zondag 10 januari 2016

Tsune 常

Ik ben nog nooit vergeten naar de judo training te gaan. Niet alleen omdat ik een agenda-freak ben, maar wel omdat bepaalde patronen helemaal ingebakken zitten in mijn dagelijks leven, net zoals ik ook nooit vergeet om mijn tanden te poetsen of me te scheren. Het zijn hele natuurlijke dingen die te maken hebben met een onbewust ritme, en lichaam en geest zijn daarin één: ze geven wel aan dat de orde van het leven nu betekent dat ik dat gewone, dagelijkse, ga doen. Zonder bijzondere moeite of nadenken.

Het Japanse woord Tsune 常 betekent: "gewoonte, gebruik". Judo en andere Japanse gevechtskunsten werken in een bepaald opzicht 'verslavend', in de goede zin van het woord. Ze worden een vast deel van je leven en het kost geen moeite om je te verheugen op de inspanning, of om er bij stil te staan dat je judogi klaar ligt. In feite is het bij mij zo dat het al de dag tevoren helemaal paraat is, want heel mijn mindset is ingesteld op de training die komt. "Geen zin" ken ik dus ook niet. Dat kost geen bijzondere moeite of nadenken. 

Toen ik kind was, was dat wel anders. En daarom ken ik ook het verschil. Judo was nog niet wat het nu betekent voor mij, en ik herinner mij dat ik me echt enorm moest aanduwen om de trainingen meerdere keren per week te gaan doen. Mijn sensei was geweldig, de groep soms iets minder, maar judo was niet zo´n vast patroon. Ik herken de manier waarop jongere judoka soms hun ongemotiveerdheid uitstralen. Het is bij hun nog een buitenkant, judo is nog niet 'neergedaald' in hun binnenste en ze gaan vaak omdat ze moeten van thuis en de contributie nu eenmaal betaald is.

Hetzelfde gaat op den duur gelden voor de routines van het judo zelf. Bij bepaalde handelingen moet ik nog echt wel nadenken. Veel technieken doe ik echter automatisch, op gevoel en routine. Het kan véél beter natuurlijk, maar ik weet hoe het voelt om dingen op de automaat te doen. 

In het dagelijks leven is het voor de gevorderde judoka ook mogelijk om helemaal 'judo' te zijn, zonder nadenken de judo-houding aan te nemen. Van Jigoro Kano wordt gezegd dat hij zo vol was van judo, dat hij bij alles in 'judo-taal' dacht. Een kendoka was een judoka met een zwaard. Een gesprek was een randori met woorden. Een lezing was een judoles zonder randori. In alles stond automatisch op zijn netvlies: de twee principes toepassen.

Een ouderwets maar eigenlijk zo mooi woord is 'deugd'. Een deugd is iets goeds wat je doet zonder er meer bij na te hoeven denken, iets wat een tweede natuur is. Een houding die voortkomt uit iets wat ingebakken zit. Ook in crisis-situaties blijft dat werken. Een beheersing van je handelen omdat je zo bént. Dat is mooi.  Jigoro Kano beschouwde de morele toepassing van de judoprincipes als het hoogste. Wat je lichamelijk traint door te doen en te doen, kan op den duur vergeestelijken door te doen en te doen. Leiden tot hoogstaande levenskwaliteit, beschaving en... deugdzaamheid en dienst aan de wereld.

De echte judoka is iemand die op weg is, maar die ook zo vergroeid is met de weg dat hij er niet van zou kunnen en willen afwijken. Tsune.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten