zondag 27 maart 2016

Witter dan wit - waarom een wit judopak

Dat een judogi normaal wit is, is niet alleen mijn opvatting als judo-purist. Ik heb in 2012 een artikel van Mark Lonsdale vertaald waarin deze betoogt dat een judogi wit hoort te zijn. Dat blogje is meer dan 1000 keer gelezen, en dat gaat nog steeds door. Dat een judogi voor mij dus ook niet blauw moet zijn, en al helemaal niet als er geen wedstrijd wordt gedraaid waarbij dat verplicht is, volgt daar uit. Het zou in een doorsnee judoles niet moeten mogen, als er geen zware reden voor is.

Wabi sabi

In dat laatste artikel van mijn hand daarover, in 2014 betoogde ik dat:
De kern van de zaak is, wat ik zelf ook al vaker heb aangedragen, het Japanse concept van esthetiek. Lees mijn stukken over wabi-sabi (侘寂) hier en hier wat ik daarover zei tijdens een lezing in Amsterdam twee jaar geleden.
De kern van de zaak is: het blauwe judogi is in de ogen van de Japanners gewoon oerlelijk. Want voor een Japanner is schoonheid vooral 'natuurlijk'. Nu kunnen de Japanners er tegenwoordig ook wat van om onnatuurlijke dingen te produceren, en Tokyo is vol van kunstmatige en lelijke kleuren. Maar bij judo is het wél zaak om zo dicht mogelijk bij de concepten van en seiryoku zenyo te blijven, tenzij je vindt dat principes niet belangrijk zijn of zo.
Welnu, vanuit oogpunt van esthetiek, is een natuurlijk-wit judogi 'mooi'. En daarmee is volgens de auteurs van dit artikel eigenlijk ook het echte ongebleekte judogi bedoeld. Dat ongebleekte katoenen gi, wat door sommigen die het niet kennen als 'niet schoon wit' wordt beschouwd, is in de ogen van de echte Japanner 'wabi-sabi' ten top. 
Na mijn bezoek aan Tokyo vorig najaar kijk ik tegen die Japanse 'idealen' wel wat relativerender aan. 'Mooi' is niet van toepassing op veel dingen in Japan...

Natuurlijker?

Bovendien moet ik zeggen dat ik ook een wat genuanceerder visie heb gekregen op het mooie judogi, dankzij iemand die in Japan woont en ook weet waarover hij praat als voormalig katoenplanter: 
De term 'natuurlijk keikogi' betekent duidelijk dat die gemaakt is van ongebleekt katoen (hoewel katoen niet op natuurlijke zijn structuur krijgt, anders dan zich vastklampen aan andere draden in een katoenbol)  Gebleekt katoen, (...) wordt heel vroeg in het fabricageproces gebleekt. 

Waarom wordt katoen gebleekt? Ik denk dat het vooral vanwege gevoelens van stijl is, en daarvoor, om te kunnen concurreren met altijd stralend witte, nieuwe synthetische draden. Maar geloof me, er is niets natuurlijks aan uiteengeplukt, getrokken, gestoomd, gedraaid etc. katoen, die dan tot draad wordt gemaakt, gebleekt of ongebleekt, behalve dan de katoen zelf. 

Ik weet niet of men wil verdedigen dat het enige 'echte' judo keikogi is gemaakt van ongebleekt katoen, en dat te verbinden met de Japanse gevoeligheden. Maar het is zeker waar dat het een nederig en prachtig materiaal is. Bleken verandert de eigenschappen iets, maar het verandert het niet in een metallic draad, of gouddraad. (Lance 'NBK', Judoforum 12-12-2014)  
Dat is natuurlijk waar. Waarom het hele fabricageproces van katoen normaal vinden, alleen het bleken niet? O ja, de draden worden ietsje soepeler van het bleken. Ongebleekte katoenen judogi zijn als ze uit de verpakking komen iets stugger en ruiken ook naar jute zakken of zoiets. Is dat het natuurlijke gevoel? Of komt dat, zoals Lance onlangs uitlegde,
"Natuurlijke katoen bevat oliën en verontreinigingen die de katoen beige of 'off white' laten zijn. Na enige tijd, ook zonder bleekmiddelen, wassen deze stoffen er uit en maken de katoenvezels bijna wit." (Lance 'NBK', Judoforum 26-2-2016)
Ah vandaar! Mijn ongebleekte judogi zijn nu allebei lekker soepel, witter dan eerst en ze ruiken... naar mijn wasmiddel.

