woensdag 29 april 2015

Straatvechters

Twee weken geleden schreef ik een stukje over judo en de voordelen voor de opvoeding. Nog nooit werd een blog van mij meer dan 6000 keer gelezen... Vorige maand schreef ik over Hollywood en vechtfilms. Een klein vervolg... Want sommige 'vechtfilms' verheerlijken het idee dat je de gevechtskunsten ook op straat kunt toepassen, als echte zelfverdediging. Er zijn zelfs instructies en trainingen hoe je kunt overleven in de urban jungle. Cool... Er zijn op youtube ook overal filmpjes over judo als 'zelfverdediging' zoals deze - al is dat meer jujutsu.



Maar in werkelijkheid bereiden onze gevechtskunsten je helemaal niet voor op een echt gevecht voor zelfverdediging in echte situaties op straat. Want straatgevechten hebben geen tatami, geen regels en een heel ander doel dan 'submissie', of winnen met ippon. Het doel van straatgevechten is altijd iets 'illegaals': een ander beschadigen, aanvallen, beroven, molesteren of zelfs... ombrengen. Meestal in onbeheerste situaties van dronkenschap of zoiets. Interessant om dan te proberen jezelf ongewapend te verdedigen, maar of de aanvallers het zo fair spelen als wij denken met al onze mooie technieken, is de vraag. Op straat gelden de wetten van de jungle: alles kan worden gebruikt als wapen, of het stenen of stokken zijn, en regels van gelijke bewapening of man tegen man gelden ook al niet. Als je met zijn tienen met stokken en messen twee mensen kunt uitschakelen, ben je lekker bezig. 'Kopschoppen' hoort ook bij straatgevechten, want de regel dat je iemand die op de grond ligt niet mag trappen, kennen ze niet, zeker niet in een groep of na een avondje stappen. Dat je vrouwen niet aanvalt ook niet. Waar bereid je je dan eigenlijk op voor?

Straatvechten is geen romantiek. Het loopt met de meeste straatvechters ook minder goed af. De aanvallers en 'winnaars' van het gevecht eindigen vaak in de bak of in tbs-klinieken, of worden deel van bendes in afwachting dat ze zelf slachtoffer worden van een afrekening. De slachtoffers die niet zo goed waren met hun zelfverdediging, eindigen in ziekenhuis of revalidatie - als ze het al kunnen navertellen. 

Daarom dat de politie en anderen die het 'geweldsmonopolie' hebben, weliswaar trainen in zelfverdediging, maar liever voorkomen dat ze het moeten gebruiken. De held uithangen is niet stoer. Escalatie is gevaarlijk en zelfs als je wettig gewapend bent, moet je maar net als eerste (raak) kunnen schieten.

Maar wat veel belangrijker is: straatvechten is absoluut niet verenigbaar met waar we met judo en andere budo voor staan. Het vechten wat we op de mat doen is slechts een 'vorm', een 'spel'. Als het al geen kata is, blijft zelfs de randori-vorm strikt gebonden aan regels, kleding en veiligheid voor elkaar, en het doel is eerder beheersing en dat je een betere persoon wordt. Van straatvechten wordt niemand een betere persoon, en het dient geen enkel wederzijds nut. Nooit. 

Eigenlijk is de gelukkigste judoka of vechtsporter dus degene die kan zeggen: "Ik ben nog nooit in een straatgevecht verzeild geraakt."

maandag 27 april 2015

Sakura (3) alles is vergankelijk

Drie jaar geleden schreef ik mijn eerste blogje over sakura (桜), de Japanse bloesempracht waar men in Japan een bijna magische beleving bij heeft.  Ik moet zeggen, als ik plaatjes zie van de Japanse kleurenpracht, wordt mijn verlangen om naar Japan te gaan alleen maar groter en ben ik bijna jaloers op twee Nederlandse judoka die momenteel in het land van de rijzende zon zijn en via Facebook hun ervaringen laten zien.  

Toch zou ik snel moeten zijn om nog iets te zien van de schoonheid van de bloesem. Net als de sakura in mijn eigen voortuin, is de kleurenpracht een kortstondig feest...  Nog even en er ligt meer bloesem op de stoep dan er aan de bomen hangt en dan heeft het lentegroen het lichtroze verdrongen... de 'roze regen' is van korte duur.

Laatst sprak ik met een vriend over de dood en de onsterfelijkheid. Hij hoopt dat men tegen de tijd dat hij oud wordt, zoveel medische vooruitgang heeft geboekt dat men het lichaam kan 'resetten' naar eeuwige jeugd. Het is de medische variant van de droom die voorheen alleen religies konden bieden: de dood overwinnen. Hij moet maar snel naar Japan gaan en de les van de bloesem leren, de sakuradō zoals de Japanners het zouden kunnen beleven.

Ik denk in dat opzicht meer zoals de Japanners, denk ik. Ik geloof in de weg van de natuur en het leven zoals het komt en gaat. Ik heb met Pasen een stukje geschreven over de oude samurai en hun omgang met de dood. Wie leeft met de diepe symboliek van de sakura en de Japanse levenswijsheid, met de gevaren van aardbevingen en de grillige natuur, wordt zich dieper bewust van de vergankelijkheid van alles. Het ontbreken van de perfectie die mensen soms willen nastreven - alsof het leven zo vlekkeloos zou moeten zijn als een Toyota die het altijd doet of de punctualiteit van de Shinkansen-trein. Nee, de natuur blijft grillig en onmanipuleerbaar en de Japanner accepteert dat niet alleen, hij bemint dat leven in die vorm, zoekt de schoonheid in het vergankelijke en onvolmaakte, geeft zich er aan over.

