woensdag 25 februari 2015

Proficiat met je spierpijn

"Ik weet niet zeker of mijn trainer me sterker probeert te maken, of me probeert te vermoorden".

Dat gevoel heb ik wel eens na een fitness- of judotraining. Zeker na een dag of twee. Of als ik de volgende morgen mijn oude lijf uit bed hijs richting douche. Na de training van gisteren ook weer, meer dan de helft van de les bestond uit rek-en-strekoefeningen. Iets te veel voor mijn oude lijf. Waarom toch altijd spierpijn? Kan dat niet zonder?

Ik heb me laten vertellen dat spierpijn betekent dat de spieren nét even te veel zijn gebruikt en dan haarscheurtjes gaan vertonen. Die doen pijn. Maar het herstel van die scheurtjes betekent dat de spieren gaan groeien en sterker worden. Dus: hoe meer spierpijn, hoe meer groei, hoe sterker je wordt. 

Gelukkig kan ik mijn trainer vertrouwen, en weet ik dat hij me niet vermoordt. Het opzoeken van de fysieke grens is echter precisiewerk. Te veel spierpijn noemen we een blessure en die maakt je ook sterker (mentaal) maar bouwt niet per se je spieren op. Zeker niet als je dan langer rust moet nemen. Dus ja...


Spierpijn is goed. Proficiat als ik het soms heb. Dan groei ik nog en word ik sterker. Fysiek en mentaal.
Maar het moet natuurlijk - zoals alles in judo - in balans blijven. Dan blijft het leuk.

zondag 22 februari 2015

Senpai 先輩

In veel judoclubs heb je - zeker bij de jeugdgroepen - vaak een wat oudere judoka die een soort assistent-trainer lijkt. Als deze judoka een beetje officieel wordt bejegend, noemen ze die dan sempai of ook wel gespeld als 先輩 senpai. Het eerste kanji is hetzelfde als dat in sensei (先生) en dat klopt wel, want in beide gevallen is het 'voorop gaan' een betekenis van 'meer ervaren, senior'. Ik zei er afgelopen woensdag ook al iets over.

Wat is zijn status vanuit de Japanse tradities?

Net wat we er zelf van maken. Senpai 先輩 betekent niets meer of minder dan: "een leerling die meer ervaring heeft dan degenen met minder ervaring." Maar belangrijk is, dat hij een medeleerling is. Geen leraar dus, of assistent-leraar. Het kanji voor pai (輩) is zoveel als 'collega, kameraad'. De senpai is degene die een kōhai 後輩 (junior) mag helpen. Wat wij zouden noemen een 'mentor'. Eigenlijk is dat bedoeld als een soort persoonlijke coaching. Iemand die nieuw is, wordt ingewijd door een oudere leerling. 

In de Japanse verhoudingen is het begrip van senior en junior uiteraard belangrijk. Japanse (en Aziatische) culturen worden gekenmerkt door hiërarchie en respect. Anciënniteit. Wie eerder binnenkomt, zit meer vooraan, de hoogste gegradueerde zit voorop in de dojo en we geven 'eer' (rei) aan een hogergeplaatste. In het judo zijn we dat steeds meer kwijt, zeker in het westen. Bij aikido is dat beter bewaard, daar zal de hoger-gegradueerde normaal beginnen met een techniek, waarna de lager gegradueerde (als hij geluk heeft) ook nog mag. In de Japanse samenleving mogen beginners bovendien de vuile klusjes opknappen voor de gevorderden, zelfs hun kleren wassen... Daarbij is de senpai niet per se degene die in absolute termen zo ervaren is. Als iemand vier  maanden langer traint, is hij al senpai in relatie tot degene die nieuw binnenkomt. Terwijl die van vier maanden weer kōhai is voor degene die een jaar traint. 

