Balans in de voeten
Het balans-element is bij tachiwaza ogenschijnlijk vooral een kwestie
van de stand van de voeten. De voeten (meer uit elkaar of niet) vormen
een driehoek, waarbij de voeten in een hoek van maximaal 90 graden staan. Je
legt er geen lineaal langs, maar het zwaartepunt moet recht boven het
meetkundig middelpunt van de driehoek liggen om balans te hebben. Dat wordt
bedoeld met de 'verticale lijn' naar boven. Als de judoka in balans op zijn
voeten staat, is de zwaartekrachtwerking ook alleen verticaal. Hij zal dus niet
vallen.
In alle gevallen is de driehoek bepalend. Dat hoeft
uiteraard geen vaste positie te betekenen. Als de voeten dichter bij elkaar
staan is de driehoek kleiner en loopt de lijn bijna kaarsrecht langs de benen
omhoog. Dat is zo bij de natuurlijke basishouding (
shizen-hontai of
shizentai
migi/hidari). Als de voeten verder uit elkaar staan en de benen gespreid, wordt
de driehoek groter, waardoor de lijn iets achter de judoka omhoog loopt. Van
nature krommen de benen zich ook iets bij een bredere voetbasis. Precies goed,
want met gestrekte benen wijdbeens staan is een verkrampte houding en geeft al
snel onbalans naar achteren of voren. De gespreide stand (
jigo-hontai of
jigotai migi/hidari) is de beste verdedigende houding.
Als een judoka zijn voeten beweegt of verplaatst, verschuiven
de hoekpunten van de driehoek, en moet het zwaartepunt opnieuw in het midden
komen. Als een judoka zich beweegt met zijn heupen, verschuift het zwaartepunt
en moet het opnieuw in het midden komen. Als een judoka zich beweegt met zijn
bovenlichaam, verschuift hij boven het zwaartepunt en moet hij zijn voeten
opnieuw positioneren om weer met het zwaartepunt in het midden te komen. Elke
beweging is dus in feite een afwisseling van balans-onbalans-balans en die
wordt met name bepaald door de voetpositie.
In de praktijk beweegt een judoka 'natuurlijk' en voelt hij
aan hoe hij de juiste balans kan vinden of herstellen. Ga er vooral niet bij nadenken als je beweegt...
Zolang de judoka beide voeten volledig op de grond heeft (in
staande positie), is er nog gemakkelijk balansherstel mogelijk door het bovenlichaam
te bewegen en het zwaartepunt opnieuw te centreren. Als de judoka op de hielen
of tenen leunt, of één been los van de grond is, is dat herstel alleen mogelijk
door weer stabiel te gaan staan. Pas als hij staat, vormt de voetpositie zich
opnieuw, en kan de lijn naar het zwaartepunt opnieuw worden bepaald.
Sommige worpen waarbij tori langer dan normaal op één been
moet blijven staan (harai-goshi, uchi-mata e.d.) leiden er vaak toe dat tori na
het welslagen van de worp zelf ook komt te vallen. Bij veel worpen is dat in wedstrijdverband ook
prima om door te kunnen gaan op de grond. De vraag of de controle door tori in stand blijft zo, en of zo'n worp dus een ippon waard zou zijn, is een andere. Het vraagt wel heel veel souplesse
om op één been te staan, én de juiste kracht te zetten met de armen en een
been, én na de worp weer snel terug te komen in de juiste voetpositie... De grote
meesters kunnen dat, maar veel doorsnee-judoka zijn dan niet zo evenwichtig. En
dan speelt er nog iets.
Balans in het bovenlichaam
Er is een nog andere berekening van toepassing op kuzushi en
de zwaartekrachtwerking, die door sommigen 'triangulatie' wordt genoemd.
Het is een wat excentrieke theorie, maar het lijkt geen onzin. Het bovenlichaam
van de judoka kan vrij bewegen, tijdens de pakking of in de verdediging. De
vraag is: wanneer raakt de judoka uit balans en krijgt de zwaartekracht vat op
het bovenlichaam? Is te berekenen wanneer het bovenlichaam zijn balans
verliest?
De theorie van triangulatie zegt: ja, dat kun je berekenen.