Judoka in onze landen, doen dat vaak met de mentaliteit van de winnaar, de overwinnaar die zegeviert op alles. Mentale kracht = ik kan alles aan, ik voel me onsterfelijk. Een Japanner heeft zeker zijn trots.  Falen = sterven. Maar zoals een Japanner in dat geval zomaar harakiri kan plegen, laat wel zien dat hij niet zo bang is voor de dood als wij Westerlingen. Kamikazepiloten schilderden sakura op hun vliegtuigen voor hun missie. Wij zijn meer aan het leven gehecht dan aan onze eer. Terwijl mentale kracht gelegen is in de durf om het leven te nemen en te geven, het te ontvangen en het weer los te laten.

Judoka worden getraind in ippons en winnen. Maar de eerste lessen zijn trainingen in vallen. Ukemi. Kunnen vallen, moeten vallen, wíllen vallen. Graag willen vallen en weer opstaan, telkens weer, telkens weer. Een levensles die overeenkomt met tijden en seizoenen, zoals de bloesem komt en neervalt, jaar in jaar uit. 

Daarmee probeer ik de natuurlijke en menselijke angst voor de dood te overwinnen. En naarmate ik ouder word, ook mijn angst voor aftakeling, afnemende krachten en alles wat daarmee samenhangt. Als ik kijk naar de dwarrelende bloesemblaadjes, is dat bijna een meditatie. Sic transit gloria mundi: zo vergaat de ijdele roem van de wereld. Zo vergaat een mensenleven. Zo is de natuur der dingen. Zo moeten wij ons overgeven als het roze blaadje dat als een veertje door de wind wordt meegevoerd en een vederzachte ukemi maakt op de harde steen van de straat. Heel mijn leven is als de sakura en de droom dat de bloesem voor altijd aan de boom zou hangen, is het einde van de boom en het einde van onze wereld.

Ik ga maar in de herfst naar Japan denk ik. Dan kleurt het land rood. Niet de rijzende zon, maar de stervende bladeren zijn het echte Japan. De echte wereld. Het echte leven. De natuur neemt haar ukemi wel.

zondag 26 april 2015

Oss 押忍

Toevallig ben ik geboren in Oss. Dus is het interessant om een blog te wijden aan deze 'beroemde' Brabantse stad. Niet zozeer omdat jujutsuka nu meteen op hun hoede zijn om zich te verdedigen tegen een aanval met een mes... Oss staat bekend als een stad waar men in de kroeg eerst een mes trekt alvorens te gaan praten met elkaar - zo heeft elke stad zijn eigen 'reputatie' hè...

Oss 押忍. Is dat koppel kanji de leuke Japanse vertaling van mijn geboorteplaats? Dus niet. Dit blog gaat niet over Oss.
De oplettende lezer van dit blog met inmiddels enig gevoel voor de kanji, herkent wellicht het eerste:
  • O(shi) 押. Jazeker het is ook het eerste kanji van osaekomi-waza 押込技, ofwel een houdgreep. Het betekent alles wat te maken heeft met 'persen, drukken, vasthouden, controleren'. 
  • Ss 忍 is ook een oude bekende, meestal wordt het kanji uitgesproken als 'nin'. Het woord nintai 忍耐 is bijvoorbeeld: geduld, uithoudingsvermogen. Ja en ook een ninja heeft hetzelfde Japanse kanji. Maar zoals het Japans voor een en hetzelfde kanji vaak verschillende uitspraken heeft, is het hier verwant met shino(bu) (しの(ぶ)), wat in de uitspraak waarbij geen klinkers voorkomen, gaat klinken als 'oss', 'osu', of 'ossu'. Tsja, ik vind het ook maar ergens... Zeg het ook maar eens snel: oshi-shino.
Oss 押忍

Oss, osu of ossu wordt in het Japans gebruikt als een gewone groet (zoiets als 'hallo'), maar ook meer specifiek in de dojo. Vooral bij karateka die er mee willen zeggen: ik ga door, ik ga houd de druk vol, ik laat me niet kisten, ik verdraag de hardste training.

Want dat betekent oss in feite. Door het woord uit te spreken zeg je tegen jezelf: ik ga tot het uiterste in mijn training, ik geef mezelf helemaal. Ik kan de druk aan, ik weersta de verleiding om op te geven. Daarom dat stoere budoka ook t-shirts aantrekken met daar deze kanji op afgedrukt. Als je dat op je shirt hebt, ben je een bikkel.

In die in is Oss dus een mooie budo-term! En als het op zijn Brabants zou willen vertalen... komt het nog verdraaid dicht bij de betekenis van 'houdoe', wat wij zeggen als we weggaan. "Houd-oe" is zoveel als: 'hou je goed'. De judoka bedoelt dan: houd-het-vol, ga door, blijf overeind en als je valt, ga tóch door. 

Oss, houdoe !

woensdag 22 april 2015

Je partner is je spiegel...

Veel mensen zijn op zoek naar wie ze zijn. Onzekerheid is volksziekte nummer één in een individualistische samenleving maatschappij. 'Wie ben ik?' Waarom ben ik er? Waarom lopen de dingen zoals ze zijn?

