders te 'bevrijden' door de gelijkheid in te voeren over de lijken van miljoenen mensen heen.

We moeten er dus mee leren leven dat het leven niet eerlijk is in de zin van gelijkheid en dat is maar goed ook denk ik. 

Toegepast op judo

Zo doen we ook aan judo. Elke judoka heeft zijn eigen lichaam, zijn eigen gaven en talenten voor bepaalde technieken. Randori is de beste manier om die individualiteit als gevechtsspel met elkaar te delen. En wisselen van partners, want je leert van het verschil tussen jou en anderen. Wat zou judo een ramp zijn als iedere judoka gelijk zou zijn. Wél dragen we allemaal hetzelfde judogi. We hoeven de ongelijkheid niet te overdrijven door ook nog eens allemaal een ander pakje aan te trekken.

Zo is ook een judowedstrijd niet eerlijk in termen van gelijkheid. In de eerste plaats al omdat er gewoon verschil is tussen het niveau van judoka, en in de tweede plaats omdat niet elke scheidsrechter gelijk oordeelt. En zo komt het dus dat heel vaak niet de beste wint, maar de sluwste, of degene die de scheidsrechter met zijn trukendoos om de tuin weet te leiden. Ik schreef vorige week dat judo geen schaken is. Je moet wat eelt op je ziel kweken anders hakt het oneerlijke verlies er deuken in.

Wat judoka en mensen in de MMA-wereld (waar het plaatje vandaan komt) dan niet moeten doen is: de moed opgeven. Het judo is een manier om twee ongelijke mensen als partners (broederschap) te laten samenwerken, en waarbij winst en verlies geen oordeel inhouden over iemands persoon of kwaliteit, maar alleen een les willen zijn om te groeien. Je bent niet minder of slecht, als je op je rug gaat. Ongelijkheid is geen ramp en zelfs oneerlijkheid niet, hoe vreemd dat ook kan voelen. 

Oneerlijkheid kan wel een morele component bevatten. Als mensen de een voor de ander gaan stellen met vals spel. Of als mensen met doping, omkoperij, vleierij of vuile trucs gaan winnen. Het is immoreel want het maakt de bestaande ongelijkheid tussen de judoka nog groter. En dat voelt zo vals. 

Judo als morele opvoeding wil daar dan boven gaan staan. Hoewel men er in het Japan van begin 20e eeuw niet vies van was om vuile spelletjes te spelen, leren we judoka om eerlijk te zijn in het spel. En wat er ook gebeurt: je blijft integer. Met vuile handen heb je geen goede pakking en wie bedriegt, kan geen partner zijn. 

Daarom. Het leven is enorm oneerlijk. Het kan ook niet echt eerlijk worden want geen mens is gelijk en wie het wil doorduwen, bedriegt zichzelf. Neem het zoals het is. Laat je niet klein maken door mensen die daarbij ook nog vals spel spelen. Blijf rustig. Blijf jezelf. Behoud je waardigheid te allen tijde. We moeten doorgaan, ook als het soms niet alleen leuk is.

vrijdag 16 september 2016

Kuzushi (3) seiryoku zenyo en nagewaza

Toepassing kuzushi en seiryoku zenyo in nagewaza

Kuzushi : in één van de acht richtingen waarin het menselijk lichaam globaal kan bewegen, verliest de judoka de eerder genoemde verticale lijn van voetdriehoek naar het zwaartepunt en wordt prooi van de natuurwetten.

Seiryoku zenyo is dan: de natuurwetten doen hun werk al, waardoor de judoka niet al zijn energie hoeft te gebruiken. De beginnende valbeweging van de ander doet de meeste arbeid. Er is zelfs een meetbaar moment waarop geen enkele energie meer hoeft te worden geïnvesteerd en de ander reddeloos uit balans is.
Kumi-kata: de ander aanvoelen in zijn beweging, waarna meebewegen en/of actief kracht uitoefenen op het bovenlichaam. Balansverstoring scheppen of overnemen tijdens kumi-kata is: zorgen dat de beweging van het bovenlichaam zodanig is, dat de lijn vanuit de voeten naar het zwaartepunt van richting verandert.

Seiryoku zenyo is dan: tijdens kumi-kata vooral reactief zijn op de kracht van de ander (meegeven/meebewegen), oog hebben voor de (val)beweging die vanuit de natuur reeds is ingezet, en de kantelbeweging over het gewichtszwaartepunt heen stimuleren met de kracht van de ander (hem zichzelf laten kantelen).

Nagewaza : gebruik makend van de balansverstoring van de ander een techniek toepassen die de wetmatigheid van beweging en zwaartekracht versterkt of uitlokt - de juiste werptechniek in relatie tot de geconstateerde balansverstoring. Regel: eerst kuzushi en pas dán worpinzet - ofwel: nooit werpen zonder vooraf balansverstoring!