Vanuit Japan, maar ook in onze dojo, is de senpai dus waard wat hij waard is. Aan zijn taak of functie is niets af te lezen over zijn deskundigheid. Hij hoeft ook geen blauw judopak aan te trekken om de andere judoka te laten zien dat hij iets speciaals te doen heeft. (zoals nogal eens voorkomt en er op wijst dat de jongere naast zijn schoenen zori loopt...) Een verstandige sensei zal denk ik iemand die zichzelf niet kent en zich te groot gaat voelen, overigens eerder een trede terugzetten dan promoveren. Ego of dress to impress bestaat niet in de dojo.
Het idee van 'dojo-assistent' is dan ook erg betrekkelijk. Als er niemand is die meer ervaren is, vooruit, dan is zelfs een klungel in relatieve termen senpai voor de kōhai die nog ergere klungels zijn. Je zou iets mogen verwachten van de band die hij draagt, maar zelfs dat is geen absolute waarde. De sensei (先生) kan gewoon blij zijn als er iemand is die iets meer ervaring heeft, en bereid is waar nodig te helpen bij de instructie van jongere judoka. Maar hij blijft de leraar en de senpai mag zichzelf in alles nog leerling blijven voelen.

Wordt vervolgd volgende week...

woensdag 18 februari 2015

Laat hem vooral zelf struikelen

Nu kennen we in het judo geen vijanden. Maar we spelen wel schaak. En daarin wil wit wel 'winnen' van zwart - een geslaagde techniek maken. Moet wit dan altijd het initiatief hebben, altijd maar aanvallen? Ik ga binnenkort (half mei) iets publiceren over sen in het judo. Sen 先 is normaal: het initiatief nemen of houden. Letterlijk: het begin, zoals ook in het woord sensei (先生), degene die 'vooropgaat'.

De kunst van judo is echter ook, om dat niet te overdrijven. Een schaker denkt een aantal zetten vooruit, afhankelijk van hoe goed hij is, steeds meer zetten. Hij weet wanneer de ander een fout gaat maken die hem uiteindelijk zijn stukken kost. Zo voelt een judoka aan wanneer zijn partner fouten gaat maken. Laat hem dan vooral zélf struikelen, en doe er zelf geen extra moeite voor. Ook dat is seiryoku zenyo: zuinig met je eigen energie en toch ippon.  De kunst is, om de ander daar vooral niet bij te storen. Sen als de juiste maat tussen actief en actief-passief zijn.

zondag 15 februari 2015

Als je ouder wordt...pas je je aan???

Als ik aan een bouwvakker of stratenmaker denk, denk ik niet aan een atleet. Meer denk ik dan aan een archetypische licht gezette blanke man die als het warm is zijn shirt uittrekt en het liefste een sigaret rookt of een biertje drinkt. En 's avonds thuis zakt hij lekker onderuit voor de tv met koffie, bier en snacks en geniet van een mooie voetbalwedstrijd. Niet het prototype van de gezonde levensstijl...

Toch zal deze harde werker geen slechte conditie hebben. Hij kan die vette hap best hebben want hij verbrandt het door de dag heen wel weer. En spierpijn? Nou vermoedelijk niet. Want ondanks het zware werk is alles soepel genoeg. Maar vraag waarschijnlijk niet om een uur judo te gaan doen... of hardlopen...

Zeer waarschijnlijk heeft de bouwvakker toen hij jong was gevoetbald. Of misschien ook gejudood. Maar zoals dat gaat, sporten... is wat voor de jeugd. Dat zien we in de dojo ook. Judoka van boven de 18 zijn zeldzaam. Als ze wedstrijden op topniveau willen doen, moeten ze helemaal alles geven. Dat zijn degenen die écht van hun hobby willen leven. Net als de profvoetballers - waarvan er verhoudingsgewijs maar een paar zijn in een land.  Hoeveel procent van de jeugdvoetballers die elke week 5 dagen trainen, blijft dat doen? Hoeveel worden prof? Hoeveel stoppen er helemaal mee?

Het lijkt er op dat het sporten meegroeit met je leven. In je jeugd doe je alles om in topconditie te zijn en opeens ga je andere dingen doen, en komt die sport op een lager pitje te staan. Nog los van de vraag of het lichaam het allemaal nog aankan als het ouder wordt. Kún je boven de 30 nog 5 dagen per week intensief judo of voetbal doen alsof je 15 bent...?

Japan

Wij hebben het idee dat in Japan alles anders is. Dat de beoefenaars van de budosporten daar wél doorgaan met elke dag trainen als ze ouder worden. Europeanen die naar Japan reizen en de Kodokan bezoeken, zien daar soms een paar 'legenden' die tot ver in de bejaardenleeftijd trainen. Sommigen wel elke dag. We voelen ons dan geïnspireerd om hetzelfde te gaan doen.... 