Toch is dit geen recente ontwikkeling. De oude Grieken waren al bezig met de vraag naar het eigen ik. "Ken uzelf" (Grieks: γνῶθι σεαυτόν gnoothi seauton) zou een inscriptie zijn in de Apollo-tempel in Delphi en men weet niet eens aan welke klassieke wijsgeer de spreuk moet worden toegeschreven. Het valt in de klassieke categorie 'tegeltjeswijsheden' zullen we maar zeggen. Niets nieuws onder de zon.

Wie ben ik? De vraag kunnen we proberen te beantwoorden door heel lang in de spiegel te kijken, of naar onze navel te staren. Kennen we dan onszelf?

Judo wijst een andere weg, en Bruce Lee, van wie ik graag memes maak, wijst de judoweg:



We leren onszelf kennen door de ander. "Jezelf kennen is op jezelf studeren, in actie met een andere persoon." (Bruce Lee)

Het probleem van navelstaarderij en narcistisch spiegelgedrag, is het statische. Het staat stil. Het is een foto als het ware. En hoe mooi en goed een foto kan zijn, het is ook nietszeggend. Je ziet ook maar één perspectief, andere invalshoeken bestaan niet. Dat is in alle opzichten eenzijdig.

Judo beoefenen betekent dat je in alle facetten van je menszijn wordt aangesproken en uitgedaagd. Fysiek, intellectueel, mentaal en moreel. In beweging. Altijd bewegend. Judo is daarmee een complete actie-reactie film, in 3D. En in de spiegel van jouw interactie met de ander, ontdek je wie je zelf bent, in je sterke en je zwakke kanten. Kun je door die ander geaccepteerd worden in die sterke en zwakke kanten, en er van leren. Groeien. Stimuleren. Vallen en opstaan. Vreugde en verdriet. Dát is je ware ik. Geen mens is ééndimensionaal. Judo is één van de vele manieren om met een andere persoon samen de andere dimensies van jezelf te ontdekken en zo jezelf beter te leren kennen.

O ja, en judo leert ook dat het leven een weg is. Ken jezelf is ook een illusie. We streven naar volmaaktheid, maar die ligt niet in onszelf maar in 'elkaar'. En dat doel is nooit volledig bereikt. Zelfkennis is dus geen status, maar een stadium.

zondag 19 april 2015

Koshi ga takai mono

Koshi ga takai mono 腰が高い者 is een Japans begrip wat door ons westerse mensen niet wordt begrepen. Het betekent letterlijk: 'bewegen met de heupen omhoog', en in normale omgangsvormen zouden we zeggen: 'onbeleefd' en 'hooghartig'. Maar voor de gevechtskunsten heeft het nog een andere betekenis: dat je verkeerd beweegt.

Wij kennen het kanji koshi 腰 van onze heupworpen. En wij denken als eenvoudige westerlingen dat dit slechts een kategorie in de nagewaza is. Dat klopt. Maar voor de Japanner is de heup een belangrijker orgaan dan het kantelpunt voor een worp, of het stukje beweeglijkheid bij de ebi-beweging. Het is het bot waar je centrum, je hara, mee samenhangt en dus je hele balans. Dat is voor de Japanner niet alleen het fysieke verhaal, maar meer je hele persoon. 

Er is een enorm aantal uitdrukkingen waarin de heup bijna je karakter lijkt te bepalen. Bijvoorbeeld: een koshi ga yowai hito (腰が弱い人) is een labiele persoon of zelfs een lafaard. Koshi ga kudakeru (腰が砕ける) betekent: "instorten, flippen, buiten jezelf raken". Terwijl koshi ga suwaru (腰が据わる) betekent: zelfverzekerd en beslist zijn. Koshi ga magatte inai (腰が曲がっていない) vertalen wij met "een rechte rug hebben" maar het is voor een Japanner 'stevige heupen hebben'. En zo kunnen we wel doorgaan... 

Als iemand dan ook zegt: "koshi ga takai mono" tegen een ander, is dat een beoordeling van de totale balans van iemands persoon, wat zich uitdrukt in de lichaamshouding. 

Onze lichamen

Westerlingen staan in de ogen van Japanners uiteraard verkeerd. Hoe is ons ideaal van lichaamsbouw? Smalle heupen (wespentaille) en brede schouders (kast). Daar zitten we ons in de fitness voor op te pompen. Wij ademen meestal ook 'hoog', d.w.z. we blazen onze borstkas op en gebruiken bij het vechten het liefst onze armen. Als je een driehoek moet tekenen over ons lichaam heen, staat de punt naar beneden en de rechte lijn loopt over de schouders.

Een Japanner staat anders en beweegt anders. Hij traint als een sumo-worstelaar. Laag staan, heupen naar beneden, balans vanuit de hara en de heupen zoekend. Brede schouders mag wel, maar niet zonder de heupen daaronder stabiel te hebben. De driehoek staat net andersom dus... 

Voor de budosporten geldt daarom in het algemeen: de basis van het bewegen komt uit de heupen. Daar is je balans. Je soepelheid (denk aan je ebi). Voor de Japanner maakt de heupsectie het lichaam één: boven- en onderlichaam worden er door verbonden, het is het centrum dus. Aikidoka krijgen dat continu ingepeperd. Judoka weten het wel, maar doen er weinig mee.

De vraag is of ons westerse lichaam 'snapt' wat de Japanner voelt. Leven vanuit je heupen vraagt anders lopen en bewegen. Wij kunnen geen kwartier in een kikkerhouding zitten. Onze benen zijn vaak lange stelten en zijn anders gevormd of gespierd. We lopen op schoenen met steunzolen en hakken, en niet blootsvoets of op platte zori. Heel ons lichaam voelt anders. Het is wellicht een kwestie van trainen en bewustwording, maar we blijven wie we zijn. En hoe ouder we worden, hoe minder we dat kunnen corrigeren. 

