zondag 29 maart 2015

Realistisch randori volgens de stichter (2)

Soms duiken er teksten op van Jigoro Kano die ons kunnen helpen om het judo beter te verstaan. Vandaag een tweede en laatste deel, waarin we aan de hand van enkele woorden van de stichter kunnen nadenken over de betekenis van randori. Vandaag deel 2 van deze serie.
Saigō Shirō (西郷四郎 1866-1922) was een briljant judoka. Hij was iemand die tijdens het trainen continu geworpen werd. Hij was een meester in slimme ukemi en kon de techniek van zijn tegenstander vermijden met de beweging van zijn lichaam. En uiteindelijk kon hij geworpen worden zonder een centje pijn. Veel judoka proberen hun tegenstander aan te vallen terwijl ze terugdeinzen, bang om zelf geworpen te worden. Saigo dacht daar niet aan en was altijd aanvallend in het gevecht en omdat zij verstrooid waren door hun verdediging en afweer, maakten zij het voor Saigo gemakkelijk een techniek toe te passen. [Kano J: An admonition to judoists who practice at dojo (1), Judo, (1936) Vol. 6, p.4].
Kano beschouwde Saigo als een voorbeeld. Hij was sterk omdat hij niet zo geobsedeerd was om te winnen. Saigo werd daarom als een van de vier groten beschouwd in de vroege jaren van de Kodokan.
Kano klaagde vaak over de kloof tussen het ideale judo en de wedstrijden als “sport randori”, waarbij judoka de voeten breed uit elkaar zetten en voorover gebogen hun hoofd naar voren deden.
“Ik zie soms dat sommige judoka hun buik intrekken, hun armen stijf maken en strekken, en alleen verdedigen om niet gegooid te worden. Dat is niet alleen nadelig als je wilt winnen, maar ook niet goed voor je lichamelijke groei. Als je je alleen concentreert op verdedigen, kun je niet aanvallen, en bovendien ben je ook niet in staat om je te verdedigen als er toch een kans ontstaat.” [Kano J: An admonition to judoka. Judo, (1918) Vol. 2, pp.3–4].
In aansluiting op wat we vorige week schreven over een realistische aanval met trappen en stoten, is die starre houding overigens ook niet verstandig.
“Als je in een echt gevecht belandt, ben je in het nadeel als je een houding aanneemt met de benen gespreid, bang, en met het hoofd voorover. Dan kun je gemakkelijk een klap tegen je hoofd of je lichaam krijgen. Bovendien kun je in die positie veel moeilijker snel reageren en bewegen, als een tegenstander je zo aanvalt.” [Kano J: An admonition to judoists who practice at dojo (1), Judo, (1936) Vol. 6, p.4].
En niet alleen het vermijden van een klap is belangrijk. Ook je eigen techniek werkt niet in de verdediging.
“Omdat een judoka kan steken, werpen en armklemmen kan zetten, moet een judoka niet op afstand blijven zoals een bokser. Hij kan naderen om de judogi of de hand, of de nek te pakken. Op dezelfde manier moet hij naderen, als hij gedwongen is om zich te verdedigen tegen de trappen en stoten van zijn tegenstander.” [Kano J: (1927) How to redress an evil practice, In: The Kodokan (eds.), The collection of Jigoro Kano’s writings (Vol.3), Satsuki-shobo: Tokyo, 1983, p.54].
Deze teksten van Kano laten zien dat realistisch randori beslissend is door de houding die je aanneemt. Niet rigide. Niet voorover gebogen. Niet strak met armen en benen. Niet alleen met de pakking dus (waar we het vorige week over hadden) maar met het hele lichaam. Soepel en op alles voorbereid. Geleerd hebbend om zonder angst voor ukemi, de ander te benaderen en een techniek te doen óók als die ander je eventueel een tik zou kunnen verkopen.

In 1937, een jaar voor hij stierf, kondigde Kano aan dat hij een speciale cursus wilde opzetten om randori te hervormen op korte termijn.
“Het huidige randori is niet geschikt om te gebruiken, noch als oefening, noch om te oefenen voor een realistisch gevecht, noch als lichamelijke opvoeding, omdat de boefenaars slechte houdingen hebben aangenomen en ook omdat de instructie onvoldoende en onzorgvuldig is, ten gevolge van de snelle groei van het judo … Veel mensen oefenen zonder op te letten, met een foute houding, de benen gespreid, de buik ingetrokken, het hoofd vooruit, zodat ze de atemi van een tegenstander niet kunnen vermijden.
We moeten het zo snel mogelijk reviseren. Anders gaat het judo zijn waarde verliezen, zowel als realistisch gevecht als in lichamelijke opvoeding…
Slechte houdingen in randori die niet nuttig zijn voor echte gevechten, worden vaak door scheidsrechters niet gezien. Ik geloof dat de huidige praktijk volledig zal veranderen als de manier waarop de scheidsrechters oordelen, wordt aangepast, zoals herhaalde waarschuwingen en het laten verliezer van de zondaar als hij zijn misstap vaker blijft herhalen.” [Kano J: The aim of a special course of randori to be arranged in the near future. Judo, (1937) Vol. 6, pp.2–3].
Het laatste punt heeft de IJF in ieder geval wel begrepen, getuige het ‘straffenregime’ wat we nu hebben. De andere punten… uhm… die wachten nog. Wellicht iets om in 2017 in te voeren, 80 jaar nadat Kano het heeft aangereikt?

Kano kon nog net uitleggen wat hij bedoelde met zijn speciale randori cursus. Kano’s belangrijkste suggesties waren: shizentai (het natuurlijke rechtop staan) en eerlijk gezegd: ook dát heeft de IJF onder leiding van Jan Snijders aardig in de regels verwerkt…
Je moet oefenen met het correct postuur, en niet bang zijn voor winnen of verliezen. … Integendeel. Als  je niet bang bent om geworpen te worden en weet dat je je ukemi moet nemen als de techniek van je tegenstander goed genoeg is, zul je groeien en niet in de problemen komen. Als je daarin groeit, zul je ook een techniek kunnen doen terwijl je geworpen wordt en zo meegaan in de beweging van de ander, en opstaan. Je zult je lichaam licht en vrij maken door zo te oefenen. Zo’n lichaam is een superieur lichaam, goed getraind. [Kano J: The special course of randori to be arranged in the near future. Judo, (1937) Vol. 7, p.4].  
Dat is dus de weg van Saigo. Realistisch, soepel en sterk. Randori op alles voorbereid. We kunnen nog veel leren van de oude ideeën van de stichter…

Vgl. Archives of Budo, 16-10-2010.

woensdag 25 maart 2015

Droog oefenen helpt niet

Mitesco is een judoka die heel veel bezig is met theorie van allerlei achtergronden in het judo. Daarmee kan hij ten dienste staan van anderen, die niet de tijd en de zin hebben om zich in alles te verdiepen.

Toch zou ik het echte matwerk niet kunnen missen. Niet willen missen. Er is een tijd geweest dat ik door ziekte gedwongen, niet kon judoën. Maar toen dat echte werk weer ging, was ik wel zó dankbaar. Want alles wat je kunt bedenken, is niets vergeleken bij de praktijk. Het is dan ook heerlijk om vaak met een andere judoka te oefenen die traint voor een examen. Dan word je én gedwongen je theorie van technieken en combinaties weer op te halen en de principes die je uit het kata (een beetje) kent toe te passen; én gedwongen ze ook weer eens systematisch te doen. En dat laatste is het mooiste van judo. Het echte leven.

Daarom dat deze quote van Bruce Lee me wel aanspreekt - ik heb er een meme van gemaakt:




"Als je wilt leren zwemmen, moet je in het water springen. Als je op het droge blijft, kan geen gedachtenstructuur je ooit helpen."
En dan verdrink je dus alsnog, al weet je alles over zwemmen...


De komende tijd zal ik wel eens vaker een Bruce Lee meme hier publiceren. Lee (1940-1973) was een rare beroemdheid in de vechtsportwereld. Een outsider, maar ook een technisch genie, met visie op het leven. Een filmster en een vechter. BlackBelt Magazine in Amerika lijkt nog steeds te teren op zijn erfenis, en zijn Jeet Kune Do (een eigen amalgaam van martial arts en kung fu) inspireert nog steeds. Ik heb niet zo veel met vechtsporten van trappen en stoten, en heb nooit een film met hem gezien, maar verder vind ik Lee wel een interessant fenomeen...

zondag 22 maart 2015

Realistisch randori volgens de stichter (1)

Soms duiken er teksten op van Jigoro Kano die ons kunnen helpen om het judo beter te verstaan. Vandaag een eerste deel van twee, waarin we aan de hand van enkele woorden van de stichter kunnen nadenken over de betekenis van randori.

Judo is opgebouwd uit randori en kata. Kata zijn de beschreven modellen, waarbij geen spontaan gevecht ontstaat. Randori wordt vaak vertaald met ‘vrije oefening’, maar eigenlijk betekent het ‘pakken en rotzooi schoppen’. Inderdaad, zo ziet het er soms ook wel uit.

Het model wat Kano en zijn tijdgenoten voor ogen hadden, was echter niet het pakkinggevecht zoals we dat nu kennen. Waarschijnlijk komen andere budovormen soms meer in de buurt, met name het jujutsu. Ik heb vaker betoogd op dit blog dat ik het jammer vind dat het judo de aanvalsvormen met wapens en slagen naar het kata heeft verbannen omwille van de veiligheid. Ik snap dat wel en we weten dat Kano judo ongevaarlijker wilde maken – en de Amerikanen hebben er na de Tweede Wereldoorlog nog een schepje bovenop gedaan door het tot een soort worstelsport te maken. Maar was dit het dan?

Hoe heeft Kano judo onderwezen in de eerste jaren van de Kodokan? Hij zei in 1927:
“Judoka moeten in staat zijn om een aanval van de tekenstander met trappen en stoten te vermijden, en meteen vrij rond te kunnen bewegen. Kodokan mensen doen randori door kraag en mouw vast te pakken. Die methode is niet de ultieme methode, maar een vereiste voor beginners om het te leren. Als je echter de kraag en de mouw pakt, doe dat dan extreem zacht en pak nooit te stevig vast.  Als je dat niet doet, kun je nooit meer snel de trappen en stoten vermijden.” Kano, J: The policy of the Kodokan. In: The Kodokan (Eds.), The collection of Jigoro Kano’s writings (Vol.3). Satsuki-shobo: Tokyo, 1983; 53, 54 [in Japanese]
Kano’s opmerkinen laten duidelijk zien dat hij zijn judo zag als martial art die ook kon werken bij een echt gevecht, terwijl hij ondertussen steeds benadrukte dat judo lichamelijke en geestelijke opvoeding was. Is dit type randori bekend uit de bronnen? Helaas ontbreekt uit zijn tijd elk spoor van deze ‘realistische randori’ van Kodokan judo versus jujutsu…

Kenji Tomiki (1900-1979) verbond in 1977 aikido, jujutsu en judo-randori met elkaar en schreef:
“Bijna alle oude jujutsu scholen hebben tekubi-waza (polstechnieken zoals aikido kent: kote-gaeshi, kote-hineri, etc.), en atemi-waza (stoten en trappen). Als je de kraag en de mouw vasthoudt, geef je de tegenstander de kans om tekubi-waza of atemi-waza op jou toe te passen. Hoe kun je een beentechniek (ashi-waza) of een heuptechniek (koshi-waza) doen als je je ook verdedigt tegen Tekubi-waza of atemi-waza? Het ideaal is om die been/ of heuptechniek toe te passen op het moment dat de tegenstander jou aanvalt of grijpt en hem dus niet de gelegenheid te geven om tekubi-waza of atemi-waza op jou toe te passen.”  [Kenji Tomiki: The Essence of judo: Master Kano’s view of Judo and its Practice. (1977). In Budo-ron. Taishukan: Tokyo, 1992: 180–181. Vgl. Archives of Budo, Vol 8, 2012.
Daarom is het randori en de rotsvaste pakking waarmee we alles doen eigenlijk een verarming van het judo en maakt het judo ongeschikt in veel realistische gevechtssituaties. Als we realistisch randori zouden oefenen, zouden we eigenlijk bij de gevorderden dus een soort jujutsu- of aikido-aanvallen moeten proberen, en kijken of de judoka dáár dan een antwoord op hebben.