Ik heb eens gelezen in een stuk van budo-deskundige Dave Lowry, dat zij echter de uitzonderingen zijn. Net als bij ons. Slechts een enkeling weet zichzelf zo goed in vorm te houden dat de jaren ogenschijnlijk niet gaan tellen. Maar de overgrote meerderheid van de oudere Japanse judoka traint ook niet elke dag zo intensief. Daar hebben ze in het gewone leven geen tijd voor met alle andere verplichtingen en het past niet bij hun fysieke kunnen. 

Terugschakelen

Daarom zegt Lowry, moeten we ook onze trainingsgroepen en trainingen aanpassen aan de leeftijd. Het is overdreven om van senioren hetzelfde te willen verwachten als van junioren:
"We moeten leren vanuit de overdrive te schakelen naar een meer ontspannen vorm van training.... Het is een misverstand om te denken dat je training geen waarde heeft als je niet elke dag kunt trainen, zoals toen je jong, zonder werk of gewoon vrij was om je tijd in te delen. De tijd die je voor budo hebt, ligt niet vast en soms moet je tijdelijk terugschakelen. Maar zolang je doorgaat met trainen, zul je ook de voordelen genieten van wat je doet in jouw budo-stijl." (BlackBelt 11-2003)
Om die reden zouden groepen met louter recreatieve senioren bij elkaar een enorme winst zijn. Omdat een oudere alleen daarin - rekening houdend met leeftijd en lichaam - die relaxte manier van trainen kunnen aanhouden. Het is er evenwel niet en daar heeft Lowry dan kritiek op: "Helaas hebben te veel leraren nog te veel onrealistische verwachtingen van de trainingen." Het is de vraag of de recreatieve senioren er gewoon niet zijn in het judo (zoals bij ons zo ongeveer) of dat ze er wel zouden zijn als ze niet hoefden mee te draaien in groepen waarin alleen al de warming up soms te veel vergt. Voor tieners is het althans geen punt om allerlei spiergroepen flink op hun donder te geven, maar voor mensen van rond de 50 die de volgende dag gewoon moeten werken, is het niet aantrekkelijk om regelmatig de volgende dag moeizaam te kunnen opstaan van de spierpijn. Al is spierpijn dus hartstikke gezond...

Wat Lowry zegt over de budokunsten, geldt voor alle sporten. Men moet zoeken naar een weg om senioren fit te houden en weg te houden van het bankhangen voor de tv of de pc. Dat sommigen dan de dojo laten liggen en gaan golfen, is jammer. Want judo heeft ook wat te bieden. Als we de trainingen maar kunnen aanpassen aan het ouder worden.

zaterdag 14 februari 2015

Wim Ruska 1940-2015

Vraag aan iets oudere Nederlanders naar bekende judoka, en ze noemen in één adem Anton Geesink en Wim Ruska. Beiden zijn niet meer onder ons. Vandaag kwam het bericht dat Wim Ruska is overleden.

Ruska en Geesink waren ikonen van het Nederlands judo in de jaren 60 en 70, in de tijd dat de televisie opkwam en ons land genoot van hun Olympische inspanningen. We waren trots op deze reuzen, die letterlijk en figuurlijk ver boven de middelmaat uitstaken. Het waren voorbeelden voor jonge judoka, die net zo groot, sterk en beroemd wilden worden als deze twee kanjers. Direct en indirect heeft het Nederlands judo veel aan hen te danken. Ze verdienen het om niet vergeten te worden. Positief gezegd: ze verdienen een standbeeld. Anton heeft dat al en het mag wat prominenter (los van wat de kerkeraad vindt). Willem moet er ook een krijgen - vind ik. In zijn eigen Mokum. Een man met het hart op de tong, van zijn hart geen moordkuil makend, controversieel wellicht, maar desondanks groot. De krant van zijn stad heeft een mooi stukje vandaag bij zijn overlijden. 