Het zou hooghartig kunnen zijn om te menen dat we niet koshi ga takai mono bewegen. Laten we beleefd en nederig zijn, letten op ons postuur, maar als we onze sterke armen niet willen verslappen, zullen we allemaal 'kast' modellen blijven, of in een slechter geval een dikke buik over onze hara laten hangen. Wie begrijpt de Japanner volkomen? Waarschijnlijk alleen de Japanner zelf...

woensdag 15 april 2015

Leeuwenkoning

Tsja. Af en toe is het wel eens leuk om een 'witte band' voor randori te vragen, zeker als die stoer staat te doen en denkt de hele wereld aan te kunnen. Maar dat is dan puur je eigen lol en ook die van de uitdager. Spelen met elkaar. Maar verder? Ik weet nog dat ik een jaartje aikido deed, en één van de problemen was dat er bijna alleen beginners in die groep trainden. Dan sta je wel wat te proberen, maar je leert uiteindelijk niet boven je eigen niveau uit te stijgen.

Leeuwen onder elkaar

De JBN is nu met haar centrale topsportbeleid goed aan het kijken naar de juiste trainingspartners voor de topjudoka. Want het spreekwoord klopt wel. "Als je een leeuw wilt worden, moet je trainen met leeuwen." Ik ben - zoals bekend - een groot voorstander van het trainen in de eigen club met de eigen sensei/coach. Dat heeft een grote waarde voor de ontwikkeling van judoka. Maar ik snap ook dat het moeilijk wordt om de top te bereiken als je alleen kunt trainen met judoka die niet dat zelfde topniveau hebben. Als je altijd als een koning heerst op de eigen mat, en nooit geworpen wordt, wil dat niet zeggen dat je ook koning bént. Wellicht word je op een toernooi in de eerste ronde uitgeschakeld. Ik weet dat zoiets ook het probleem was/is met sommige districten. Daar is de spoeling zo dun, dan je makkelijk districtskampioen kunt worden, terwijl je dan bijna geen kans hebt tegen de nummer twee van een oersterk district. Voor de echte top is het gewoon nodig om veel randori te draaien met andere 'leeuwen' en daarom zijn ook internationale trainingsstages gewoon nuttig. Of daar dan een Olympisch kampioen wat clinics geeft, is eigenlijk bijzaak, daar leer je zeker iets van, maar vooral het werken met toppers als partners, dát is leerzaam.

Leeuwen, welpen en de leeuwenkoning

Aan de andere kant. Degenen die in een eigen club of groep de leeuwen zijn, hebben zij niet tevens de dure judoplicht om de welpen te helpen om ook te groeien? De leeuw mag best streven om leeuwenkoning te worden, maar een goede koning dient ook zijn 'volk'. Het is niet goed als alle toppers wegtrekken en alléén daar gaan werken aan hun eigen carrière. Ook de welpen hebben recht op leeuwen als trainingspartners. Alleen dan komen er in de toekomst nieuwe leeuwen uit de jungle naar voren.

Het is een kwestie van zorgvuldige balans tussen de top en de opvoeding. Maar vast staat dat je leert van judoka die nét iets beter zijn dan jijzelf. En als die er niet zijn, kom je nooit vooruit.

zondag 12 april 2015

Zeven voordelen als kinderen op judo gaan

Het lijkt een inkopper. Judo en andere budo-vormen zijn goed voor kinderen. 
Zeker voor onzekere kids en kinderen die slachtoffer zijn van pesten. Pesten is een hot item in onze scholen en samenleving - wat niet alleen laat zien hoe gewelddadig veel kinderen (en volwassenen) zijn, maar ook hoe onzeker. Want pestgedrag is niet stoer, maar een uitlaatklep van een heel bang mensje. Er zijn blijkbaar héél veel onzekere en gekwetste kinderen/mensen in onze tijd. Véél meer dan gezond is. Het zegt iets over de gezondheidstoestand van gezinnen en opvoeding, dat wel...

Maar goed, dan zoeken we dus naar medicijnen voor deze verwonde kids, en dan is judo een goeie keus.

Waarom eigenlijk? Ik geef zeven argumenten.

1) Het leert een kind zijn tegenstanders recht in de ogen te kijken. Kinderen die zwak zijn, gepest worden, of weinig zelfvertrouwen hebben, zijn geneigd om de ogen neer te slaan en weg te kijken van het gevaar. Judo en andere budo leren dat zoiets niet de weg is. Een tegenstander is pas gevaarlijk als je hem niet in de gaten houdt. En je mentale overwicht of onzekerheid blijkt vooral uit de oogopslag. Wie zijn gevoel van minderwaardigheid leert overwinnen door een strakke blik, wint mentaal op alle punten.

2) Het overwint angsten. Judo leert kinderen te vallen en weer op te staan zonder zich te bezeren. Een heel lichaam raakt van slag door angst. De hartslag raakt opgefokt, de ademhaling raakt in de war en het kind gaat zweten en/of misselijk worden. Dat heeft een psychische oorzaak, maar met lichamelijke consequenties. Een hond heeft een fijne antenne voor deze angst-symptomen. Het 'hoort' de hartslag van de mens. Bij een bange mens registreert de hond de mindset van de mens en dan kan hij daarop handelen. Een pestkop of tegenstander heeft ook zo'n antenne. Judo leert rust te scheppen in het lichaam omdat de judoka leert omgaan met de psychische nood.