En áls we dan die gewone kumikata willen handhaven, dan wellicht zoals de grote meesters dat deden. Kyuzo Mifune stond er om bekend dat men met hem randori deed als met een spook in een judogi. Je voelde hem niet, en zo was hij ongrijpbaar en extreem flexibel. Dat is wat Kano bedoelde toen hij in 1930 zei:
“Een judoka moet kraag en mouw vastpakken door zijn vingers zacht te gebruiken, met het judogi van zijn tegenstander om te gaan alsof hij een hardgekookt ei vastheeft, voorzichtig om het niet te breken. Als iemand de tegenstander met teveel kracht vastgrijpt, zo dat die ander het voelt, en zich aldus kan voorbereiden met een antwoord voor jij balansvernietiging (kuzushi) of een overgang naar een techniek kunt doen. Daarom moet je ophouden met kracht in je vingers.” Kano, J: Comment of the aims of practices of Kata and Randori at Dojo (4). Judo, 1930; 8: 4 [in Japanese]
En op die manier wordt randori ook weer . Niet te sterk, maar zacht en flexibel. Realistisch randori en beter judo.

Wordt vervolgd…

woensdag 18 maart 2015

We hoeven niet dood... gebruik je verstand!

Laatst trof ik op een Martial Arts Facebookpagina bijgaand plaatje aan. Ik snap de boodschap uiteraard, maar het voorbeeld laat zien hoe sommige mensen zich niet bewust zijn van risico's en de kracht van de 'tegenstander'. 
Ik heb wel eens muizen in huis gehad, daarom. Een dichtklappende muizenval is zelfs voor onze vingers al heel erg van 'au', en het kleine muisje in het plaatje heeft dan niets aan zijn 'bromfietshelmpje'. Naïef en dodelijk dom dus om daar dan 'never give up' bij te zetten, want het is pats-ippon-over-en-uit... 

Judo (en elke budo) is een kwestie van doorgaan maar ook vooral veilig bezig blijven. Dat is wat ik persoonlijk ook op (kick)boksen tegen heb. Men kan allerlei mooie theorieën bedenken waarom het gaat om zelfverdediging en juist om géén klappen te krijgen, maar het doel is nog altijd om te winnen op K.O. en dat betekent dat er iemand te lang 'never give up' heeft zitten spelen. Met zijn hoofd, zijn hersencellen, zijn leven. Tot je er dement van bent...

Veiligheid wil niet zeggen dat je helemaal geen risico's moet nemen. Een ongeluk zit in een klein hoekje en ook van ongelukken en blessures leren we, heb ik onlangs gezegd. Maar dat wil nooit zeggen dat we ons verstand niet moeten gebruiken.

Welnu, even terug naar het muisje, het helmpje en het kaasje. Een domme en naïeve muis pakt een helm. Een slimme 'judomuis' laat zich echter niet pakken. Want die haalt er geen helmpje bij maar doet een stokje in zijn bek en beroert daarmee het plankje waar het kaasje op geprikt zit. Hij gebruikt een hulpmiddeltje, en haalt de energie van het valletje weg. Om dan ippon te scoren op het kaasje. 

Dát is judo. Niet alles rechtstreeks willen doen in het leven, met het 100% risico dat je zelf geworpen wordt. Laat de ander struikelen, gebruik hefboomwerkingen, beweging, energie. Wie zó nooit opgeeft, wordt er oud mee. En uiteindelijk weten we allemaal dat winst in judo en het leven niet alleen de fysieke krachten zijn, maar de mentale energie. Dat is ook de kracht waarmee we doorzetten en nooit opgeven. De meneer op onderstaand plaatje is er redelijk oud mee geworden. Hij ging door, maar gebruikte ook zijn verstand.



zondag 15 maart 2015

Toteki 投的 Tanteki 端的 Zaiteki 在的

Bovenstaande termen komen uit het Japanse boogschieten (弓道, kyūdō, de weg van de boog) , en niet verwonderlijk dat het kanji 的 'doel-schijf' betekent. In een samengesteld woord wordt 的 weergegeven met 'teki', maar op zich noemt men het 'mato'.

Daar kan men drie andere kanji aan toevoegen:
  • 投的 tōteki
  • 端的 tanteki
  • 在的 zaiteki

Het eerste, 投的 tōteki, zou je mogen vertalen met 'toevalstreffer'.  Het kanji 投 betekent echter niet alleen '', maar is ook de basis van ons werpen, we kennen het van Nage-no-kata (投の形) en inderdaad wordt het ook als 'nage' uitgesproken. Niet dat ons werpen toevallig of ongecontroleerd is... maar tōkiteki (投機的) is wél 'de waaghals uithangen', ook in overdrachtelijke zin: 'speculatief'.