Is het het waard?

Daarnaast is het ook nog eens zo, dat een échte mooie ongebleekte katoenen judogi ontzettend kostbaar blijkt te zijn. Ik heb zelf dus twee ongebleekte gi, die weliswaar na het wassen steeds wat witter worden (ook als ik ze met bontwasmiddel was) en die waren goedkoop. Maar de puristen zeggen: 
Natuurlijke jūdōgi bestaan nog steeds, als echt handwerk. Zo'n jūdōgi zal gewoonlijk veel duurder zijn, normaal ongeveer £2000.  (24e bulletin van de Kano Society)
Ahum. Hallo! Zeg maar 2500 euro? Kijk, natuurlijkheid heeft zijn prijs. Maar mag ik zeggen dat zoiets wel 'snobistisch' kan overkomen? Is dat de geest van het judo? Ik vind dat meer geld wegsmijten. 

Wit is goed. Natuurlijk wit kan mooi zijn, maar niet tegen elke prijs. En dan... hoe natuurlijk kan katoen dus überhaupt zijn? Als het maar katoen is, en dus geen mix met kunstvezels. Maar verder is het wel goed, zolang het maar schoon is, niet vol patches, en... wit.

Voor een laatste keer Lance:
Ik denk dat de nadruk op wabi sabi en ongebleekt katoen ook kan worden overdreven. Op het laatst wordt het een soort eigen pretentie, en dat is ook niet bepaald traditioneel. (Lance 'NBK', Judoforum 26-2-2016)
Juist ja.

Sommige Japanners (en Aziaten) denken misschien anders. Geïnspireerd door LaoTsu die eens schreef: 
見素
抱樸

Toon de volheid van pure zijde
Omhels de eenvoud van ongekloofd hout
Jazeker, dat lijkt de weg van , maar niet tegen elke prijs en zeker niet als het snobistisch wordt. Dan is gewoon wit goed genoeg en kunnen blauw en ongebleekt allebei een verkeerd signaal worden.

zondag 20 maart 2016

Debana (出端): timing, gevoel, motoriek, training

Debana (出端) - ook wel als dehana uitgesproken. hebben we al vaker besproken op dit weblog. Letterlijk betekent het: het 'beginmoment'. Wij vertalen het vaak met: het 'juiste moment'. De kans om een techniek te doen.

In feite is het vooral een kwestie van timing. Timing die volledig afhangt van snelheid. Snelheid en debana zijn onlosmakelijk. En dat betekent twee dingen:

rood grijpt zijn kans
a) Snappen wat er gebeurt. Kansen zijn er in een judo voortdurend. Een judoka beweegt, en bij elke beweging verstoort hij héél even zijn balans die hij bliksemsnel ook weer herstelt. Het is als frequentie die we uitdrukken in Hertz (hz). Elke judoka heeft balans / balansverstoring in een frequentie van misschien wel 10 hz of meer: 10 mini-verstoringen per seconde. Zoiets? Het vraagt derhalve een kans grijpen in werkelijk de spreekwoordelijke 'fractie van een seconde'. Dát moment onderscheiden, of we het nou zien of aanvoelen willen noemen, is één facet van debana. Het vraagt een getraind zintuig (of meerdere zintuigen zoals ogen en tastzin), razendsnelle berekening in de processor van onze hersenen en de juiste beslissing in een flits. Door veel mat-ervaring worden de hersenen daarin getraind. Oefening baart kunst in deze.

b) Motoriek. Razendsnel een kans zien/voelen is mooi, maar om in een fractie van een seconde te kunnen reageren met een eigen beweging die niet door de partner meteen wordt gevoeld en overgenomen, vraagt dat je niet alleen de slimste, maar vooral de snelste bent. Je spieren moeten dus getraind zijn om de beslissing van de processor met een enorme explosie te kunnen omzetten in spierbewegingen. Waarbij snelheid waarschijnlijk belangrijker is dan kracht! Kracht kan - sorry voor de woordspeling - een zwaktebod zijn waarmee een slomere timing wordt verdoezeld. Maar snelheid en kracht zijn ook een kwestie van massa, dus om die reden is het hanteren van gewichtsklassen in het judo zo gek nog niet. Lichte judoka zijn niet voor niets vaak veel sneller dan zwaargewichten, maar de zware jongens kunnen hun relatieve sloomheid met kracht/massa compenseren. Of anders: wie van de twee 'langzamen' is toch nog de snelste...