3) De conditie wordt enorm verbeterd. Dat lijkt een open deur, maar kinderen die geen enkele conditie hebben én mentaal kwetsbaar zijn, worden extra kansloos als het op een confrontatie aankomt, en als dan de angst ook de boventoon voert, is de totale lichaamstaal er één van enorme zwakte - en dan is het kind voor de bijl natuurlijk omdat de pestkop/aanvaller weet dat hij zelf geen gevaar te duchten heeft. Bovendien leert het kind op judo een bepaalde balans en coördinatie, die de hele motoriek ten goede komt. Het kind valt letterlijk en figuurlijk niet zo snel meer om.

4) Het kind leert een aantal effectieve technische antwoorden op basis-aanvallen. Ik vind persoonlijk dat in het zelfverdedigingselement meer nadruk zou moeten komen op aanvalsvormen, zoals duwen, slaan, en schoppen. Qua effectieve zelfverdediging is jujutsu denk ik een betere budo dan judo tegenwoordig. Zeker als judo blijft weigeren kata als basistraining in te voeren en vooral 'leuk wil doen' met wat rollen en kantelen op de grond. Dat is technisch natuurlijk zinloos als zelfverdediging - en het leven als kind wat gepest wordt is weliswaar gebaat bij een 'leuke' hobby en respectvolle omgeving, maar eenmaal buiten is het toch anders...

5) Het kind gaat ergens bij horen, heeft vrienden en partners die om hem en zijn veiligheid bekommerd zijn. Dat is een gevoel wat veel kinderen helaas al jong moeten missen, ook in de gezinnen waar ze zich verlaten kunnen voelen omdat iedereen met zichzelf bezig is... Het is te gek dat een judoclub ook dát moet bieden, maar het is wel zo dat kwetsbare kinderen zich vaak juist of alleen dáár geaccepteerd voelen en gesteund. Het draagt bij tot een gevoel van identiteit en het verklaart ook waarom kwetsbare kinderen op latere leeftijd met zo veel waardering terugkijken op hun judotijd, de groep en vooral de sensei... ze zien er rolmodellen.

6) Het leert concentratie en streven naar iets. Judo training betekent een einde aan het wegdromen van de realiteit. Een kind wat ongelukkig is, droomt gemakkelijk weg. Vluchtgedrag. Een virtuele wereld via een anoniem smartphone-leventje. Dat kan op de mat niet en dat is goed voor de ontwikkeling. Het staan in de realiteit betekent bovendien dat er gestreefd wordt naar progressie en dat is in dit geval meestal een slip of band. Daar trekt een kind zich aan op. Dat het volgend jaar hogerop komt. Doelloosheid is dodelijk voor een kind, maar een uitdaging maakt ze open en enthousiast.

7) En als zevende, het tegenovergestelde van wat sommigen denken: het is een medicijn tegen geweld en agressie. Omdat judo steeds beheersing aanleert, en dat tot tweede natuur maakt, is judo weliswaar geschikt tot verdediging, maar vermijdt het normaal het 'vechten'. Een judoka is geen vechtzak. Juist niet. Wat ik als kind al leerde van mijn gewaardeerde eerste sensei, heb ik altijd kunnen vasthouden: nooit op straat te vechten. Ik heb mijn judo van de kinderjaren vaak kunnen gebruiken - zoals bij valpartijen-  maar nooit bij vechtpartijen.

We mogen deze zeven voordelen wel inlijsten denk ik. Ik heb ze overigens niet zelf allemaal verzonnen hoor, en er zullen er wel meer zijn. Het komt voort uit eigen ervaring en die van meesters in allerlei kunsten, en veel lezen en goed observeren. Goed kijken is altijd de weg tot (mensen-)kennis en wie judo in zijn hart sluit, kijkt vooral goed naar opvoeding en probeert dan de nobele weg toe te passen voor het welzijn van anderen, speciaal kwetsbare mensen en kinderen.

woensdag 8 april 2015

Arme armworpen

De laatste tijd heb ik nogal eens wat extra gejudood omdat een goede judovriend graag op examen wilde voor zijn ikkyu. Hij is inmiddels geslaagd en draagt zijn bruine band met trots en waardigheid!

Maar bij zo'n training neem je het hele worpenschema nog eens door. Voor de gemiddelde judoka is zo'n oefening natuurlijk een feest, want je komt weer een heel aantal worpen tegen die je niet alle dagen meer doet in je eigen dojo. Althans, niet in de groep waar ik train.

Dat de 20 (ma- en yoko-) sutemi-waza niet zo bekend meer zijn, is begrijpelijk. De meeste daarvan worden bij de kleintjes niet snel getraind, en als de kindertjes wat groter zijn, zijn de meesten óf wedstrijdjudoka, óf gestopt. En wedstrijdjudoka trainen gewoon enkele technieken waar ze goed in zijn (en die bij hun lichaam passen) en geen ingewikkelde rijtjes. Wat zou de reden zijn waarom ze 67 erkende worpen (de Gokyo van de Kodokan en wat later is goedgekeurd) goed moeten kennen? Beter twee worpen duizend keer oefenen, dan 67 een beetje, of niet?

