zondag 28 december 2014

Verstand erbij, of: de eenheid van lichaam en geest

Precies een jaar geleden schreef ik een blog "Word je een beter mens van judo trainen?" Een belangrijke vraag, want Jigoro Kano heeft zijn judo ontworpen met nogal veel moraal, en ook de morele opvoeding tot speerpunt van het judo gemaakt. Werkt dat dan ook? Ik concludeerde vorig jaar: 
Het gaan van de weg maakt je geen beter mens, maar wel de stappen die je zet. En of je die zet, hangt voor het grootste deel af van je mentale mindset. Wie alles in de juiste volgorde doet, heeft goud in handen.
Judo is - net als alle andere gevechtskunsten - namelijk vooral een zeer lichamelijk 'spel'. Dat is wat we ervaren op de mat, en als we het goed doen, staan we er ook flink bij te zweten. In feite is het qua fysiek gebeuren niet zo verschillend van andere 'sporten', en om het dan maar bij een sport van (gewoonlijk) twee te houden: het verschil tussen (tafel-)tennis en judo is - kort door de bocht - dat de judoka elkaar tegen de grond willen werken en tennissers de bal. Maar in beide gevallen werkt men sámen en probeert men de ander te verrassen. En je beweegt, zweet, doet iets gezonds en leuks. Het eigene aan judo en andere Japanse martial arts is: er wordt gevochten. Wat is er nou zo goed aan vechten dat je daar een beter mens van zou worden?

Aan het einde van dit jaar heb ik ook een diepere inhoud ontdekt van dit principe. 

Dat is: je verstand.
Vechten op de mat heeft twee 'intellectuele' uitdagingen, kun je zeggen.

1) Je moet een goede technische strategie hebben: observeren, onthouden, leren handelen, slagvaardigheid, en kennis van je technieken.
2) Je kunt een goede morele attitude kiezen, waarbij je het welzijn van de ander, sportiviteit, wederzijdse groei voor ogen hebt, of zelfs nog hogere idealen (bijv. aikido: liefde).

Het eerste zou je kunnen vertalen met 'vaardigheid' (jutsu 術) en het tweede met 'weg' (do 道). Beide hangen met elkaar samen.

Eenheid van lichaam en geest

Als judoka en andere beoefenaars van Oosterse gevechtskunsten zeggen, dat hun kunst bijdraagt tot een eenheid van hun lichaam en geest, dan gaat het er over dat hun 'gevecht' de fysieke motoriek van het vechten ver overstijgt. 

Dat geldt tot op zekere hoogte zelfs voor het overstijgen van de vaardigheden. Vaardigheden zijn technische 'foefjes' die je aanleert en die je daarna (als het goed is) automatisch kunt uitvoeren, zonder nadenken. Wie erg vaardig is in judo, voelt zonder nadenken welke techniek hij moet toepassen. Niet vervelend bedoeld, maar technisch gezien is judo voor een danhouder 'domme' techniek. Een spel waarbij regels in acht worden genomen, waarbij hij strategisch moet kunnen denken om te blijven winnen. Maar veel verder gaat het denken niet, de rest is gevoel.

De eenheid van lichaam en geest wordt bereikt op een hoger niveau dan vaardigheid, omdat de echte vrijheid van de mens gelegen is in het maken van bewuste keuzes, en keuzes die te maken hebben met goed en kwaad.

nadenken...
Puur op vaardigheid bekeken, is elk gevecht namelijk destructief bedoeld. Je wilt winnen, uitschakelen, ippon halen, maar in oorsprong is dat: "vernietigen". Elk gevecht kan bruut woden zonder onderliggende principes. Dat maakt vechten dus ook principieel verschillend van spelvormen als tennis... Balspelen zijn niet bruut. Vechtsporten wel. Wat dat in een ontaarde vorm betekent, zien we als jeugdig tuigh na een 'kickbokscarrière' andere mensen gaat mishandelen om niks. Elke judoka wéét dat hij serieus in staat moet zijn een ander te beschadigen, pijn te doen, te mishandelen. Zijn pacifisme is echter zelf-gekozen, bewust gekozen. Hij kán doden, maar doet het niet. Sterker nog: hij wíl het niet en hij kiest er voor om de ander juist te laten groeien en bloeien door het wederzijds gevecht.