Beide elementen kunnen de judoka trainen. Moeten ze trainen zelfs. Training schept snelheid. In het waarnemen en in het handelen. Repetitie scherpt zintuigen en motoriek. Maakt het tot automatismen. Goede uchi komi zou dat ook moeten aanleren, en niet alleen het repeterend tai sabaki maken en dan 'hard trekken aan de ander'.

Kansen kunnen dan ontstaan of geschapen worden. Het is reageren op een balansverstoring die ontstaat door beweging en/of foutjes van de partner, of het actief uit balans brengen - wat ook altijd een reactie is op een beweging of fout. Als de ander het moment miste. Kaeshi...

Debana is dus geen magisch mechanisme. Het is een samenspel van waarnemen en actie, in een flits. De enige manier om het op te bouwen is ervaring. Veel oefening en veel drillen. En verder een beetje talent natuurlijk. Sommigen hebben nu eenmaal een fantastisch gevoel, anderen een fantastische lichamelijke motoriek. De kampioenen hebben beide. Zij pakken na intensief trainen het juiste moment. Debana.

zondag 13 maart 2016

Shihan, sensei en andere titels

28-10-2015
Toen ik in de Kodokan rondliep, was het weinige dat ik kon verstaan dat men op Wereldjudodag niet zomaar sprak over de verjaardag van Kanō Jigorō (嘉納 治五郎) en al helemaal niet van 'Jigorō' of zo, hem niet Sensei (先生) noemden, of Ōsensei, maar... Shihan (師範)
Het is typisch voor het Kodokan judo dat men over de stichter spreekt als Kano-shihan of  Kano Jigoro shihan
Maar wat betekent die titel nu eigenlijk? 

Shihan is in strikte zin gewoon een woord voor 'leraar', maar zoals ik het begrijp wordt het woord eigenlijk alleen gebruikt voor uitzonderlijke, voorbeeldige leraren. 
  • Shi 師 = leraar, meester
  • Han 範 = voorbeeld, model
afbeelding: Kodokan Judo Institute
Sensei (先生) wordt ook gebruikt als woord voor 'leraar', maar dat is gewoner. Het zegt meer over de plaats waar hij staat ("hij staat voorop") dan zijn kwaliteiten. En sensei gebruikt men ook voor personen die niet per se les geven, maar wel vooraan staan.
Om het allemaal nog wat ingewikkelder te maken, kennen de Japanners nog een term voor 'leraar' en dat is Kyôshi (教師). Het laatste kanji is uiteraard hetzelfde als in shihan maar kyô 教 wordt volgens mijn lexicon ook nogal gebruikt in kerkelijk-religieuze context. Hoe dan ook, ook kyôshi is 'leraar'. Met deze kanji welteverstaan... want de verwarring kan soms compleet worden, let maar op.

Andere krijgstitels

Het judo is verder redelijk bescheiden in de omgang met bombastische titels. Ōsensei is voorbehouden aan Aikido-stichter Morihei Ueshiba, maar al strooit men daar wel met de titel shihan, voor de hogere danhouders dan. Dat doet men bij judo niet zo snel.

Maar andere krijgskunsten hebben weer hun hele eigen titelatuur. De Dai Nippon Butokukai stelde in 1902 een systeem op wat door velen nog wordt gebruikt en ook door allerlei lieden in het Westen gretig wordt toegepast in de eigen dojo. Het systeem was de Shôgô (称号, letterlijk: titel, kwalificatie)   

1) Renshi (錬士)
Ren 錬 is trainen, zoals ik al eens eerder heb gezegd: technisch-repetitief.
Shi 士 is: een meneer, of officier of Samurai. Let op: dit shi is niet het shi () van shihan zoals boven. Dit is het shi van bushi (武士, strijder, samurai), en shikan (士官, officier).

2) Kyôshi (教士)
Kyô 教 zagen we al boven. Het betekent: een gevorderder leraar. Hogere rang als het ware,

3) Hanshi (範士) 
Een term die ik nog wel eens tegenkom bij mensen die zichzelf erg goed vinden in de Martial Arts. Het woord 'Hanshi/grootmeester' wordt met name in de VS behoorlijk commercieel uitgebuit, ook bij de typische McDojo's. Maar het betekent eigenlijk gewoon: een model-leraar. We zagen het kanji Han (範, voorbeeld, model) al bij het woord shihan. Maar let op: hanshi en shihan worden in westerse letters wel hetzelfde geschreven, maar zijn het dus niet qua kanji!