Toch besef ik pas goed wat er door het wedstrijdjudo voor slagveld is aangericht in het judo-curriculum als ik deze trainingen consequent doe. Nog meer dan bij het doen van nage-no-kata, besef je bij deze 67 hoe veel er gesneuveld is door opeenvolgende regelwijzigingen van de IJF. Mooier judo door steeds meer worpen weg te laten? Hmmm... weten we nog wat we missen?

(Uiteraard is het niet verboden bij IJF-decreet om technieken te oefenen die bij wedstrijden verboden zijn, maar laten we eerlijk zijn: welke sensei traint ze alsnog?)

Wat het meeste in de verdrukking is gekomen bij het tachi-waza, zijn de te-waza, ofwel de armworpen. Bij de te-waza horen volgens de Kodokan ook de zogenaamde schouderworpen (die door Kawaishi zijn afgesplitst van de te-waza). 
De bekendste techniek die gesneuveld is, is kata-guruma. Door Jigoro Kano hoogstpersoonlijk in het nage-no-kata geplaatst omdat het blijkbaar een belangrijk judo-principe uitdrukt (guruma, het 'wiel'). Door de IJF hoogstpersoonlijk er uit geknikkerd, omdat het 'been gepakt' wordt. Hmmm terwijl het eerder een kwestie van 'armpje trekken' is dan 'beentje pakken', maar goed...
Maar wat is er verder nog over van te-waza als sukui-nage, en de echte 'beenpakkers' als morote-gari, kuchiki-taoshi en kibisu-gaeshi?
En ook los van de wedstrijdregels, wie oefent er nog ooit uki-otoshi (buiten het kata) of sumi-otoshi of obi-otoshi?

Als je dit serieus beziet, worden van de klassieke te-waza van de Kodokan, alleen nog tai-otoshi en de drie seoi-technieken serieus geoefend. In het Kawaishi-systeem is dat er dus nog één. De rest raakt in de vergetelheid.

Dan vraag ik me echt af: hoe hebben we het judo zó kunnen 'verarmen'?

de oorspronkelijkste 40 technieken

zondag 5 april 2015

24 uur te leven

Met Pasen een mooi verhaal wat ik vertaal voor de trouwe bloglezers...

"OK" zei de sensei na de avondtraining. Allemaal zitten. Pak een vel papier en een pen en schrijf.  We hadden vaak pen en papier bij ons want onze sensei had wel vaker de gewoonte om na de gewone les nog een uur lang onderricht te geven over diverse aspecten van de gevechtskunst, en we wilden die pareltjes niet vergeten. Mijn schrift stond vol met aantekeningen van zijn leringen over de geschiedenis van de kunst, de kata, de toepassingen van technieken, de moraal, de filosofie en anekdotes.
We pakten dus onze schriften en gingen zitten voor een volgend uur les. Onze geesten waren geconcentreerd, en we lachten samen om voorbereid te zijn voor de discussie.

"Ik wil," zo begon hij, "dat je je voorstelt dat de dokter tegen je gezegd heeft dat je een of andere mysterieuze ziekte onder de leden hebt. Je zult over 24 uur dood zijn. Er is geen medicijn tegen. Tot die 24 uur voorbij zijn, zul je je nog goed voelen. Verspil je tijd niet om te denken aan een second opinion."

Het lachen was meteen over. We luisterden gespannen.

"Ik wil dat je opschrijft wat je van plan bent de komende 24 uur te gaan doen. Schrijf dat op wat je wilt delen met de groep als we het bespreken en wees zo gedetailleerd mogelijk."

Het eerste wat in me opkwam, was dat ik klaar wilde zijn voor God als zijn laatste oordeel zou komen. Ten tweede zou ik aan al mijn familieleden en vrienden nog eens willen zeggen hoeveel ik van ze houd. Ik weet immers dat ik in de haast van de dag die maar 24 uur heeft, nogal eens vergeet te zeggen dat ik van ze houd en hoe bijzonder ze zijn. Met nog maar 24 uur te gaan zou ik de laatste kans willen grijpen om ze nog eens te zeggen hoezeer ik ze waardeer.
Tenslotte zou ik de rest van de tijd willen besteden om te genieten van al het moois dat de wereld te bieden heeft. Ik zou alle vervelende en saaie dingen van het leven, zoals geld verdienen, niet meer willen zien en voor ogen houden waar het eigenlijk echt op aankomt.
Natuurlijk kan ik niet de hele wereld zien in die ene dag. Ik zou niet eens genoeg geld hebben om nog eens de Chinese muur te zien. Ik weet niet eens wat ik dan wel zou doen. Zou ik naar het bos gaan om de grote sequoia te zien en om deze reuzen heenlopen? Zou ik naar het Yellowstone National Park gaan om daar de schittering van het landschap en de watervallen te bekijken? Zou ik nog eens de Missisippi willen afvaren? De mogelijkheden waren eindeloos maar een ding was zeker: ik zou mijn laatste dag op aarde besteden aan het mooie van het leven.

Nadat we voldoende tijd hadden gekregen om onze plannen op te schrijven, kwamen we bij elkaar om onze ideeën door te spreken. De meesten bleken overeenkomstige antwoorden te hebben gegeven. Bijna iedereen zou zijn liefde voor verwanten en vrienden willen uitdrukken. En iedereen was er zeker van om de laatste dag de beste dag van je leven te maken. Sommigen waren wat onrealistisch over wat ze allemaal in één dag wilden plannen, maar de bedoelingen waren goed.
Sommigen in de dojo hadden wat afwijkende ideeën over wat ze zouden willen doen. Iemand zei dat hij zou zoeken naar iemand in wiens plaats hij zou kunnen sterven, als een plaatsvervanger als het ware. Een ander zei dat hij zich zou willen aanbieden voor een riskant medisch experiment, zodat de uitkomst ten dienste zou staan van de mensheid. Iemand anders zei dat hij onder een boom zou gaan zitten wachten. Weer iemand anders zei dat hij zou gaan feestvieren tot zijn tijd gekomen was.