Seiryoku zenyo is dan: bij de techniek optimaal gebruik maken van het zwaartepunt in jezelf en de ander, zodat je de natuurlijke kantelbeweging van het lichaam gebruikt - en het hefboomeffect. Techniek gebruiken overeenkomstig de eerste wet van Newton (zie hieronder). Er is een moment in de worp waarbij geen eigen energie meer hoeft te worden geïnvesteerd en de val door de zwaartekracht vanzelf gaat. De enige energie die je dan nog nodig hebt is: zorgen dat jij en de ander verantwoord op de grond komen.

Kuzushi: duw als er aan je getrokken wordt, trek als je geduwd wordt.
Techniek: val voorwaarts aan als er aan je getrokken wordt, val aan en draai in (tai sabaki) als je geduwd wordt.
"Je moet een worp alleen proberen in dezelfde richting waarin de balans van de tegenstander op dat moment verstoord is." Jigoro Kano, Judo Memoirs, p. 36.


Toepassing van de eerste wet van Newton op kuzushi en nagewaza

De wet van de traagheid (eerste wet) is dat lichamen traag zijn (of inert): ze willen hun bestaande bewegingstoestand behouden. Ze zijn óf in rust, óf bewegen met een constante snelheid voort. De snelheid wordt afgeremd door wrijving met de lucht, of de confrontatie met een object, afhankelijk van de weerstand van de vorm. Denk aan een bal die geworpen wordt, die aerodynamisch verder vliegt, soms vele meters ver.

Bij kuzushi en nagewaza is met name het principe van continue snelheid van enorm belang. Een judoka die aanvalt of met balansverstoring in beweging is, beweegt zich met een bepaalde snelheid voort. Die snelheid hoeft niet groot te zijn - liever niet, dan gebeuren er ongelukken. Als er maar snelheid is. Het lichaam wil van nature die matige snelheid voortzetten.
Daarom is gebruikmaken van het principe van kuzushi zo energiezuinig: de natuurwetten - in dit geval de eerste wet - doen hun werk al uitstekend. Als er eenmaal beweging is, beweegt het lichaam verder in de ingeslagen richting als het onderweg geen weerstand ontmoet. Bij kuzushi is precies de bedoeling dat het lichaam gewoon verder omvalt in de richting van de gewenste techniek.

Als je okuri ashi barai doet met het bekende 'pushen' uit het nage no kata, zie je perfect hoe dat werkt met snelheid en balans, als de tori zijn snelheid aanpast bij het uitvoeren van de techniek en uke als het ware over zijn snelheid doorglijdt, als een vliegtuig van de baan.

Nagewaza past deze wet toe in een techniek die het lichaam van de ander laat vallen over de snelheid van de beweging, door het lichaam te vertragen of te blokkeren - door er een deel van het eigen lichaam tussen te plaatsen. Denk aan het volgende voorbeeld:

Denk bij de wet van de snelheid aan het voorbeeld van een stadsbus. Iemand die staat in de bus, moet zich vasthouden. Waarom? Als de bus snel optrekt, schiet je naar achteren; als de bus flink remt, schiet je naar voren. De eerste wet van Newton is: het lichaam beweegt zich met de snelheid van de bus mee. Als die bus zijn snelheid verandert, kan het lichaam dat niet meteen bijbenen en verliest zijn balans - en valt. Het lijkt alsof je struikelt over de snelheidsverandering van de bus. Zo is het ook met losse troep in de auto: als je remt, vliegen die naar voren tegen de voorruit.

Als iemand uit balans raakt en met een zekere snelheid in beweging komt in een zekere richting, is techniek als de rem van de bus.

Voorbeeld 

Uke wordt naar rechtsvoor (migi-no-maesumi) getrokken. Dan steekt tori zijn been voor uke's rechterbeen. Tai-otoshi. Uke valt effectief omdat zijn relatieve snelheid onder zijn zwaartepunt wordt geremd/geblokkeerd door tori's been. Hij duikelt zo over zijn zwaartepunt. Daarom is tai-otoshi effectief met de beentechniek en mag je tai-otoshi een 'struikelworp' noemen, al weten we allemaal dat de balansverstoring en snelheid door de tsurite en hikite-beweging van de armen en het hele lichaam komt. Hiza guruma en sasae tsurikomi ashi werken ook zo.

Waarom is tai-otoshi zo'n worp waarbij het principe van seiryoku zenyo optimaal wordt toegepast? Tori trekt uke met zijn armen enorm uit balans. Uke gaat overhelllen en wordt onderhevig aan de zwaartekracht. Tori trekt/draait met enige kracht verder in dezelfde richting (meebewegen). Dat is de enige inspanning die nodig is! Gewoonlijk gebeurt de eerste impuls en de vervolgimpuls in één beweging, waarbij de kracht wordt gedoseerd (als het goed is). Uke beweegt daardoor met een zekere snelheid. Het been van tori remt/blokkeert de beweging, waardoor uke doorschiet over zijn zwaartepunt. Als uke over het kantelpunt is, doet de zwaartekracht de rest (triangulatie). Het enige wat tori perfect moet beheersen is: de juiste kracht van tsurite en hikite-beweging, de snelle en juiste reactie op uke's balansverstoring, en het been op de juiste plaats zetten. Dat is de techniek - lijkt simpel maar is moeilijk genoeg. Maar je hoeft er dus geen krachtpatser voor te zijn, alleen slim. De benodigde energie is voor een heel stuk pure natuurwet !