Het komt hierop neer: er is vanaf de kniehoogte ten opzichte van de grond een
gelijkbenige driehoek te maken naar een zeker punt in één van de
kuzushi-richtingen. Dat punt ligt dus, afhankelijk van de lengte van de benen,
op een bepaalde afstand - namelijk dezelfde afstand als die van het knieën tot
de grond. Als het bovenlichaam qua massa (de schouders) over dat punt heen is,
is het onherroepelijk uit balans en valt per se. Als de judoka nog vóór dat punt
werkt aan balansherstel, kan dat nog kans van slagen hebben. Bij elke poging om
de ander te werpen, probeert tori uke over dat punt te krijgen. Het principe
van triangulatie wordt door judoka instinctief toegepast, zowel in aanval als
verdediging, maar lijkt dus ook wiskundig meetbaar. (N.B. hoe exact-wetenschappelijk dit is, moet met een korrel zout worden genomen. Bij een statisch voorwerp of een computermodel kan men dit gemakkelijk berekenen, maar een bewegend levend persoon, is net even anders.)
De reden waarom judoka zelf nogal eens vallen als ze
bijvoorbeeld een succesvolle
uchi-mata hebben toegepast, is dus ook omdat ze zó
diep met duiken tijdens het werpen, dat ze met hun bovenlichaam over hun
'triangulatiepunt' heen raken. De betere judoka werpt, maar blijft ook voor zijn
triangulatiepunt, zodat hij zich weer kan oprichten.
Als kuzushi het lichamelijke aspect is van balansverstoring,
is triangulatie de wiskundige formule die we gebruiken om vast te stellen welke
afstand nodig is om die balans te breken. (Gary Moro, Yachigusa-Ryu)
Shikaku 死角 is een ander begrip wat hiermee samenhangt. Het betekent letterlijk: een "dode hoek". Als een judoka in een bepaalde richting uit balans is, heeft hij een moment waarop hij zichzelf niet kan herstellen en onherroepelijk valt. Dat is een bepaalde positie, een combinatie van voeten en stand van het hele lichaam.
Kuzushi en de lijn naar het zwaartepunt
Kuzushi kan globaal in acht vastomschreven richtingen ontstaan,
maar in feite vormt het zwaartepunt ook het midden van een cirkel en kan er
natuurlijk in 360 graden kuzushi ontstaan. Dat is eigen aan de exacte
centrumfunctie van het zwaartepunt.
Als een judoka beweegt, verschuiven de allesbepalende
verhoudingen tussen voeten, heupen en zwaartepunt.
De judoka brengt zichzelf uit balans door bijvoorbeeld bij het
bewegen op de voeten niet snel genoeg zijn voeten strak op de grond te zetten
en de verticale lijn naar zijn zwaartepunt te herstellen. Om die reden zal een
goede judoka niet met sprongen lopen, maar bijna 'zwevend', de voeten dicht op de
mat. Snel en soepel balans vinden is belangrijker dan grootse bewegingen; die
brengen alleen maar sneller uit balans.
Een judoka raakt uit balans als de ander hem bijvoorbeeld
duwt of trekt en zijn voeten loskomen, en de lijn naar zijn
zwaartepunt de verticaliteit verliest. Loutere kracht tijdens kumi-kata is dus
niet het enige; wie geduwd of getrokken wordt, moet op zijn voetposities en
zijn heupen letten.
Effectieve techniek na balansverstoring is helemaal afhankelijk van
reactiesnelheid. Alles rond
kuzushi heeft te maken met bewegen en herstel van
afstemming op het zwaartepunt. Omdat een judoka continu beweegt, moet hij zich
ook continu herpositioneren rond zijn centrum. Een ervaren judoka weet exact
hoe hij dat snel moet doen, ook als hij wordt aangevallen. Die snelheid is overigens een reden waarom het berekenen wat lastig is bij levende personen. Dan is een 'wiskundesom' niet makkelijk te maken...
Snelheid bij het
reageren is sowieso van niet-te-onderschatten belang. Judo- en randori-training
leert de judoka om snel waar te nemen en meteen te reageren via zijn
zenuwstelsel en spieren. Een fractie van een seconde te laat reageren, betekent
direct onbalans en een kans voor de ander. Je zou ook mogen zeggen dat elke
tegenaanval, overname en de uiteindelijke geslaagde techniek een spel is van snel
kunnen reageren op elkaars balansverstoring. Wie uiteindelijk nét te laat reageert,
wordt geworpen. Dat is judo volgens het principe van
jū.