Het tweede, 端的 tanteki, betekent het tegenovergestelde van toeval. Het kanji heeft als belangrijke betekenis: rijp, overwogen, helder, bewust, correct, ordelijk. Het wil zeggen dat het schot niet die éne keer in de roos was, maar dat er een technische vaardigheid aan ten grondslag ligt. Hij zit dus normaal gesproken altijd.

Het derde, 在的 zaiteki, is de hoogste staat van vaardigheid in het kyūdō. Het is moeilijk te vertalen, want 在 betekent zoveel als 'existeren, zijn'. Dat klinkt vreemd. Dan ben je zelf de roos? Je eigen doel zijn? Je zo identificeren met je schot dat je schutter en pijl en doel bent? Daarvoor moet je een stap maken boven het niveau van pure techniek uit, en dan wordt het ook 道, . Het interioriseren van waar je mee bezig bent, het integreren in je eigen persoon.

Judo

Alle Japanse 道 (dō) hebben iets gemeenschappelijks. En omdat het gaat om een weg, betekent het ook altijd groei, fasen, stappen. Je begint op een lager niveau en stap voor stap kom je in een diepere laag. Dat het ook geldt voor dingen die wij als westerlingen wat banaal bekijken, zoals boogschieten, of thee-ceremonies doen, tekent onze oppervlakkigheid, denk ik dan.

De drie fasen van het kyūdō, zouden we ook moeiteloos kunnen toepassen op ons judo.
  • 投的 tōteki kan betekenen dat een techniek nog niet eigen is gemaakt en toevallig eens leidt tot een mooie ippon. Veel judoka blijven in die fase, zelfs na veel mat-uren. Ze voelen niet automatisch in elke situatie wanneer er debana is om dan heel overwogen de juiste techniek toe te passen en dus missen ze ook nogal eens... men zou het in de woorden van Jigoro Kano ook mogen zien als het fysieke niveau van het judo.
  • 端的 tanteki betekent dat een techniek helemaal eigen is geworden, en dus in iedere situatie spontaan wordt aangevoeld en uitgevoerd. Een bekend voorbeeld is de onovertroffen uchi-mata van Mark Huizinga. Men zou het in de woorden van Jigoro Kano ook mogen zien als het intellectuele niveau van het judo, waarbij het louter lichamelijke wordt overstegen.
  • 在的 zaiteki komt volledig overeen met de morele en opvoedkundige fase van het judo, zoals Kano dat aanreikt. (vgl. Mind over Muscle, pag. 90-100.) Dan is judo niet meer alleen het spel van de mat, maar een weg naar een hoger doel, een ethisch en maatschappelijk-moreel aspect. Judo als instrument om een beter mens te zijn, ten dienste van de samenleving (jita kyoei).
Aan de buitenkant zie je dezelfde boogschutter, judoka, aikidoka, wat dan ook. Het spel met pijl en boog, of de technieken lijken dezelfde. Maar hun doel is anders geworden hoe meer de beoefenaar vordert. Het verandert de mens zelf. Judoka die niet te oppervlakkig zijn in hun denken, ervaren dat judo op een gegeven moment in hun vezels gaat zitten, deel wordt van je bestaan.

woensdag 11 maart 2015

"Mijn kind is helemaal ge-wel-dig!"

Het is de vraag of er een wetenschappelijk onderzoek nodig was om 'aan te tonen' dat kinderen die te veel de hemel in worden geprezen, 'narcistisch gedrag' zouden kunnen gaan vertonen. Nu.nl. heeft er althans deze week een item over.

De volksmond heeft er al heel lang uitdrukkingen voor. "Over het paard getild". Of gewoon - toen positieve feedback nog niet zo in de mode was - "verwende kinderen". 

Enkele jaren geleden was er op de VPRO een serie, "Willemspark" genaamd. (Hij wordt juist deze maand herhaald.) Ik heb die met plezier gezien. Het was gewoon komedie. Alle stereotiepen van verwende kinderen die álles lijken te mogen in één serie bij elkaar - dan zie je wat het van kinderen maakt als je ze over het paard tilt in een schijnwereld. Krengen.

