zondag 31 januari 2016

Jigoro Kano en John Dewey (1)

Een van de personen die invloed had op het denken van Jigoro Kano (en dus het judo) was de Amerikaanse filosoof en opvoedingsdeskundige John Dewey (1859-1952), een leeftijdgenoot van Kano dus.

Kano ontmoette Dewey in de Kodokan, op 31 maart 1919, tijdens zijn rondreis door China en Japan. Maar ook al eerder hadden ze contact en Kano had zijn werken bestudeerd. (Voorzover het enorme oeuvre van Dewey leesbaar was qua hoeveelheid als qua moeilijkheidsgraad.)

Dewey en jita kyoei

Zeker voor de ontwikkeling van het principe van jita kyoei (bij de late Kano) is de invloed van Dewey onmiskenbaar aanwezig. Dewey leert namelijk een uiterst sociaal pragmatisme, dat uitstekend aansluit bij het denken van de Aziatische burger, die anti-individualistisch is van natuur. De mens is deel van geordende samenhang van goden, natuur en samenleving, en vindt zijn plaats in interactie met zijn omgeving. Dat was exact de filosofie van Dewey, die een exponent was van het Amerikaanse pragmatisme van de eerste helft van de 20e eeuw.

In tegenstelling tot andere filosofische opvattingen, zag Dewey het verwerven van kennis en het denken in het algemeen, als iets wat het resultaat is van de interactie tussen de mens en zijn omgeving. Kennis is een praktisch instrument om deze samenwerking van mens en omgeving te integreren in de persoon, het te beheersen en in goede banen te leiden. Zo worden intellect en moraal verbonden met elkaar.
De praktische oplossing vindt de mens via een pad van vallen en opstaan, experimenteel dus, door het te doen. (Learning by doing) Vanuit de mislukking leert de mens vervolgens om zich aan te passen en zijn kennis te verfijnen, en weer verder te zoeken in de praktijk.

Het is niet moeilijk om je in te denken waarom judo en de denkwijze van Dewey bij elkaar passen.  De lichamelijke oefening van het judo (de eerste fase) vraagt om intellectuele opvoeding en reflectie (de tweede fase) en uiteindelijk een morele en deugdzame toepassing (derde fase) ten dienste van de samenleving. Kano, maar ook Dewey.

Judo is daarom heel praktisch, heel aards, heel erg leergierig vanuit ervaring, beweging, en het leren van je fouten. Kano en Dewey deelden een wederzijdse bewondering voor elkaars pragmatische aanpak. (Volgende week een blog met wat Dewey zelf schreef over zijn bezoek aan de Kodokan.)

Het is bekend dat Kano ook onder invloed stond van het sociaal Darwinisme, en de vooruitgangsideeën die we bij Kano vinden, had hij mede geleend van de utilitarist Herbert Spencer.  Het principe van jita kyoei - het geluk voor allen door wederzijdse samenwerking - was de voltooiing van het evolutieproces en de maximalisatie van nut. (zie daarover ook een eerder blog over jita kyoei). Ook Dewey had veel overgenomen van beide stromingen, het utilitarisme en het (sociaal) Darwinisme. Al is jita kyoei iets wat ook heel algemeen is als ideaal.

Kano, Dewey en religie

Daarnaast is het religieus denken van Dewey een sleutel om te begrijpen hoe Kano omging met religie. Kano respecteerde en waardeerde de grote religies van de wereld en zijn land, in de mate waarin ze bijdroegen aan het nut van de samenleving en het geluk van de mensheid. Wat bij Kano ontbreekt, is een bovennatuurlijke notie. Dewey leerde precies dát. 
"Een religieuze attitude zou niet tot een naar boven gerichte blik moeten leiden. De voorkeur geniet een gerichtheid op de medemens. Voor Dewey is God geen buiten de wereld bestaande werkelijkheid. Nee, het gaat om het vermogen zich een betere en mooiere wereld voor te stellen. Verbeelding is essentieel voor de religieuze ervaring. Een verbeelding die mensen verbindt met elkaar en met hun idealen. God, zei Dewey, staat voor de idealen die mensen als bepalend voor hun wil en emoties zien, voor de waarden waaraan zij geheel zijn toegewijd." (Gerry van der List, Elsevier 14-2-2015, p. 88)
Dat paste prima bij de confucianistisch-seculiere benadering van Kano. Wel ethiek, geen godenverering. Zo zien we hoe 'aards' Kano was in zijn praktische benadering van moraal en levensbeschouwing. Daarin stond hij absoluut niet op één lijn met Morihei Ueshiba, die bij zijn aikido juist allerlei bovennatuurlijkheid, een esoterisch begrip van ki en liefde, inweefde. Bij Kano is energie geen ki, maar seiryoku. Hele praktische, menselijke energie, die nuttig, pragmatisch en goed gebruikt moet worden. Met een doel: een betere wereld. Pragmatisch idealisme.