Soms is tai-otoshi dus nóg ´energiezuiniger´ en dus beter (jū, zie hieronder), als uke zichzélf kuzushi heeft gemaakt, gewoon door een stap naar voren, of bijvoorbeeld door een mislukte aanval of na een verkeerde beweging. Als vervolgtechniek kan tori tai-otoshi toepassen op elke balansverstoring van uke naar rechtsvoor. Dan hoeft tori's tsurite en hikite-beweging minder krachtig te zijn.
Als je tegenstander op een ontspannen manier staat of een beetje voorover leunt, pas je je aan aan die stabiele stand, en duw je je heup diep tegen hem aan, leg je je hand op de heup van je tegenstander en trek je hem in jouw richting. Je heup wordt zo een steunpunt. Vervolgens beweegt het gewicht van je tegenstander boven zijn heup in de richting van jouw steunpunt en het gewicht onder zijn heup trekt zich terug. Als dat gewicht eenmaal over je heup is, draai even met je heup of trek aan zijn mouw en ongeacht hoe groot je tegenstander is – hij zal worden geworpen.
(Jigoro Kano, Mind over Muscle, p.42)
Als iemand een gedetailleerde vergelijkende studie zou maken tussen traditioneel jujutsu en Kodokan judo, worden de grote verschillen tussen beide systemen meteen duidelijk. Bijvoorbeeld, sommige jujutsu-meesters hebben beweerd dat er veel meer been- en heupworpen in het Kodokan judo repertoire zijn, dan in de meeste traditionele jujutsu-stijlen. Het essentiele punt van verschil is echter, vooral de manier waarop de balans van de tegenstander wordt aangepakt. Deze taktieken zijn uniek voor Kodokan judo. Ongeachte welke techniek wordt toegepast, alleen nadat de balans van de tegenstander met succes is verstoord, kan iemand een aanval doorzetten.
(Jigoro Kano, Judo Memoirs, p. 37)

Wordt vervolgd.