Opvoeding

Ik schrijf er over op dit weblog, omdat judo altijd te maken heeft met opvoeding en we in de dojo vrijwel uitsluitend bezig lijken te zijn met de jeugd.

Narcistisch gedrag is namelijk iets wat door judo zou moeten worden tegengegaan, en wat ook geen plaats kan hebben op de mat. We laten ons ego bij de deur achter, zeggen we wel eens. Judo is principieel partnerschap, sámen oefenen en leren. Daarin sta je niet zelf op de voorgrond, maar de anderen. Om uit te groeien tot iemand die niet kickt op zijn eigen spiegelbeeld, maar iemand die ten dienste staat van een samenleving.
Toch heeft elke judoleraar te maken met kinderen die door een overdreven sfeer van positieve feedback in alles, niet meer weten wat er niet goed zou zijn aan hun gedrag. Dat is voor een deel ook door het moderne onderwijs ingegeven. Sociale vaardigheden worden enorm belangrijk gevonden, maar een corrigerende tik is uit den boze, zowel fysiek als mentaal, zo lijkt het vaak wel. Kinderen gewoon recht zetten betekent snel boze ouders op bezoek. "Hoe durft iemand het om mijn kleine prins(es)je te berispen?" "Mijn kind is helemaal ge-wel-dig". Willemspark. In kakbuurten en achterstandswijken. 

Wat het onderzoek van de Universiteit van Amsterdam (uiteraard) niet aanreikt, zijn oplossingen. Het wordt ook ontzettend voorzichtig gebracht. Alsof niet zeker zou zijn dat narcisme in de hand wordt gewerkt als kinderen nooit op hun vingers worden getikt en alleen worden geprezen - ook als daar geen reden voor is. Waarom moet wetenschap toch zo vaak achter gezond boerenverstand aanlopen?

Judo als remedie

Toch heeft judo een prima remedie in huis. Dat is het witte judopak. Haha, nou ja, het principe dat op de mat iedereen gelijk is en niemand zich meer of minder hoeft te voelen. Dat kinderen met een minderwaardigheidscomplex kunnen groeien en kinderen die over het paard getild zijn, wat 'nederiger' worden gemaakt. Als de laatsten dat tenminste accepteren - of hun ouders.

Ik maak wel eens mee dat in een dojo kinderen nog eens ouderwets op hun nummer worden gezet. In zo'n sportschool hoeven ouders ook geen verhaal te komen halen want dan kunnen ze opzouten. Ik vind het helemaal terecht. Een kind moet zich gewoon leren gedragen. Geen flauwekul. Geen overdreven bemoediging als men gewoon in de houding moet leren staan. We hoeven kinderen echt niet in de grond te boren, maar feedback moet vooral eerlijk zijn. Daar leren kinderen van. Wat goed is, prijzen. Wat niet goed is, niet prijzen. Het is - sorry om te zeggen - net als een hond africhten. Je maakt een hond vals als de baas hem niet consequent en eerlijk opvoedt. Kinderen kunnen krengen worden als de feedback niet in balans is. Naar gevoelens van minderwaardigheid, of narcisme.

Uiteindelijk is dus alles in het leven en opvoeding een kwestie van balans. Als die balans verstoord wordt, val je. Op de mat en in het leven. Eens kijken die narcistische Willemspark-kids in de spiegel, en zakt het kunstmatige imago in elkaar als een plumpudding. Beter dat ze al eerder leren eens goed op hun snuit te gaan en eerlijk naar zichzelf te kijken. Wat kan een paar jaar judo ze dan veel leren voor het leven...

zondag 8 maart 2015

Helden van het gevecht

Jigoro Kano hield veel voordrachten over de diepere betekenis van het judo, maar ja wie leest die heden ten dage nog? Mind over Muscle is een prima compilatie en wie wil kan het ook in het Nederlands lezen in mijn eigen vertaling (mail me) maar in de praktijk zien we niet zoveel terug van al die mooie woorden. We zijn lekker aan het zweten op de mat en dat vinden we best: lekker knokken, voor medailles als je wedstrijdjudoka bent, voor een goeie conditie of de lol als je recreatief judoka bent.