zondag 24 januari 2016

Kichigai 気違

Deze keer zijn de Japanse kanji geen compliment als we van een judoka zeggen dat hij kichigai 気違 is.
  • Ki 気 kennen we: het is het bekende woord voor 'adem, levenskracht' zoals we dat vinden in 合気道 aikidō. Nee, geen magische kracht alstublieft!
  • Chigai 違 is evenwel de verstoorder van de levenskracht, als het uit balans is. Het is: "verkeerd, in de war, door elkaar heen vliegen.
Kichigai 気違 is dan in gewoon Nederlands: gestoord.

In Japan gebruiken ze het bij de budokunsten voor iemand die te veel traint en daar zo in opgaat dat er niks anders meer bestaat. Get a life zeggen ze dan tegen zulke idioten, maar aangezien Japanners soms ook bloedfanatiek zijn, is het vaak tegen dovemansoren gezegd. Zeker omdat de aloude sensei-leerling-verhouding traditioneel een 24/7 dienst aan de gevechtskunst betekende.

Henk Grol

Toch is het geen Japans probleem. Ik moest er aan denken bij het lezen van het uitstekende stuk van Sebastiaan Fransen op zijn weblog deze week. Naar aanleiding van een televisieprogramma over Henk Grol, die - volgens de VPRO - zegt dat "Goud winnen een obsessie voor hem is geworden." Een obsessie. Allemensen zeg, dat is toch wel erg. Woorden als 'verslaving', 'obsessie', zijn tegengesteld aan de geest van het judo, dat een weg van wil zijn, wat niet alleen 'zacht, mild, soepel' betekent, maar in eerste plaats een mentale geestestoestand wil zijn: een weg voor vrije mensen. Een van de principes die Jigoro Kano leerde was: tomaru tokuro o shire. Weet wanneer je moet ophouden, ken je grenzen, ga nooit te ver.  En laat je grenzen bepalen door een ander. Niet alleen door jezelf. Als ik lees wat Grol over zichzelf zegt, denk ik dus: hou maar op, dit heeft niks met judo te maken. Grol lijkt wel Kichigai.

"Ik ben geen motorisch of fysiek wonder, maar geef nooit op. 365 dagen per jaar doe ik mijn huiswerk en daarom ben ik zo goed geworden. Ik ben de slechtste verliezer die je maar kunt bedenken. Absoluut niet sportief. Ik haat verliezen. Kan er slecht mee omgaan. Ik gun het die anderen ook gewoon niet. Ik gun het mezelf meer." (RTV Noord, 26 jan 2014)
Een spiegel

Dus is kichigai een woord wat ook voor Nederlandse judoka een spiegel kan zijn. Grol heeft aanzien in de judowereld en wordt door velen als een voorbeeld gezien. Maar ís hij wel een voorbeeld zoals hij naar buiten treedt (niet voor het eerst overigens)?

Zeker bij wedstrijdjudoka kan de vraag soms gerechtvaardigd zijn: is er ook nog een leven buiten het judo? Moet judo full-time dojo-werk zijn, of is judo een levenshouding die wordt uitgedrukt op de mat en in het alledaagse leven? Welk alledaags leven? Misschien kan men in Rusland, China en Korea vinden dat een mens geen privé mag hebben en daarom alle medailles binnenharken. Maar, als elke dag draait om eten, slapen en judo, en zelfs familie en vrienden gaan lijden onder judo... is dat dan gezond? Als een judoka geen tijd meer heeft voor andere hobby's of normale ontspanning? Als een baan of studie onder druk komt of zelfs wordt opgegeven? Als een relatie met een vriend(in) niet mogelijk zou zijn? Als het focussen op gewicht zó sterk wordt dat gezond eten en drinken niet meer mogelijk is? Als er per se elke dag getraind moet worden, ook als de judoka aan zijn lichaam voelt dat hij ziek of oververmoeid is? Als judoka (net als Grol) blijkbaar zo geöbsedeerd zijn dat ze bij hun drive om te winnen, het welzijn van anderen ondergeschikt lijken te maken?
Ik durf te zeggen dat, als een judoka aan meer dan één van bovenstaande voorbeelden lijdt, hij een beetje kichigai is. Het moet wel gezond blijven en judoka zijn geen medaillemachines.