zondag 11 september 2016

De voordelen van judo - door Dave Lowry

Vandaag de integrale vertaling van een artikel van de al vaak aangehaalde Dave Lowry, waarin hij het klassieke judo de hemel in prijst.
Judo is tegenwoordig niet meer hetzelfde als het 30-40 jaar geleden* was.  Ten prooi gevallen aan de mogelijk onvermijdelijke gedaante van de competitiesport, is het nu - enkele uitzonderingen daargelaten - niet veel meer dan een matig-effectieve vorm van worstelen. Enthousiastelingen die na het eerste ontstaan naar deze budovorm kwamen, zouden kunnen weten welke kwaliteiten het eens te bieden had... en nog steeds zou kunnen bieden. Zij zouden geïnspireerd kunnen worden om het te volgen, als ze een van de zeldzame plaatsen zouden vinden waar het nog wordt aangeboden zoals het hoort. Zeer waarschijnlijk zouden ze waardevolle inzichten opdoen hoe een kunst als judo hen basis-houdingen en -waarden zou kunnen bijbrengen die ze ver zou brengen in de andere kunsten die ze eventueel zouden willen beoefenen.
"Judoka hebben een zelfvertrouwen dat ik zelden heb waargenomen bij beoefenaars van andere martial arts," heb ik eens een gevorderde beoefenaar horen zeggen. "Dat is omdat judo een van de enige kunsten is die de beoefenaar echt laat zien wat hij wel en niet kan doen."
Kijk bijvoorbeeld naar het volgende. Een aikidoka kan kote gaeshi beheersen, een worp waarbij de pols wordt omgedraaid tot de ander wordt heengezonden met een vliegende beweging. Alleen werkt dat zo nooit. Kote gaeshi kan iemand prima werpen, alleen wel met een onzette pols, elleboog en schouder. Tenzij iemand goed geschoold is in aikido, kan niemand die vliegende val maken. Hij zal als een kermend hoopje op de grond komen, maar nooit in de richting waar de aikidoka hem zou willen hebben. De aikidoka kan dus nooit zijn techniek gebruiken tegen een echte tegenstander.
De karateka heeft dezelfde beperking. Hij kan 30 jaar lang hebben geoefend om achterwaarts te slaan, maar hij heeft die nooit losgelaten op een bewegend, menselijk doel, wat niet geslagen wil worden en ook terugslaat op hetzelfde moment.
Als je er over nadenkt, is de judoka uniek omdat hij zijn techniek met volle kracht en snelheid kan toepassen op een tegenstander die met dezelfde energie en bedoeling terugvecht. Als een judoka zijn partner gooit met harai goshi, dan weet hij dat zijn techniek werkt. Hij weet wat er met zijn tegenstander gebeurt tijdens de beweging, hoe hij valt en hoe dat voelt. Deze kennis voorziet hem van heel veel waarneming bij het close-up vechten en dat geeft een realistische kijk op wat je wel en niet kunt doen in een bepaalde situatie. Dat verklaart wellicht ook waarom mensen die al jaren geen judo meer doen omdat ze zijn overgestapt naar een andere kunst, in geval van een echte aanval instinctief weer teruggrijpen naar hun judo technieken.
Je kunt inbrengen dat judoka niet leren omgaan met klappen. Hij kan een halve eeuw judoën en nooit een dreun op zijn gezicht hebben gehad. Klopt. Maar van karateka kan hetzelfde worden gezegd. Als zij echte klappen krijgen, is dat bijna altijd per ongeluk. (...)
Critici merken ook op, dat Kano alle gevaarlijke elementen uit het jujutsu haalde toen hij judo bedacht. Daar is iets van waar. Het lijdt geen twijfel dat hij bepaalde klemmen, slagen en andere aspecten van het klassiek of modern jujutsu wegliet. We hebben het echter over de ervaring om iemand te controleren en fysiek te domineren als deze hetzelfde probeert te doen bij jou. Een onderdeel van het genie van Kano was, dat hij een kunst schiep met een behoorlijk breed spectrum aan realistische aanvallen en verdedigingen. Als je het correct doet, bevat judo een samenspel van aanval en verdediging welke van beide kanten enige kennis vereist van regels aan beide kanten, maar die ook een brede toepassing insluit van een meer of minder realistisch gevecht.
Het is ook interessant dat judoka zelden dat overdreven gevoel hebben dat hun kunst iets dodelijks in zich heeft, zoals karate. Of het geromantiseerde gevoel van aikidoka dat men zonder inspanning kan 'versmelten' met een aanval en die neutraliseren. Ik vermoed dat judoka een meer realistische indruk hebben van zichzelf en hun gevechtsmogelijkheden om de eenvoudige reden dat ze al zo vaak neergesmakt hebben of zijn, zo vaak gewurgd hebben of zijn, dat er weinig misverstanden over blijven over het hele verhaal. 
Het is zó jammer dat judo is afgezakt. Het is zó jammer dat veel jonge beoefenaars van martial arts niet meer in staat zijn een fundament te vinden in die weg, voordat ze gaan uitblinken in andere kunsten. Ik ben er zeker van, dat áls ze dat deden, veel beter toegerust waren met ervaring.
Ik kan me over het algemeen best vinden in dit lovende betoog van Lowry. Niets ten nadele van judo uiteraard. Maar... ik maak me sterk dat moderne vormen van jujutsu in het 'alledaagse' straatgevecht nóg iets beter zullen werken. Omdat ze meer werken met allround-aanvalsvormen. Wat Lowry vergeet, is dat judoka met hun pakking op een judopak, een basis hebben die óók niet overeenkomt met de praktijk van het straatgevecht. Ja. een harai goshi met pakking als in het nage-no-kata zal best werken bij een aanvallende vent in t-shirt en jeans. Maar een sodo-tsurikomi-goshi niet en zo kan ik er nog wel een paar bedenken. En de standaard-controle door tori is ook erg afhankelijk van een goed judogi. Dus... een mooi verhaal, waard om te delen en over na te denken. Maar helemaal zonder tegenwerping is het niet... en het idealiseren van de 'oorsprong' van het judo. Daar ben ik wel overheen inmiddels.


* artikel van december 2000 in Black Belt Magazine. Tel bij de genoemde jaren dus bijna 16 jaar op.

vrijdag 9 september 2016

Kuzushi (2) Balans en zwaartepunt

Balans in de voeten

Het balans-element is bij tachiwaza ogenschijnlijk vooral een kwestie van de stand van de voeten.  De voeten (meer uit elkaar of niet) vormen een driehoek, waarbij de voeten in een hoek van maximaal 90 graden staan. Je legt er geen lineaal langs, maar het zwaartepunt moet recht boven het meetkundig middelpunt van de driehoek liggen om balans te hebben. Dat wordt bedoeld met de 'verticale lijn' naar boven. Als de judoka in balans op zijn voeten staat, is de zwaartekrachtwerking ook alleen verticaal. Hij zal dus niet vallen.
In alle gevallen is de driehoek bepalend. Dat hoeft uiteraard geen vaste positie te betekenen. Als de voeten dichter bij elkaar staan is de driehoek kleiner en loopt de lijn bijna kaarsrecht langs de benen omhoog. Dat is zo bij de natuurlijke basishouding (shizen-hontai of shizentai migi/hidari). Als de voeten verder uit elkaar staan en de benen gespreid, wordt de driehoek groter, waardoor de lijn iets achter de judoka omhoog loopt. Van nature krommen de benen zich ook iets bij een bredere voetbasis. Precies goed, want met gestrekte benen wijdbeens staan is een verkrampte houding en geeft al snel onbalans naar achteren of voren. De gespreide stand (jigo-hontai of  jigotai migi/hidari) is de beste verdedigende houding.

Als een judoka zijn voeten beweegt of verplaatst, verschuiven de hoekpunten van de driehoek, en moet het zwaartepunt opnieuw in het midden komen. Als een judoka zich beweegt met zijn heupen, verschuift het zwaartepunt en moet het opnieuw in het midden komen. Als een judoka zich beweegt met zijn bovenlichaam, verschuift hij boven het zwaartepunt en moet hij zijn voeten opnieuw positioneren om weer met het zwaartepunt in het midden te komen. Elke beweging is dus in feite een afwisseling van balans-onbalans-balans en die wordt met name bepaald door de voetpositie.