Hollywood

Hollywood heeft met alle (commercieel) plezier de idealen van Kano en alle grootmeesters van de Oosterse Gevechtskunsten in compacte actiefilms samengepakt. En daarmee op een Bruce-Lee-achtige wijze de gevechtskunsten salonfähig gemaakt, zoals we dat noemen. Je gaat niet boksen, karate, kungfu of judo doen omdat je wilt véchten! Nee joh, je hebt idealen en uiteindelijk is er altijd een happy end en voor de mannen meestal ook een mooie vrouw of vriendin...

Voor wie dan de achterliggende normen en waarden wil ontdekken, liggen de motieven niet te diep onder het oppervlak verscholen. De vechtende helden van het witte doek leren a) een les over zichzelf en hun diepere drijfveren onder controle te brengen, en b) leren wat goed en kwaad is en daar keuzes voor te maken, lees: te knokken. En c) meestal ook ten dienste van het lot van anderen: zwakken, onderdrukten, etc. (Met een mooie vrouw als toegift.) Kijk, zo heeft vechten nog eens een positieve betekenis! 

De negatieve effecten van vechten worden zorgvuldig K.O. geslagen in de Hollywood-knokfilm. Nee, eigen eer en glorie is niet belangrijk. Nee, geweld en bloedvergieten wordt niet verheerlijkt. Goed en kwaad zijn heerlijk zwart-wit. De bad guys zijn érg 'bad' en de good guys érg 'good' en dus echte helden waarmee je graag vereenzelvigd wordt. En als je toevallig ook een jochie bent die veel gepest wordt, poetst het tevens je zelfvertrouwen op, dat je er wel komt als je maar leert vechten. 

Judoka

Anton Geesink was een judoheld in ons land omdat hij Olympisch Kampioen werd en nét in het tijdperk van de opkomende televisie. Hij was een enorm ambassadeur voor het judo. De onlangs overleden Wim Ruska was dat ook, zij het in de schaduw van Geesink. Maar dat judo en andere 'vechtsporten' hun negatieve imago hebben kunnen afschudden, danken we aan de Amerikanen. Zij hebben na de Oorlog doelbewust de Japanse vechtkunsten tot 'onschuldige' spelletjes willen maken en - met Hollywood in de achtertuin - daar later prachtige films van hebben gemaakt. Vol romantiek, snelle moraal en grijpbare idealen. Zo kan iedere fatsoenlijke man of vrouw zich in een dojo ophouden zonder te worden nagekeken als 'vechtersbaas'.  (Alleen de kickboksers moeten nog eens een betere film maken denk ik, om hun imagoprobleem op te lossen, als de minister daar geen keurmerk van maakt.)

Wel... is de praktijk van ons judoka eigenlijk een hele andere. Wij doen gewoon lekker ons ding, en zijn blij dat iedereen dat wel prima vindt. Maar herkennen we ons in die helden van het witte doek? Of is het bij sommigen ook een mooi excuus om de oerinstincten van het mannelijke salonfähig te houden?

De omslag van Fight Club

In dat opzicht was de film Fight Club een gewaagde uitzondering in het genre. Daar is het hoogverheven ideaal van vechten voor een betere wereld volledig uit beeld. Integendeel. Het is een cultfilm waarin nihilisme, zinloos geweld en archetypisch vechten tot hoofdmotief worden. Een kaskraker met topacteurs, bijna een breekpunt in het stereotype heldendom. Het succes van deze harde film, veel meer gewaardeerd dan clichématige films van John Avildsen, zegt iets over de gemiddelde vechter die niet altijd zijn instincten in een moreel-correct jasje wil steken.

Ik moet overigens zeggen: ook al ben ik een idealist, ik heb Fight Club meerdere keren gekeken.

Alle idealen ten spijt, alle mooie boeken en Hollywoodflims daargelaten... de spanning tussen vechten en een mooie moraal zal altijd blijven. In een cosmetisch-opgeleukte wereld kan zoiets goed worden weggedrukt, maar oerinstincten blijven. Fight Club is een schizofrene film. In elke mens zit een 'Tyler Durden' en een 'Jigoro Kano'. De helden van het gevecht zijn degenen die door hun judo of om het even welke vechtkunst, hun destructieve neigingen onder controle hebben gebracht.

woensdag 4 maart 2015

Pinning techniques

De Engelstaligen noemen een houdgreep nogal eens (zoals worstelaars dat noemen) Pinning techniques.