Het is de vraag of sensei bij hun topjudoka durven zeggen dat ze weliswaar trots zijn op een medaille, maar liever hadden dat ze eens ontspanden. Of mensen die duidelijk te ver gaan, ook gewoon wegsturen ondanks hun succes. Ik hoop dat men ook in de landelijke trainingscentra, of bij de centrale trainingen die de JBN nu wil opzetten, daar ook goed op gaat letten. Het moet leuk blijven en we zitten hier niet in Seoul. Judoka moeten ook een gewoon leven kunnen hebben. Judoka moeten judoën in de geest van het judo en nooit over de grens gaan. Fanatiek bezig zijn kan nog, maar fanatisme is te gek. Judo en sport mag veel vragen van iemand, men moet keuzes maken om bij de top te horen, maar waar ligt de grens? Judo is niet je hele leven... mág het niet zijn!

Om terug te keren naar het woord Kichigai 気違: de ki, wat men daar ook onder mag verstaan, is een energie die volgens de judoprincipes efficiënt moet worden gebruikt. Niet alleen maximaal, maar vooral 善用, zenyo. Goed en nuttig. Niet ongeordend en verspillend door overmaat. Het zou goed zijn om tegen judoka die de juiste maat dreigen te verliezen gewoon kichigai te kunnen zeggen. Tomaru tokoro o shire. Weten wanneer je moet ophouden want als je dat niet weet, ben je gewoon gestoord. Hard maar waar.

zondag 17 januari 2016

Nog eens: wat is de overeenkomst tussen de weg van de thee en judo?

Thee in Tokyo...
Ik heb op dit blog al heel wat stukjes geschreven over thee. De 'weg van de thee' (sadō of chadō (茶道) beter gezegd. Ik heb het in Japan mogen meemaken en dat was een hoogtepunt op mijn reis. Is dat omdat een lekker warm kopje thee na de training zo goed smaakt? Ik geef toe dat na de judo- of fitnesstraining nogal eens de theepot op tafel komt. Maar is het dat?

Wat is de overeenkomst tussen de weg van de thee en judo?

De thee-weg is onder andere in Japan wat hij is, door de interventie van Sen no Rikyu (1522-1591), die eigenlijk een Samurai was. Hij maakte van de bestaande ceremonies met veel pracht en praal, een meer eenvoudige vorm, voor een klein gezelschap. Was dat om een rustpunt te creëren zoals sommigen wel eens beweren? Een kopje thee in een rustige omgeving, na een bloedig gevecht? Dat kopje thee na de training?


Het gaat eerder om de diepere inhoud van de weg. Chadō is omgeven met een 'kata' van opeenvolgende handelingen waarbij eigenlijk niets mis mag gaan. Ik heb de thee-ceremonie in Tokyo nog op mijn netvlies staan... Nou ja, volgens het Japanse ideaal moet er altijd een onvolkomenheid zijn: perfectie bestaat niet in 'foutloos'. Ik heb dat ook al eens benadrukt bij het schrijven over judo kata. Een perfecte kata is een natuurlijke, en dus met menselijke, breekbare lichamen die niet foutloos verkrijgbaar zijn.

Wat doet de beoefenaar van chadō als er iets fout gaat in zijn kata (temae)? 

Dat is de overeenkomst tussen judo en thee. Hij gaat door. Hij herstelt zich. Hij blijft op de weg. En... hij blijft daarbij volstrekt rustig. Een beoefenaar van chadō roept niet heel hard 'shit' of wat anders, maar hij blijft geconcentreerd, toegewijd, volkomen kalm als een bergmeer. Chadō leert rust en beheersing tijdens het doorgaan en het overwinnen van fouten en mislukking. En voor een oude Samurai was dat doorgaan een kwestie van leven en dood uiteraard. Als je bij een echt gevecht je concentratie zou verliezen na een foutje, vertelde je het niet na. Bij judo is het bekend: één moment van onoplettendheid is ippon-tegen. Vele wedstrijdjudoka kunnen er over meepraten. Maar als het een yuko-tegen is... doorgaan, geconcentreerd blijven, niet vloeken maar kalm blijven en opnieuw inzetten, proberen... Het is dus een training in beheersing en controle (over jezelf en je omgeving).

Zo bezien zouden alle wedstrijdjudoka maar eens chadō er bij moeten doen. Het was voor de Samurai en het is voor judoka een enorme mentale training. In rust, concentratie, aanvaarden van de fouten en het leren om door te gaan en het hele ritueel tot een goed einde te brengen. De tijd van het ritueel brengt je wel tot die bezinning, ik weet hoe het voelt...

Hajime voor chadō.

zondag 10 januari 2016

Tsune 常

Ik ben nog nooit vergeten naar de judo training te gaan. Niet alleen omdat ik een agenda-freak ben, maar wel omdat bepaalde patronen helemaal ingebakken zitten in mijn dagelijks leven, net zoals ik ook nooit vergeet om mijn tanden te poetsen of me te scheren. Het zijn hele natuurlijke dingen die te maken hebben met een onbewust ritme, en lichaam en geest zijn daarin één: ze geven wel aan dat de orde van het leven nu betekent dat ik dat gewone, dagelijkse, ga doen. Zonder bijzondere moeite of nadenken.