Tsja, wat moeten we met alle titelatuur? 

Voor mij is het allemaal heel betrekkelijk als westerling en Nederlander.  Onze oosterburen zijn ook wat gevoeliger voor titelatuur, maar mijn sensei wordt alleen bij de rei zo genoemd en verder bij de voornaam. Er zijn judoka die denken dat ik een soort sensei ben omdat ik misschien leuke stukjes kan schrijven maar ik wil maar één woordje achter mijn naam als het dan zo moet zijn... en dat is: 

San (さん) Gewoon iets als 'meneer'. Mister in het Engels. Mitesco-san. Ik ben geen leraar, laat staan grootmeester. Uiteindelijk zijn we allemaal leerlingen hè...

zondag 6 maart 2016

Perfectie en idealen

Vorige week citeerde ik Jigoro Kano die zei: "om de betekenis van judo te snappen en overeenkomstig zijn geest te handelen, betekent dat elke handeling gebaseerd moet zijn op het hoogste ideaal. Op die manier wordt iemands waardigheid verheven. "

Het hoogste ideaal. Wat is dat? Een van de doelen van judo is - we lazen het de afgelopen weken vaker in deze principiële blogserie - 'perfectie'. Iets als  jiko no kansei  (自己の完成) waar ik vijf jaar geleden al eens over schreef. Jigoro Kano noemt dat zelf ook: 
We hebben nu vastgesteld wat de drie aspecten van judo zijn: training voor de verdediging tegen een aanval; cultivering van geest en lichaam, en je energie optimaal gebruiken. We hebben ook vastgesteld dat het hoogste doel van judo is: de perfectie van de eigen persoon, ten bate van de samenleving. (Mind over Muscle p.95)
Toch is het goed om in het kader van de twee andere principes dat streefdoel nog eens tegen het licht te houden. Vijf jaar geleden schreef ik dat we de perfectie alleen kunnen lezen met het welzijn van allen in het vizier. Maar hoe bereiken we het? Met hoeveel inspanning? Hoe streven we?
"Goed gebruik van energie" is een trapje: goed - beter - best - maximum. Als je streeft naar perfectie, bereik het toch niet. Want het leven is niet perfect en geen mens is perfect. Als je perfect probeert te zijn, zul je veel meer energie gebruiken, die nodig is in relatie tot werk, moraal, relaties etc. en het zal zich tegen je keren. Je hoeft niet perfect te zijn om optimale resultaten te behalen, je hoeft geen heilige te zijn, om een rijk en gelukkig leven te hebben. Sommige mensen zijn gelukkig en slim geboren, anderen zijn nog slimmer en gelukkig geboren... Perfecte controle van het leven is een illusie en ook dat goed werk of daden gevolgd worden door gerechtigheid of verdienste.
"Goed gebruik van energie" betekent ook dat je de energie niet gebruikt om te verspillen of voor vernietiging en slechte gewoontes en relaties met destructieve mensen, of te verzinken in het verleden of juist te hechten aan wat je hoopt en wenst. Goed gebruik van energie is verbonden met natuurlijkheid en eenvoud, en zoals de Taoist zegt: met een leeg hart en een heldere en rustige geest. Hoge idealen kunnen frustrerend en uitputtend zijn voor degene die streeft naar perfectie en die denkt dat vroeger alles optimaal was.  (zoals confucianisten of sommige judoka ...) en zoals ik zei: perfectie keert zich tegen je. Ik streeft niet naar het allerbeste, het maximum etc - soms komt het voor, maar ik zie het als een gave en niet als het gevolg van mijn inspanningen.
"Goed gebruik van energie" is een veel breder principe van het Leven en Judo heeft er een specifieke toepassing van, maar Judo is maar één (klein) deel ervan.   (Anatol, Judoforum 13-4-2014)
Meneer Anatol heeft een punt. Perfectionisme is een geestelijk probleem, en mensen die de lat te hoog leggen, worden overspannen. Wedstrijdjudoka weten hoe zwaar die druk kan zijn. Altijd de beste willen zijn, kan je juist ook doen verliezen. In de eerste plaats van jezelf. Maar moet je het dan allemaal maar laten gaan? Worden we dan niet enorm passief? Zijn mensen die nergens naar streven ook geen lamme slappelingen, die de lat zo laag leggen dat ze niks werkelijk bereiken? Niet alleen Japanners snappen dat hard werken, wel degelijk loont. "Als er inspanning is, is er vervulling" zei Kano vaker.  Hoezo zijn hoge idealen frustrerend?
Als we kijken naar betekenissen voor het woord "ideaal", komen we snel uit bij uitdrukkingen als "perfect", "perfectie", en "iets waar je naar streeft". Er zijn veel bestaande idealen die we bespreken hier. Meestal komen ze voort uit religieuze, politieke of filosofische achtergronden of zo. Hoewel sommige best een aantal volgelingen kunnen hebben, is de wereld nog steeds de onvolmaakte plaats die het is. Duidelijk. Hoewel de idealen die men bewondert en nastreeft, "perfect" genoemd kunnen worden, zijzelf - de mensen - zijn dat niet. Kunnen daarom niet alle idealen - als het gaat om hun verwerkelijking - bij nader inzien utopisch of naïef worden genoemd (in de zin dat ze de menselijke natuur vergeten zijn)?
Ik denk:  idealen zijn precies wat ze zijn: idealen. Voor mij zou het fanatisme, of extremisme, om te verwachten of te eisen dat idealen volledig in vervulling moeten gaan, zowel bij anderen als onszelf. We kennen allemaal het type mensen die zich dat niet realiseren, en we weten allemaal waar dat toe leidt, soms zelfs met het tegenovergestelde en gruwelijke resultaat. Maar als iemand idealen bekijkt vanuit een realistisch standpunt, wordt het meer een kwestie van het niveau waarop je de best mogelijk benadering bereikt van wat iemand wil verbeteren, zelfs als iemand zich volledig bewist is dat het onmogelijk is de perfectie te bereiken, voor zichzelf of voor anderen. Ik kijk naar Kanō's principes van Sei-ryoku Zen’yō en Jita kyō-ei op exact dezelfde manier. Concepten zoals die, onderscheiden voor mij budō op een positieve manier van veel andere vergelijkbare lichamelijke activiteiten. Ik vind ze positief en belangrijk en ik denk niet dat het constant streven naar perfectie, technisch en lichamelijk, zowel als de hogere doelen. voor een budōka (of een jūdōka) verspilde energie is, zolang als het maar uitgevoerd wordt met een gezonde houding en realisme. (Robert Reinberger, Judoforum 16-9-2014)
Idealen zonder realiteitszin zijn frustrerend. Perfectie mag een ideaal zijn, maar het moet met de menselijke maat worden toegepast. Met foutmarges, met barmhartigheid. Voor zichzelf en voor anderen. Idealen kunnen een harnas worden, maar ook vrijheid geven.  
Tegelijk moet van sommige idealen na verloop van tijd gesteld kunnen worden, dat de foutmarges wel erg groot zijn, of té groot. Heel wat politieke idealen zijn in de loop van de tijd ontspoord als ideologieën en moesten geheel verdwijnen of worden aangepast. De idealen van het judo hebben ook hun minder haalbare kanten en zij zijn óf bijna verdwenen, óf aangepast aan de omstandigheden. Soms terecht, soms ook niet. 