Dat hij in vrede mag rusten.

woensdag 11 februari 2015

Judoka laten niet met zich sollen

Als een judoka zegt dat hij judo beoefent, vragen mensen die ergens iets van judo (en vechtsporten) weten al snel "oh en welke band?" Als je dan een wat donkerder kleur noemt, is het vrij standaard "dan zal ik maar oppassen haha." Jaja, ik wil zeker vechten met iedereen... hmmm.... :(

In die geest vond ik op het internet ook dit plaatje met een t-shirt:  Judon't know who you're messing with. Als je er eerst naar kijkt zie je een woordspeling, maar ook een soort halve 'dreiging'. "Je weet niet wat ik allemaal in huis heb want ik doe judo." Een waarschuwing om niet met me te sollen want dan... je weet niet wat je dan te wachten staat.

Toch trof me het plaatje ook anders.

Want het dragen van zo'n tekst zegt ook dat je de verwachting hebt dat anderen met je zouden gaan sollen. En is dat zo? Als ik een medejudoka zo'n shirt zou zien dragen op straat, zou ik denken: 'leuk een medejudoka'. Maar niet iemand die ik zou gaan vervelen, want dat doe ik met niemand zomaar. Ik weet dat er vervelende lui rondlopen op straat, maar ik ga daar niet van uit. Ik hoef niemand af te schrikken, of zelfs maar eventueel de aandacht te vestigen op spanningen, of situaties van vechten of verdedigen. Laat staan het uitlokken met een idee van 'pas op, kom maar op, ik ken judo.' Ja, en dan? Moet je voor een judoka oppassen dan? Moet je bedacht zijn op een ura nage of een spontane verwurging als je een judoka probeert uit te dagen? 

Nee, ik hoef dit shirt dus niet. Mijn idee is dat we judo moeten promoten als weg van toenadering en vriendschap, en nooit van vechten en agressie. Wie echt weet wat judo is, zal beseffen (en beleven) dat het niet bedoeld is voor stoere praatjes en nog minder om eens iets uit te proberen - behalve in noodgevallen. 

Voor de maker(s) van het shirt heb ik dan ook de aangepaste tekst. Judon't know what you're messing with. "What". Met ons judo. 'Je weet niet hoe je met zo'n tekst eigenlijk met ons judo zit te sollen.' 
Daarom dit verbale verweer. Judoka laten niet met zich sollen. Of met hun judo-weg.

zondag 8 februari 2015

Nangyo 難行

Er zijn stijlen in gevechtskunsten, die behoorlijk gewelddadig lijken te zijn (en soms ook blessuregevoelig) maar ook stromingen als aikido die extreem geweldloos zijn (en dus ongevaarlijk, voor buitenstaanders 'soft')

In het Boeddhisme bestaan twee manieren om tot verlichting te komen. Dat kan via een soort bovennatuurlijke weg (takiri) maar ook via een harde weg van training (jikiri). Veel oosterse stromingen raken in esoterische sferen, gaan in onze ogen wat 'zweven' door aan ki (of chi) een soort goddelijke oorsprong toe te kennen. Dat is takiri. De gevechtskunsten uit Japan zijn over het algemeen een weg van hard werken om het doel te bereiken. Dat is jikiri en fundamenteel de weg van het judo. Zie onderstaand plaatje met een bekende Kano-quote.

als er inspanning is, is er altijd vervulling
Er is de overlevering van een gevecht tussen een Kendo-leraar en aikido-stichter Morihei Ueshiba. Het ging er fel tegenaan en de kendoka probeerde Ueshiba met volle kracht te raken met het zwaard. Ueshiba kon het ontwijken, en volgens de geschiedenis ontving hij meteen daarna een goddelijke openbaring die hem de geweldloosheid van zijn weg leerde. Ueshiba en takiri, de kendoka met jikiri. Beiden hun eigen 'dô' met eigen idealen.

Gelukkig weet ik zelf dat er echt aikido is met beide benen op de grond, al moet ik toegeven dat het zweten bij een aikido-training meer komt van het intense bewegen met elkaar, en niet van het harde vechten. Het kan flink pijn doen met al die klemmen (daar leert uke van hè) maar het is wel véél softer dan jujutsu waarbij uke echt op zijn donder kan krijgen. 