In de praktijk beweegt een judoka 'natuurlijk' en voelt hij aan hoe hij de juiste balans kan vinden of herstellen. Ga er vooral niet bij nadenken als je beweegt...

Zolang de judoka beide voeten volledig op de grond heeft (in staande positie), is er nog gemakkelijk balansherstel mogelijk door het bovenlichaam te bewegen en het zwaartepunt opnieuw te centreren. Als de judoka op de hielen of tenen leunt, of één been los van de grond is, is dat herstel alleen mogelijk door weer stabiel te gaan staan. Pas als hij staat, vormt de voetpositie zich opnieuw, en kan de lijn naar het zwaartepunt opnieuw worden bepaald.

Sommige worpen waarbij tori langer dan normaal op één been moet blijven staan (harai-goshi, uchi-mata e.d.) leiden er vaak toe dat tori na het welslagen van de worp zelf ook komt te vallen. Bij veel worpen is dat in wedstrijdverband ook prima om door te kunnen gaan op de grond. De vraag of de controle door tori in stand blijft zo, en of zo'n worp dus een ippon waard zou zijn, is een andere. Het vraagt wel heel veel souplesse om op één been te staan, én de juiste kracht te zetten met de armen en een been, én na de worp weer snel terug te komen in de juiste voetpositie... De grote meesters kunnen dat, maar veel doorsnee-judoka zijn dan niet zo evenwichtig. En dan speelt er nog iets.

Balans in het bovenlichaam

Er is een nog andere berekening van toepassing op kuzushi en de zwaartekrachtwerking, die door sommigen  'triangulatie' wordt genoemd. Het is een wat excentrieke theorie, maar het lijkt geen onzin. Het bovenlichaam van de judoka kan vrij bewegen, tijdens de pakking of in de verdediging. De vraag is: wanneer raakt de judoka uit balans en krijgt de zwaartekracht vat op het bovenlichaam? Is te berekenen wanneer het bovenlichaam zijn balans verliest?
De theorie van triangulatie zegt: ja, dat kun je berekenen. Het komt hierop neer: er is vanaf de kniehoogte ten opzichte van de grond een gelijkbenige driehoek te maken naar een zeker punt in één van de kuzushi-richtingen. Dat punt ligt dus, afhankelijk van de lengte van de benen, op een bepaalde afstand - namelijk dezelfde afstand als die van het knieën tot de grond. Als het bovenlichaam qua massa (de schouders) over dat punt heen is, is het onherroepelijk uit balans en valt per se. Als de judoka nog vóór dat punt werkt aan balansherstel, kan dat nog kans van slagen hebben. Bij elke poging om de ander te werpen, probeert tori uke over dat punt te krijgen. Het principe van triangulatie wordt door judoka instinctief toegepast, zowel in aanval als verdediging, maar lijkt dus ook wiskundig meetbaar. (N.B. hoe exact-wetenschappelijk dit is, moet met een korrel zout worden genomen. Bij een statisch voorwerp of een computermodel kan men dit gemakkelijk berekenen, maar een bewegend levend persoon, is net even anders.)

De reden waarom judoka zelf nogal eens vallen als ze bijvoorbeeld een succesvolle uchi-mata hebben toegepast, is dus ook omdat ze zó diep met duiken tijdens het werpen, dat ze met hun bovenlichaam over hun 'triangulatiepunt' heen raken. De betere judoka werpt, maar blijft ook voor zijn triangulatiepunt, zodat hij zich weer kan oprichten.
Als kuzushi het lichamelijke aspect is van balansverstoring, is triangulatie de wiskundige formule die we gebruiken om vast te stellen welke afstand nodig is om die balans te breken. (Gary Moro, Yachigusa-Ryu)
Shikaku 死角 is een ander begrip wat hiermee samenhangt. Het betekent letterlijk: een "dode hoek". Als een judoka in een bepaalde richting uit balans is, heeft hij een moment waarop hij zichzelf niet kan herstellen en onherroepelijk valt. Dat is een bepaalde positie, een combinatie van voeten en stand van het hele lichaam.

Kuzushi en de lijn naar het zwaartepunt

Kuzushi kan globaal in acht vastomschreven richtingen ontstaan, maar in feite vormt het zwaartepunt ook het midden van een cirkel en kan er natuurlijk in 360 graden kuzushi ontstaan. Dat is eigen aan de exacte centrumfunctie van het zwaartepunt.

Als een judoka beweegt, verschuiven de allesbepalende verhoudingen tussen voeten, heupen en zwaartepunt.

De judoka brengt zichzelf uit balans door bijvoorbeeld bij het bewegen op de voeten niet snel genoeg zijn voeten strak op de grond te zetten en de verticale lijn naar zijn zwaartepunt te herstellen. Om die reden zal een goede judoka niet met sprongen lopen, maar bijna 'zwevend', de voeten dicht op de mat. Snel en soepel balans vinden is belangrijker dan grootse bewegingen; die brengen alleen maar sneller uit balans.