Het zwaartepunt ligt onder het bovenlichaam, maar omdat het
bovenlichaam niet onafhankelijk kan bewegen van het onderlichaam, betekent een
snellere beweging van het bovenlichaam in verhouding tot de voeten, onbalans.
Omgekeerd betekent een snellere beweging van de voeten in verhouding tot het
bovenlichaam, ook onbalans.
Kumi-kata beïnvloedt de beweging van het
bovenlichaam; aanvallen op benen en voeten, of voetbewegingen in het algemeen,
beïnvloeden de bewegingen van het onderlichaam. Daarom is het zwaartepunt ook
een soort 'kantelpunt'. Stel dat je iemand met zijn zwaartepunt zou kunnen
fixeren in de ruimte, kon je hem in alle richtingen ronddraaien als een bal.
Wie in balans is, kan niet vallen. Waarom? Omdat het
zwaartepunt verticaal boven de 'voetdriehoek' ligt. Dat vraagt om nadere
uitleg. Het heeft te maken met de wet van de zwaartekracht. De lijn vanuit het
middelpunt der aarde (wat de werking van de zwaartekracht bepaalt) loopt dwars
door zijn zwaartepunt heen. De aantrekkingskracht vanuit de aarde is dus in
harmonie met het lichaam. Elke verstoring van de verticale lijn - zelfs de
kleinste - betekent dat de aantrekkingskracht van de aarde vat krijgt op de
rest van het lichaam of het deel wat 'uitsteekt' buiten de verticale lijn,
bijvoorbeeld het bovenlichaam. Dan gaat dat lichaamsdeel beginnen met vallen,
en als het adequaat gebeurt sleept die beweging de rest van het lichaam mee
over zijn zwaartepunt heen. Dat gebeurt tijdens kuzushi, kumi-kata en nagewaza.
Kyuzo Mifune zou nu zeggen: "de principes van judo zijn dus
in harmonie met de waarheid van het universum" - dat is geen zweverige taal,
maar heel concreet en begrijpelijk op deze manier - letterlijk met beide benen
op de grond!
Verdediging
Verdediging betekent in relatie tot van het
zwaartepunt: zo bewegen met het lichaam, dat de voeten hun driehoekspositie
houden en door het verlagen van het zwaartepunt (de heupen iets laten zakken,
benen licht buigen, zie de foto links) flexibeler kunnen reageren of
anticiperen op balansbewegingen van het bovenlichaam. De aanval met een heuptechniek gaat uit van hetzelfde principe: licht door de heupen zakken, flexibel
onder het zwaartepunt van de ander draaien, maar ook nog kunnen reageren op een
tegenaanval.
Over het algemeen geldt, hoe lager het zwaartepunt en hoe
groter het vlak waarop je staat, hoe moeilijker je iemand kunt werpen. Het
duidelijkste voorbeeld is: iemand die plat op de grond ligt, is niet meer te
werpen. Dat klinkt als redenering belachelijk, maar natuurkundig is het
helemaal waar.
Daarom is in newaza het kantelen van iemand die plat ligt,
alleen mogelijk door aangepaste techniek of mechanismen die de ander zelf aan
het rollen brengen. Het opnieuw werpen van iemand die ligt is niet alleen
verboden, maar dus ook dwaas. Randori newaza - op de knieën beginnend - is
daarom vanuit oogpunt van balans en zwaartepunt heel interessant.
Om dezelfde reden is de zogenaamde 'gebogen verdediging' zo verwerpelijk. Het is tegen de geest
van judo omdat het spot met de natuurwetten en de verhouding van
kuzushi en het
zwaartepunt. Het zwaartepunt blijft bij die houding te hoog liggen, en het
lichaam kan alleen op pure kracht voorkomen dat het overhellend bovenlichaam
voorover valt. Een judoka moest de ander die zo gebogen staat eens plotseling
kunnen loslaten. Dan zou blijken dat die slechte kumi-kata een vorm van
'wederzijdse balansverstoring' is, die louter op spierkracht evenwicht bewaart.
Eigenlijk is het beeld van twee gebogen judoka in zo'n kumi-kata qua
zwaartekrachtwerking net een stier die op vier poten staat. Stabiel vanwege de
vier poten, maar o wee als je ze in het midden scheidt... dan vallen beiden zó
voorover. Dat is dus
kuzushi.
Wordt vervolgd.