Judo gaat er tussenin zitten. Jigoro Kano wilde geen gevaarlijke slachtpartijen, maar ook geen weg voor watjes. Hij wilde een goed gebruik van energie. Sámen optimaal energie gebruiken (seiryoku zenyo) met een doel wat Ueshiba zeker ook mooi vond (jita kyoei). Al is bekend dat Kano niets moest hebben van takiri. Judo heeft niets bovennatuurlijks in zich.

Maar dus wél HARD WERKEN.

En dat is Nangyo 難行.

Het woord wordt normaal vertaald met 'ascese' d.w.z. een harde training voor je lichaam met een geestelijke intentie.
  • Nan 難 = zéér moeilijk en zwaar
  • Gyo 行 = een weg, een stadium, ontwikkeling.
Het is de 'effort' van Kano's citaat.

Judo is een mooie weg, maar ook een weg van veel saai trainen en je lichaam aftobben met ebi en uchi-komi. Zeker in onze tijd gecombineerd met vreselijke kracht- en conditietraining. Wedstrijdjudoka moeten dan ook nog op gewicht blijven. Ga er maar aan staan.

Toch is voor judoka (en veel budo-stijlen) het 'gyo'-element van belang. Het is verwant aan het ''-element. Anders dan andere vechtsporters, vechten wij voor andere en impliciete doelen. Of het nu de weg van de liefde is die Ueshiba verkondigde, of de weg van de boog of het zwaard: uiteindelijk hebben ze met judo gemeen dat ze idealen hebben. Een semi-boeddhistisch ideaal van verlichting door je weg te gaan. Bij judo dus minder religieus getint: een samenleving waar iedereen gelukkig kan zijn. Een soort humanistische saus over de Japanse weg.
Zoals ik het zie, is het doel van lichamelijke opvoeding om een sterk en gezond lichaam te ontwikkelen, en dat lichaam zo te trainen dat het van nut is voor de samenleving.
Jigoro Kano, Mind over Muscle blz. 52

Nangyo voor een betere wereld dus.

woensdag 4 februari 2015

Warming up instructies uit 1961

Hieronder een paar scans van de warming-up instructies voor 'Boys' Judo' uit 1961. Verschenen in Black Belt Magazine... Interessant hoe men daar een warming-up model presenteert dat heel gericht traint voor de spieren en bewegingen die we in het judo het meeste nodig hebben. Een aantal van deze oefeningen doen we nu nog steeds trouwens. Gelukkig maar... ofschoon ik zelf bij een paar oefeningen wel 'oef' zou zeggen...


maandag 2 februari 2015

Even alleen kijken

Ik voel me de komende tijd in de dojo net een hoekscheidsrechter die bewegingloos aan de kant zit terwijl hij toekijkt hoe anderen plezier beleven aan het judo. 

Vandaag een kleine operatie ondergaan waarbij er iets gehecht moest worden in mijn gezicht. Op zich niks bijzonders. Maar wel drie weken (!) geen judo of andere sport. 

Toen ik de operatie ging afspreken was dát het ergste wat ik te horen kreeg. Geen judo. AARGH...

Nou ja, niet zelf trainen dan. Wel kijken. Kijken mag altijd. Van kijken leer je. Ik heb daar vier jaar geleden al eens in een grijs verleden over geschreven in twee delen: Mitori Geiko 見取稽古. Kijk nog maar eens terug. Deel 1 en deel 2.

Wat niet wegneemt dat ik nu al weer zin heb om na de carnaval weer gewoon mee te kunnen doen. Ben ik nou gewoon gedreven of obsessed? :)

zondag 1 februari 2015

Ongelukken en blessures: wat ze ons leren

Niet zolang geleden vertelde een familielied over een motorongeluk dat hij van nabij had zien gebeuren. Op een Duitse snelweg - hij reed zelf ca. 160 km/h in zijn Audi A6 - verloor een motorrijder achter hem de macht over het stuur - met ongeveer dezelfde snelheid... De man werd gelanceerd en knalde tegen de weg. Zijn motor schoof met dezelfde dodelijke snelheid door, rakelings langs mijn broer zijn auto en ramde de vangrail alvorens in brand te vliegen.
Zijn jonge zoon zag het gebeuren, werd bleek van schrik en zei op de verdere terugweg: "Papa ik wil nooit op een motor rijden."