Een judoka raakt uit balans als de ander hem bijvoorbeeld duwt of trekt en zijn voeten loskomen, en de lijn naar zijn zwaartepunt de verticaliteit verliest. Loutere kracht tijdens kumi-kata is dus niet het enige; wie geduwd of getrokken wordt, moet op zijn voetposities en zijn heupen letten.

Effectieve techniek na balansverstoring is helemaal afhankelijk van reactiesnelheid. Alles rond kuzushi heeft te maken met bewegen en herstel van afstemming op het zwaartepunt. Omdat een judoka continu beweegt, moet hij zich ook continu herpositioneren rond zijn centrum. Een ervaren judoka weet exact hoe hij dat snel moet doen, ook als hij wordt aangevallen. Die snelheid is overigens een reden waarom het berekenen wat lastig is bij levende personen. Dan is een 'wiskundesom' niet makkelijk te maken...

Snelheid bij het reageren is sowieso van niet-te-onderschatten belang. Judo- en randori-training leert de judoka om snel waar te nemen en meteen te reageren via zijn zenuwstelsel en spieren. Een fractie van een seconde te laat reageren, betekent direct onbalans en een kans voor de ander. Je zou ook mogen zeggen dat elke tegenaanval, overname en de uiteindelijke geslaagde techniek een spel is van snel kunnen reageren op elkaars balansverstoring. Wie uiteindelijk nét te laat reageert, wordt geworpen. Dat is judo volgens het principe van .

Het zwaartepunt ligt onder het bovenlichaam, maar omdat het bovenlichaam niet onafhankelijk kan bewegen van het onderlichaam, betekent een snellere beweging van het bovenlichaam in verhouding tot de voeten, onbalans.
Omgekeerd betekent een snellere beweging van de voeten in verhouding tot het bovenlichaam, ook onbalans.
Kumi-kata beïnvloedt de beweging van het bovenlichaam; aanvallen op benen en voeten, of voetbewegingen in het algemeen, beïnvloeden de bewegingen van het onderlichaam. Daarom is het zwaartepunt ook een soort 'kantelpunt'. Stel dat je iemand met zijn zwaartepunt zou kunnen fixeren in de ruimte, kon je hem in alle richtingen ronddraaien als een bal.

Wie in balans is, kan niet vallen. Waarom? Omdat het zwaartepunt verticaal boven de 'voetdriehoek' ligt. Dat vraagt om nadere uitleg. Het heeft te maken met de wet van de zwaartekracht. De lijn vanuit het middelpunt der aarde (wat de werking van de zwaartekracht bepaalt) loopt dwars door zijn zwaartepunt heen. De aantrekkingskracht vanuit de aarde is dus in harmonie met het lichaam. Elke verstoring van de verticale lijn - zelfs de kleinste - betekent dat de aantrekkingskracht van de aarde vat krijgt op de rest van het lichaam of het deel wat 'uitsteekt' buiten de verticale lijn, bijvoorbeeld het bovenlichaam. Dan gaat dat lichaamsdeel beginnen met vallen, en als het adequaat gebeurt sleept die beweging de rest van het lichaam mee over zijn zwaartepunt heen. Dat gebeurt tijdens kuzushi, kumi-kata en nagewaza.
Kyuzo Mifune zou nu zeggen: "de principes van judo zijn dus in harmonie met de waarheid van het universum" - dat is geen zweverige taal, maar heel concreet en begrijpelijk op deze manier - letterlijk met beide benen op de grond!

Verdediging

Verdediging betekent in relatie tot van het zwaartepunt: zo bewegen met het lichaam, dat de voeten hun driehoekspositie houden en door het verlagen van het zwaartepunt (de heupen iets laten zakken, benen licht buigen, zie de foto links) flexibeler kunnen reageren of anticiperen op balansbewegingen van het bovenlichaam. De aanval met een heuptechniek gaat uit van hetzelfde principe: licht door de heupen zakken, flexibel onder het zwaartepunt van de ander draaien, maar ook nog kunnen reageren op een tegenaanval.

Over het algemeen geldt, hoe lager het zwaartepunt en hoe groter het vlak waarop je staat, hoe moeilijker je iemand kunt werpen. Het duidelijkste voorbeeld is: iemand die plat op de grond ligt, is niet meer te werpen. Dat klinkt als redenering belachelijk, maar natuurkundig is het helemaal waar.

Daarom is in newaza het kantelen van iemand die plat ligt, alleen mogelijk door aangepaste techniek of mechanismen die de ander zelf aan het rollen brengen. Het opnieuw werpen van iemand die ligt is niet alleen verboden, maar dus ook dwaas. Randori newaza - op de knieën beginnend - is daarom vanuit oogpunt van balans en zwaartepunt heel interessant.
Om dezelfde reden is de zogenaamde 'gebogen verdediging' zo verwerpelijk. Het is tegen de geest van judo omdat het spot met de natuurwetten en de verhouding van kuzushi en het zwaartepunt. Het zwaartepunt blijft bij die houding te hoog liggen, en het lichaam kan alleen op pure kracht voorkomen dat het overhellend bovenlichaam voorover valt. Een judoka moest de ander die zo gebogen staat eens plotseling kunnen loslaten. Dan zou blijken dat die slechte kumi-kata een vorm van 'wederzijdse balansverstoring' is, die louter op spierkracht evenwicht bewaart. Eigenlijk is het beeld van twee gebogen judoka in zo'n kumi-kata qua zwaartekrachtwerking net een stier die op vier poten staat. Stabiel vanwege de vier poten, maar o wee als je ze in het midden scheidt... dan vallen beiden zó voorover. Dat is dus kuzushi.