Aan het einde van onze openbaringen zei de sensei zachtjes: "Ik ben een beetje teleurgesteld in jullie." Dat antwoord verbaasde ons enorm. We hadden toch geweldig ons best gedaan om eerlijk te zijn. Goed, sommige antwoorden waren wat minder, maar ik dacht dat enkele toch uitstekend waren.
"Geen van jullie heeft het antwoord gegeven wat het beste van alles is," vervolgde hij. "Het beste antwoord is: ik zou niets anders doen dan ik nu doe."
"Niets anders?" dacht ik. "Je gaat dood over 24 uur en je doet niks anders?"

"Ik wil niet suggereren dat je hetzelfde saaie en zinloze leven moet blijven doen", zei de sensei. "Integendeel. Ik had gehoopt dat jullie leven nu al zo spannend en interessant zou zijn en je de vreugde van het leven nu al zou smaken, dat je laatste dag er net zo uit zou zien. Mijn vraag aan jullie allen is: als dit is wat je zou moeten doen voor je doodgaat, waar wacht je dan op?"

Sommigen waren een beetje nijdig over deze duidelijke valstrik en zeiden: "Maar we gáán morgen niet dood, dus is het niet fair om te doen alsof. In feite doe ik al die dingen die ik op mijn lijst had staan niet, omdat ik weet dat ik morgen niet doodga."

"Afgelopen jaar zijn in de VS 2 miljoen mensen gestorven", zei de sensei, "de meesten van hen zijn plotseling gestorven, zonder aanwijsbare voortekenen: hartaanvallen, ongelukken, schietpartijen en vliegongevallen. Hoe weet je dan dat jij niet morgen aan de beurt bent? Hoevelen van die 2 miljoen wisten dat ze morgen zouden sterven?"

Het werd stil.

"En dus hoe denk je dat die 2 miljoen mensen hun laatste dag hebben doorgebracht? Waarschijnlijk met dezelfde routine als waarmee ze alle andere dagen doorbrengen. Alles wat ze nog hadden willen doen, alle plannen die ze hadden gemaakt, al hun toekomstige dromen en hoop, is nooit gebeurd.  Waar hebben zij op gewacht?"

"Ze wachtten op het juiste moment," antwoordde ik. "Mensen leven volgens hun agenda. Je kunt maar twee weken per jaar op vakantie. We hebben verplichtingen en verantwoordelijkheden. Je kunt niet zomaar gaan leven voor je eigen genoegen."

"Van het jaar 1000 tot 1600 heeft Japan geleefd met ononderbroken burgeroorlogen", zei de sensei. "De dood was doodgewoon en niemand wist of hij er de volgende dag nog zou zijn. Vanwege die realiteit konden ze het zich niet veroorloven om uit te stellen wat ze wilden doen voor ze zouden sterven. Velen leefden echt elke dag alsof het hun laatste was, en vaak kwam dat ook uit. Ze waren klaar om te sterven en dus lieten ze geen kans onbenut. Ze hadden hun persoonlijke zaken altijd op orde, ze keken uit naar nieuwe ervaringen, ze lachten, ze dansten, ze maakten elke dag tot de beste die het kon zijn. Als ze de volgende dag toch wakker werden, waren ze dankbaar dat ze weer een nieuwe dag kregen om van te genieten."
"Maar de immanente aanwezigheid van de dood in hun leven, maakte dat ze de kwaliteit van het leven anders genoten.  Het eten smaakte ze, ze genoten er van. Ze schrokten het niet weg zoals wij onze snelle lunches wegwerken. Wij zijn zo druk met van alles dat we niet eens meer in de gaten hebben dat het eten ons smaakt. De oude samurai genoten van de lucht die ze inademden, van de natuur om hen heen, van de structuur van een afgevallen blaadje, ze luisterden naar de geluiden van het landschap. Ze gingen op in alles wat ze deden."
"Ze leefden een moreel hoogstaand leven, namen hun verantwoordelijkheden en plichten op zich, maar ze waardeerden ook elke dag als een gave, een voorrecht, een onverdiende genadige verlenging van hun bestaan. Ze waren niet bang om te sterven, omdat ze klaar waren om te sterven. Ze hadden geen spijt, want er waren geen gemiste kansen, of onvervulde wensen."

"Maar het houdt hier niet op", zei de sensei. "Het zelf leven alsof je nog maar 24 uur te leven hebt, mag zich ook uitstrekken naar anderen die dan ook nog maar 24 uur te leven hebben. Wanneer heb je voor het laatst tegen je ouders gezegd dat je van ze houdt en ze omhelsd?" Niemand antwoordde.  Ik bedacht me dat het misschien wel maanden geleden was en ik voelde me daar slecht over.

"Weet je hoe beroerd je je zou voelen als zij morgen zouden sterven en jij niet de kans had gegrepen om de juiste dingen te zeggen en te doen omdat jij zat te wachten op het juiste moment? Wacht niet op dat juiste moment! Doe het nu want je weet niet of je nog eens nieuwe kans krijgt."