Het Japanse woord Tsune 常 betekent: "gewoonte, gebruik". Judo en andere Japanse gevechtskunsten werken in een bepaald opzicht 'verslavend', in de goede zin van het woord. Ze worden een vast deel van je leven en het kost geen moeite om je te verheugen op de inspanning, of om er bij stil te staan dat je judogi klaar ligt. In feite is het bij mij zo dat het al de dag tevoren helemaal paraat is, want heel mijn mindset is ingesteld op de training die komt. "Geen zin" ken ik dus ook niet. Dat kost geen bijzondere moeite of nadenken. 

Toen ik kind was, was dat wel anders. En daarom ken ik ook het verschil. Judo was nog niet wat het nu betekent voor mij, en ik herinner mij dat ik me echt enorm moest aanduwen om de trainingen meerdere keren per week te gaan doen. Mijn sensei was geweldig, de groep soms iets minder, maar judo was niet zo´n vast patroon. Ik herken de manier waarop jongere judoka soms hun ongemotiveerdheid uitstralen. Het is bij hun nog een buitenkant, judo is nog niet 'neergedaald' in hun binnenste en ze gaan vaak omdat ze moeten van thuis en de contributie nu eenmaal betaald is.

Hetzelfde gaat op den duur gelden voor de routines van het judo zelf. Bij bepaalde handelingen moet ik nog echt wel nadenken. Veel technieken doe ik echter automatisch, op gevoel en routine. Het kan véél beter natuurlijk, maar ik weet hoe het voelt om dingen op de automaat te doen. 

In het dagelijks leven is het voor de gevorderde judoka ook mogelijk om helemaal 'judo' te zijn, zonder nadenken de judo-houding aan te nemen. Van Jigoro Kano wordt gezegd dat hij zo vol was van judo, dat hij bij alles in 'judo-taal' dacht. Een kendoka was een judoka met een zwaard. Een gesprek was een randori met woorden. Een lezing was een judoles zonder randori. In alles stond automatisch op zijn netvlies: de twee principes toepassen.

Een ouderwets maar eigenlijk zo mooi woord is 'deugd'. Een deugd is iets goeds wat je doet zonder er meer bij na te hoeven denken, iets wat een tweede natuur is. Een houding die voortkomt uit iets wat ingebakken zit. Ook in crisis-situaties blijft dat werken. Een beheersing van je handelen omdat je zo bént. Dat is mooi.  Jigoro Kano beschouwde de morele toepassing van de judoprincipes als het hoogste. Wat je lichamelijk traint door te doen en te doen, kan op den duur vergeestelijken door te doen en te doen. Leiden tot hoogstaande levenskwaliteit, beschaving en... deugdzaamheid en dienst aan de wereld.

De echte judoka is iemand die op weg is, maar die ook zo vergroeid is met de weg dat hij er niet van zou kunnen en willen afwijken. Tsune.


zondag 3 januari 2016

Je witte band houden

Soms denk ik wel eens, dat het mooi is om af en toe een witte band om te doen bij een training en achteraan te gaan zitten. Mijn brave sensei krijgt wat als je het zou doen. Maar het zou best kunnen als je in een groep traint waar tóch iedereen je kent. Waarom zoiets doen?


Daarom. Omdat je, hoe hoger je komt, zou kunnen vallen voor de illusie dat je al veel weet. Al weet ik bij elke les wel dat mijn lichaam van een halve eeuw oud echt niet zo geweldig wil wat mijn geest wil, tóch is nederigheid een deugd die je elke dag weer bewust moet nastreven. En wie denkt dat hij die deugd al bezit, is al gevallen... net zoals degene die een ander bekritiseert om vermeende hoogmoed. Uiteindelijk is het bij elke training: leren vallen en meewerken met de zwaartekracht. Niet dan? Wie staat, ziet toe dat hij niet valt. Mensen die geen judo doen, zouden het eens moeten leren. Vallen en kunnen vallen is de essentie van judo en de ander helpt je daar bij.

Een witte band omdoen en achteraan gaan zitten, zou voor veel judoka niet zo slecht zijn. Al is het maar in onze geest, als een mentaliteit. Omdat we uiteindelijk elke dag moeten blijven leren en dat de weg van het judo is... "Leren van iedereen, overal en altijd."

Het kan een mooi voornemen zijn voor het nieuwe jaar! Nederigheid en leerbereidheid. :)