Nu kán motor rijden uiteraard veiliger. Met 160 km/h over een drukke snelweg scheuren geeft echter wel een kick, in dit geval een dodelijke. Voor de kick en de vrijheid ga je ook motor rijden, je neemt risico's. Al heb je een 'veilig' dik pak, mijn auto heeft overal airbags en een stevige kooi en dat is toch veel minder riskant, zelfs bij 160 km/h. Je weet waar je aan begint, zeg je dan.

Judo riskant?

Toch doe ik wel judo. En vlieg ik door de lucht om op een mat te landen, geef ik me over aan armklemmen en verwurgingen, en ik weet dat ik beslist dingen kan doen die minder riskant zijn. Ik heb al dik 600 stukken geschreven op dit weblog over allemaal mooie filosofie rond judo en gevechtskunsten, maar ook ik kan ernstig geblesseerd raken omdat - ondanks al die mooie woorden - ik wel aan het vechten ben. Veilig, maar ook hevig. En dat voor een 'ouwe vent'. Ik kan het niet laten, maar het kan ook dramatisch eindigen en daar ben ik me van bewust.

Ik lees ook verhalen over judoka die op hun nek landen, of die van alles breken. Het gebeurt niet vaak, maar je zult maar een tori hebben die je niet goed controleert bij een verkeerde worp en je zúlt maar in een rolstoel belanden hè...

Volgens de overleveringen en mythes komen de gevechtskunsten voort uit nobele en vreedzame culturen. Zoals ik vorige week vertelde. Het kan best zo zijn en de morele component van de mythe draagt in ieder geval bij tot het zoeken naar een vreedzame beoefening en een betere samenleving. 

Toch geloof ik ook dat deze mythen van vreedzaamheid er óók bijgehaald worden om dezelfde reden waarom het wedstrijdjudo zoveel verboden handelingen en dito technieken kent. Veel worpen (zoals kani basami) en technieken (zoals zeer veel klemmen en bijna alle atemi) zijn verbannen omdat ze gevaarlijke kanten hadden en er judoka vreselijk door geblesseerd raakten. En laten we duidelijk zijn: juist dát waren de aanpassingen die Jigoro Kano deed op het oude jujutsu. Gevaar vermijden...

Ongelukken zetten aan het denken, zoals het motorongeluk waar ik mee begon. 

Ongelukken op de tatami doen de judoka diep beseffen dat ze bezig zijn met vechten. Gevechten waarbij mensen gewond kunnen raken. Het geweld wat inherent aan het vechten is, moet minder riskant worden. Wat heeft Kano gezien en meegemaakt, zodat hij besloot dat zijn judo ongevaarlijker moest worden? Wat hebben de Amerikanen meegemaakt aan Japanse wreedheid, zodat ze besloten dat het judo na de Tweede Wereldoorlog nóg ongevaarlijker moest worden? 

Inspiratie en legitimatie

Alle verhalen over vreedzame idealen, zijn enerzijds inspiratie om geweldlozer te vechten en dus met veiligheid voor je partners 'aangenaam' en gezond bezig te kunnen blijven. En ondertussen bij te dragen aan een vreedzame samenleving.
Maar soms zijn diezelfde verhalen ook een legitimatie om bij de onvermijdelijke ongelukken en blessures tóch te kunnen blijven geloven in het goede van de kunst/weg. Want het was niet wreed of gewelddadig bedoeld. Want judo leert toch beheersing en vrede, dus ja... helaas ging het dan een keer fout, "maar dat was absoluut zonder kwaaie bedoeling".

Linksom of rechtsom. Ongelukken gebeuren. Mensen raken geblesseerd. Alle mooie technische en morele opvoeding in het judo wil voorkomen in plaats van genezen. Judoka leren goed vallen en dus in het hele leven veiliger te bewegen. Judoka leren hoe ze met andere mensen respectvol om gaan. De meeste ongelukken gebeuren thuis en als je niet beweegt, ga je weer dood aan het gebrek aan beweging. Risico is dus onvermijdelijk. Ongelukken en blessures wijzen vaak de weg om een nieuwe weg te zoeken naar veiligheid... uiteindelijk is alles 'leerzaam'.