Wordt vervolgd.

vrijdag 2 september 2016

Kuzushi (1) wat is het?

Op mijn oude webpagina 'Mitesco.nl' had ik een heel verhaal over kuzushi. Ik heb dat nog eens goed bekeken en na 7 jaar wat dingen in aangepast. Het komt nu terug als miniserie van vier delen. Het is misschien soms pittig leesvoer, dat wel. Lekker voor in de vakantie.


Kuzushi  () bij Jigoro Kano
"Meneer Iikubo was meer dan 50 jaar oud op dat moment, maar nog steeds sterk. Ik werkte vaak met hem. Hoewel ik mijn techniek aan de lopende band oefende, kon ik nooit met hem wedijveren. Ik denk dat het rond 1885 was, dat ik merkte dat tijdens randori  met hem, de technieken die ik probeerde erg effectief waren. Normaal gesproken wierp hij mij, maar nu was ik steeds vaker hem aan het werpen. En dat ondanks het feit dat hij van de Kito-ryu-school was, en bijzonder bedreven in werptechnieken.
Dit verbaasde hem en hij was er een tijdje van streek van. Wat ik had gedaan was zeer ongebruikelijk. Maar het was het resultaat van mijn studie hoe je de balans van je tegenstander kunt doorbreken. Het was waar dat ik dat punt al een tijdje had bestudeerd, samen met te lezen over de beweging van je tegenstander. Maar bij hem had ik voor het eerst het principe geprobeerd om de balans van je tegenstander eerst te breken alvorens de beweging van de worp te maken. Later in de Kodokan leerde ik dit principe als happo-no-kuzushi (balansverstoring in acht richtingen) en roppo-no-kuzushi (balansverstoring in zes richtingen).
Kort gezegd was de kern van de studie dat een menselijk lichaam zijn balans verliest als het achterwaarts wordt geduwd, of naar voren getrokken. Iemand die onzorgvuldig staat, ofschoon hij groot en sterk kan zijn, deinst terug als hij van voren wordt geduwd, en neigt voorover als hij voorover wordt getrokken. Dan is zijn houding doorbroken. Een sterke tegenstander kan natuurlijk in staat zijn om weerstand te bieden als je duwt of trekt. Op die manier kun je zijn houding doorbreken als je hem achteroverduwt als hij trekt, of hem voorover trekken als hij jou achterover duwt. Er moet echter benadrukt worden dat de worp die je wilt toepassen alleen effectief is, als de tegenstander zijn balans heeft verloren."
Jigoro Kano, vgl. het hele verhaal in: Judo Memoirs, p.35-36.
Kuzushi - wat is het?

"Kuzushi" is het meest vernieuwende idee dat Jigoro Kano ontwikkelde in het kader van seiryoku zenyo. Het betekent: balansverstoring (letterlijk: vernietiging, ik schreef daar eerder over). Je kunt alleen verstoren wat in balans is. Wat is balans?
  • Lichamelijk: een natuurlijke houding, de voeten in een verticale lijn van onderaf door het zwaartepunt van het lichaam heen. (nadere specificatie volgt in het onderstaande, en volgende week!)
  • Geestelijk: concentratie, innerlijke vrijheid, openheid, rust.
Balansverstoring kan betrekking hebben op deze twee elementen. Maar balans is ook de harmonie tussen beide elementen: een gezonde geest in een gezond lichaam, de eenheid van geestelijke en lichamelijke energie. Wie geestelijke onbalans heeft, zal lichamelijk eveneens zijn balans verliezen. En omgekeerd: wie lichamelijk niet in balans is, gaat ook geestelijk onderuit.

Een goede judoka zal proberen de ander niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk uit balans te brengen, dat wil zeggen: zelf geconcentreerd, vrij en natuurlijk blijven (jū) en de ander afleiden zodat het juiste moment voor de aanval kan worden gekozen. Mentale balansverstoring is een tactisch instrument om de ander te overweldigen voor er zelfs maar een techniek is toegepast.

Nu gaat het over de lichamelijke balans.