Toen deelde de sensei een ervaring van hemzelf. "Ik had een vriend die me 's nachts opbelde. Hij klonk in de war. Zijn stem was opgewonden en ongemakkelijk. Hij liet doorschemeren dat hij me nodig had, mijn gezelschap zocht en wat tijd met me wilde doorbrengen. Ik liet dat gaan want ik had zoveel dingen te doen. We spraken even met elkaar en toen hingen we op. Twee dagen daarna hoorde ik dat hij zelfmoord had gepleegd. Ik ben er nooit van overtuigd geweest dat ik dat het niet had kunnen voorkomen als ik wat gevoeliger was geweest voor zijn kreet om hulp. En ik zal altijd spijt hebben als ik de kans had en het niet heb gedaan. Snap je wat ik bedoel? "

Ik begreep het helemaal. Ik dacht aan mijn eigen vader die onlangs een hersenoperatie had ondergaan. Toen hij op de IC lag en niet in staat te spreken, keek ik naar de grafiekjes op de apparaten en wenste dat hij wakker zou zijn zodat we konden vertellen hoeveel we van hem hielden. Onze relatie was altijd wat oppervlakkig en gewoontjes en ik had hem maar zelden gezegd dat ik van hem hield. Maar nu hij daar bewusteloos lag, wilde ik hem dat heel erg graag zeggen. Maar hij kon me niet horen en ik was de kamer uitgelopen en had gehuild.

Ik heb geluk, denk ik nu. Hij is er bovenop gekomen en sindsdien koesteren we de momenten samen. Ik omhels hem elke keer als ik hem zie en ik wil zeker zijn dat we geen moment missen.
Uiteindelijk was de les voorbij. Ik ging naar huis en heb onmiddellijk mijn ouders gebeld.

Larry Richardson, BlackBelt magazine 6-1999

Zalig Pasen...

woensdag 1 april 2015

Stijf als een plank, soepel als een wilg

Waarom doen we warming up oefeningen bij elke judoles? Vraag het vooral aan een oude vent (zoals ik) die van nature zo stijf is als een plank... Als ik ga fitnessen moet ik eerst wat fietsen om op te warmen en heel rustig opbouwen. Geleidelijk worden de spieren soepeler en kan ik pas aan het echte werk beginnen. Als ik een judoles zomaar zou beginnen met randori tachi waza, was het gevaar van blessures levensgroot. Stijve ledematen krijgen een enorme klap als ze opeens moeten buigen.

Een citaat van Bruce Lee brengt ons terug naar de natuur van de dingen:


"Bedenk dat de stijfste boom het gemakkelijkst afbreekt, terwijl bamboe of een wilg overleeft door de buigen met de wind."

Maar zoals het bos verschillende soorten kent (hoewel bamboe een grassoort is), zo kent ook een sportschool allerlei soorten judoka. De een is nu eenmaal stijf van nature, terwijl anderen zonder warming up hun neus tussen hun benen op de mat kunnen leggen. Daar kun je door training iets aan veranderen, maar niet alles. Lichaamsbouw is niet flexibel en een goede sensei (of fitnesstrainer) ziet dat in één oogopslag. En ervaren, oudere judoka, kennen dan ook hun grenzen.

Waar we wél wat aan kunnen doen, is hoe we vervolgens ons postuur houden. Tijdens judo. En dan lijkt judo wel degelijk een leerschool te zijn voor elke beoefenaar, ongeacht hoe stijf hij is. Natuurlijk, een stijve plank wordt ook bij ukemi geen vloeiende golf. Hirano's zijn en blijven zeldzaam en ook leerlingen van hem, wáren niet als hem. Maar door de warme spieren op een bepaalde manier te gebruiken, kunnen we veel winnen.
Ik denk aan een judoka die ik ken. Hij heeft een geweldig soepel lichaam. Hij kan eigenlijk alles qua beweging, zo lenig. Maar zijn mentale probleem is zijn angst. Grote mond, maar bij een randori merk je hoe hij verstijft. Stijve armen, verstarren om niet te 'verliezen'. Op de grond alleen verdedigen en in elkaar kruipen. Niet fijn om mee te trainen dus
Ik ken ook een judoka die eigenlijk best stijf is van nature. Maar zijn judo is technisch prima, en zijn gevoel nog meer. Dus kan hij spelen en bewegen zonder verstarring en dat 'compenseert' wel zó veel van zijn lichamelijke bouw! Heerlijk om mee te trainen dus en veel van te leren.
En dan kijk ik naar mezelf... ik weet het allemaal. Ik schrijf het op. Maar ik ben ook stijf. En als ik randori doe, ook niet zo soepel als ik zou moeten zijn. Jaja, ook ik moet steeds een knop omzetten in mijn hoofd...

Judo is een gevaarlijke sport voor mensen die als de stijfste boom zijn, maar niet het gevoel en het vertrouwen kunnen opbrengen om tijdens hun judo zo beweeglijk te worden als een wilg. Daarom denk ik ook dat veel senioren niet instappen in het judo. Men voelt zich te stijf en daarom doet ukemi pijn en is judo gevaarlijk. En als dat het plezier bederft, wordt het judo nog gespannener. Jammer. Want wie het judo goed leert voelen, en zich als de wilg kan geven aan de wind - de energie van zijn partner - kan juist door het judo groeien in soepelheid. Het verandert het lichaam niet, maar - eenmaal opgewarmd - kan hij zich wel gaan gedrágen met de nodige soepelheid.

Zou het daarom zijn dat ik me op de judomat altijd een aantal jaren jonger voel?