Het judo noemt het echter 押込技 (osaekomi-waza) - zoals ik eerder schreef - en dat bestaat uit drie kanji. 
  • osae 押 = drukken, persen; 
  • komi 込 = bijeenhouden; 
  • waza 技 = techniek. 
Het is een onderdeel van de katame-waza, 固技. In het kanji katame zie je al meteen aan het omsloten karakter zelf, dat het betekent: controleren, opsluiten, zorgen dat de ander niet meer kan bewegen en/of ontsnappen. 

Dat vastzetten doe je echter met je lichaam waarbij je een aantal steunpunten hebt met je armen en benen. Niet zoals de bijgaande tekening dus... LOL



zondag 1 maart 2015

Hikitate geiko 引き立て稽古

Japanse taal...

We kennen in het judo allemaal de trekbeweging hiki-te (引き手) met de linkerhand als we een rechtse techniek maken. Hoog optrekken alsof we op ons horloge kijken.  Een trekbeweging met de hand:  引 = hiki = trekken. 手 = te = hand/arm.

Hikitate geiko 引き立て稽古. Is dat een oefening (keiko 稽古) in 'trekken met je hand'? Nope. Let op de Japanse letters, Daar zit niet het kanji te 手 in, maar wel ritsu 立 (wat we kennen van 'rechtop staan' en de ritsu-rei) maar wat hier als te(ru) betekent: je opstellen, positioneren.

Hikitate geiko is een oefening waarbij je je 'opstelt, gedraagt' als iemand die 'trekt', in dit geval niet uke aan de mouw, maar een soort senpai 先輩 (waarover we vorige week schreven) die de jongere kōhai 後輩 (onervarener judoka) meetrekt in de training. Het is een woord wat meer in de kendo-kringen wordt gebruikt, maar wat we in het judo ook toepassen.

Als training...

De Japanners beschouwen het als een teken van vaardigheid, als een judoka of budoka van welke tak dan ook, in staat is een jongere mee te trekken in de training. Wat bedoelen ze daar mee?

Heel simpel, wat ik zelf ook leuk vind bij mijn eigen trainen en wat andere hogere danhouders die ik ken ook met mij doen. Het is: dat je bij je trainen met judoka die minder bedreven zijn, je eigen kracht en vaardigheid zó vermindert dat je bijna op hun niveau afdaalt. Zeg maar dat als je partner op niveau 1.0 zit, dat degene die 'trekt' op niveau 1,1 of maximaal 1,5 gaat zitten. De junior leert dan heel veel. Want de senior trekt door dat niveauverschil de junior een beetje vooruit en helpt hem bij zijn ontwikkeling. Maar hij gaat er niet vol in, want dan is het alleen brute overwinning en leert niemand iets.

Bij randori is heel goed te zien hoe een senior zich gedraagt bij een minder ervaren judoka. Natuurlijk, sommige jongere judoka dagen de oudere gewoon uit, zo van 'pick a fight'. Dan krijgen ze uiteraard wat ze willen. Maar anders past de oudere zich zo aan, dat de jongere niet alleen werpvlees is (zoals ze dat noemen) maar kansen krijgt. Kansen die echter niet zó simpel zijn dat het hem uitdaagt om niet meer zijn best te doen. Het niveau moet zó zijn dat de junior wordt geprikkeld om er nóg meer voor te gaan, en zo te leren.

Op deze manier is het echt trainen van twee partners, al zijn ze niet gelijk. Maar de oudere is zo 'goed' dat hij zijn kracht en mogelijkheid kan beheersen ten dienste van de ander. Dát is klasse en... super leuk moet ik zelf ook zeggen. Zowel om het te doen als de senior, alswel als ik de junior ben voor veel ervarener judoka als ik.  

Hikitate geiko is een prachtige lesvorm voor beide judoka. En ook als iemand niet in de les echt optreedt als senpai, kan iedereen met zijn niveauverschil op deze manier anderen of nieuwe judoka helpen. En zo wat opbouwen samen, zowel voor de leerling, als voor degene die zijn krachten speels leert te beheersen en hanteren. Een mooie oefening dus!