Maar de werkelijkheid is altijd sterker dan het ideaal. De onvolmaaktheid dominanter dan de volmaaktheid. Zijn idealen dan zinloos? Moet alles alleen maar pragmatisch zijn, en nuttig? Wellicht was dát nu net een van de minpunten van de filosofie van Dewey en Kano, waar we deze serie mee begonnen. Pragmatisch utilitarisme, met algemeenheden als goed energiegebruik en algemeen welzijn, zijn dan te zwak om stand te houden tegen de onvolmaaktheid van het oorlogszuchtige Japan in de jaren 30 en het sportjudo met wedstrijden en commercie na de oorlog.

Toch mogen idealen er zijn en houden we ze maar hoog. Met alle bedenkingen en realisme.
Noch religie, noch delen van het jūdō houden goed stand in de uitdaging van ratio en wetenschap. Maakt dat religie en jūdō compleet zinloos? Natuurlijk niet. Ze zijn goed als model om goede dingen in onze studenten te versterken, en ze geven een theoretisch beeld van de mogelijke consequenties en pijnlijke dingen die we kunnen tegenkomen. Maar uiteindelijk is het echt meer de leraar dan de cursus die hij geeft, die de waarden bij de studenten binnen brengt. (Cichorei Kano, Judoforum 9-7-2014)
En zo is het maar net.