Daarbij moeten we wel de aantekening maken dat kuzushi in fysieke zin vooral van belang is bij staand judo (tachiwaza) en het uitvoeren van worpen (nagewaza). Natuurlijk is balans op de grond ook belangrijk (newaza) want ook daar  werken de wetten van het lichaam en de zwaartekracht. Maar Jigoro Kano leerde het principe van kuzushi in studie vanuit de Kitô-Ryu-school en daar lag de nadruk op nagewaza. Judo is natuurlijk meer dan staande techniek. Maar als we eerlijk zijn, lijkt het er sterk op dat Kano c.s. in het denken vooral uitgaan van nagewaza - denk maar aan de 'heilige' 40 Kodokan-technieken van de Gokyo-no-waza. Zonder newaza te verwaarlozen - maar wel met een principiëlere interesse in het kuzushi-effect bij nagewaza

Natuurkundige wetten
De waarheid is dat technieken niets anders zijn dan weergaven van wetenschappelijke principes. De wetenschappelijke principes moet de martial artist leren. Zou moeten leren. Ofschoon de meeste vechtsporters ze nooit zullen ontdekken, of ze verkennen als ze er van horen. Leer de principes die de technieken laten werken en je kunt ze toepassen in talrijke variaties die je meer effectief laten vechten, of die je helpen om toe te passen wat je weet met betere resultaten. (Gary Moro)

Kuzushi heeft alles te maken met de wetten van Newton inzake beweging en zwaartekracht. Daar is in de handboeken van alles over te vinden en Mitesco geeft geen natuurkundeles. We kunnen het zo ingewikkeld maken als we willen - we besparen u de formules. Bovendien is bekend dat de wetenschappelijkheid van Kano's leer niet geheel vlekkeloos is. In het algemeen klopt het wel, maar de details rammelen soms nogal eens, zeker omdat hij veel van zijn berekeningen in een te statische setting maakte.

Maar kort gezegd is de essentie:
(1) het principe van beweging is inherent aan judo: de judoka bewegen voortdurend. Zeker tijdens kumi-kata oefenen zij kracht (impuls) uit op de ander en sowieso staan ze niet stil op de mat. (En daarin 'vergiste' Kano zich als hij balansverstoring versimpelde als hij het uitlegt met twee kantelende dozen.)
(2) Zo treden de wetten van traagheid (eerste wet), beweging (tweede wet), actie/reactie (derde wet) en zwaartekracht (aparte wet) in werking. De eerste wet betekent: een judoka die in balans staat zal zo blijven staan als er geen kracht op hem wordt uitgeoefend. Of hij zal zich bewegen met een bepaalde snelheid. De tweede wet betekent: een judoka ondervindt de kracht van de ander in de mate dat diens gewicht en snelheid hem beweegt. Ofwel hij oefent die kracht zelf uit. De derde wet betekent: zijn lichaam vangt de impuls op en 'kaatst' die terug. Daarbij  komt hij zelf ook in beweging door de kracht van de aanval die op hem wordt uitgeoefend. De wet van de zwaartekracht betekent: wie tijdens het opvangen van beweging zijn evenwicht verliest, wordt prooi van de zwaartekracht; zijn massa (gewicht) wordt door (het middelpunt van) de aarde aangetrokken.
(3) Balanceren is: een judoka waar kracht op wordt uitgeoefend (trekken, duwen) blijft in balans als hij de impuls kan opvangen en met een andere (tegen)beweging het evenwicht herstelt. Het lichaam doet dat van nature, instinctief.



Wat is balans? Niet alleen het evenwichtsorgaan.
(4) Bij kuzushi speelt mee dat elke mens in zichzelf een zwaartepunt of gewichtszwaartepunt heeft. Dat is - simpel gezegd - een centrum, een kantelpunt in het lichaam op basis van zijn gewichtsverdeling. Het zwaartepunt ligt normaal altijd in de buurt van de heuphoogte, in de onderbuik. De klassieke martial arts noemen het tanden of hara. Ik schreef daar twee weken geleden nog over.
(5) Een judoka is in balans als er vanuit de voeten (het midden van de basis) een verticale lijn omhoog kan worden getrokken door het zwaartepunt heen. De voeten staan daarbij in een hoek van maximaal 90 graden.
(6) Wordt die verticale lijn verbroken, is de balans verbroken. Als de balans wordt verbroken en niet wordt hersteld door de reactie van het evenwichtsorgaan dat via de hersenen de voeten aanstuurt om met een stap het evenwicht te herstellen, verliest de judoka letterlijk "zijn evenwicht". Dan trekt de zwaartekracht de judoka naar de grond.
(7) Wie bij nagawaza gebruik maakt van het kantelpunt, zet minder kracht omdat de zwaartekrachtwerking de rest doet. Het gaat namelijk om de gewichtverplaatsing van het bovenlichaam rondom het zwaartepunt, en dat doet heel het lichaam draaien rondom het zwaartepunt. De massa (het gewicht) is onderhevig aan de zwaartekracht.

Wordt vervolgd....

Leesvoer - allemaal Engelstalig



Wilfried Visser (4e dan) sensei bij Bos en Meester, schreef in 1997 een werkelijk prima artikel over kuzushi: "The Role of Unbalancing in Judo Class".  In het Engels dus, dat wel... http://www.judoinfo.com/kuzushi1.htm. Ik heb het helaas nergens in het Nederlands kunnen vinden ! 



Een kortere introductie geeft Neil Ohlenkamp in: "The Study of Kuzushi or "I'm falling and I can't get up" op http://www.judoinfo.com/kuzushi.htm