Bewuste keuze

Hier komen we op het centrale punt van judotraining en de eenheid van lichaam en geest: bewuste keuze.

Judotraining is enerzijds een harde weg van technische groei in vechtende 'wreedheid'. Steeds beter in staat zijn om een ander effectief te kunnen overwinnen. 
Anderzijds is het een zachte weg van meegeven met elkaars energie (seiryoku zenyo) en zoeken naar het welzijn van elkaar (jita kyoei). 
Dat laatste is een permanente groei in een bepaalde mindset. Steeds nadenken bij alles wat je doet en daar een bepaalde intentie aan verbinden. Altijd voor ogen hebben dat je je lichamelijke kracht en vaardigheid controleert met een morele keuze voor de ander. Steeds goed en kwaad voor ogen hebben en daar consequent naar handelen.

Bewust handelen = controle over jezelf !

Dit is wat de filosofische achtergronden van alle Oosterse gevechtskunsten vonden in bijvoorbeeld het Taoisme, of de leer van Confucius. Om een mindset te scheppen bij het gevecht. En door zichzelf op beide aspecten (fysiek en geestelijk) tot het uiterste te trainen - in combinatie - vonden ze groei en verlichting in hun persoon als geheel. Lichaam en geest. 

Uiteindelijk is dit niks overdrevens. Het is geen verheven of esoterische leer. Het is gewoon een verstandelijke keuze om intellectueel en moreel op een bepaalde manier lichamelijk te handelen. 

Dit is de drievoudige opvoeding die Jigoro Kano voor ogen had: fysiek, intellecueel en moreel. Het enige wat ons in het nieuwe jaar extra zou mogen bezighouden is dit: waar vinden wij - elke judoka persoonlijk - onze inspiratiebron om heel bewust goed en kwaad te onderscheiden en aldus heel bewust onze training mee te laten vormen. Want... als we zelf geen morele principes van onszelf hebben, wordt het ook heel ingewikkeld om judo anders te beleven dan louter een fysiek spel. Als we wél zo'n basis hebben, kan ons judo werkelijk een training worden die lichaam en geest samenbrengt. Met ons verstand er helemaal bij.


Een goed 2015 toegewenst: dat we met ons judo niet alleen goede voornemens maken maar ook goede voortgang maken.

zondag 21 december 2014

De smaak van een onsterfelijke overwinning

Wat is het grootste wonder?
Elke dag slaat de dood toe en toch leven we alsof we onsterfelijk zijn.
uit महाभारत, de Mahābhārata
In een oude uitgave van Black Belt magazine (mei 1998) las ik eens een stuk wat met bovenstaand citaat begon. Vervolgens werd de vraag gesteld: waarom doen we een traditionele gevechtskunst, of een 'weg' zoals we judo en aikido noemen? Waarom vermoeien we ons met allerlei technieken (andere kunsten en gevorderde judoka ook met archaïsche wapens) terwijl we weten dat dit in het echte leven helemaal niets te betekenen heeft? Waarom doen we kata, allemaal vormen die in een echt gevecht nutteloos zijn? Waarom leren we al dat soort Japanse systemen met Japanse namen voor van alles? Even plat gezegd: als we lekker willen sporten kunnen we van alles doen, maar waarom eigenlijk die 'schijngevechten' met witte pakjes en gekleurde banden, bij aikido zelfs met een duur en onhandig ding als een hakama? Waarom trekt dat mensen wereldwijd steeds weer aan?

Zijn we eigenlijk niet (prettig) gestoord?

De schrijver, Keith Vargo, betoogt vervolgens dat de echte Martial Artist:
Wat de beoefenaars van een gevechtskunst zo toegewijd maakt, is de smaak van de onsterfelijkheid. We weten allemaal dat we eens doodgaan, maar we vinden steeds een manier om te voelen dat we voor altijd leven.
Het spel

Als ik daar over nadenk, snap ik de redenering. Het oude jujutsu voor Jigoro Kano geboren werd, was nog echt gevaarlijk, en gevechten waren soms letterlijk op leven en dood. Opgeven was in het oude Japan not done. Liever je arm laten breken of je bewusteloos laten wurgen dan opgeven. Maar zoals het 'spel' zich later ontwikkelde, bleef het element van 'gevaar' steeds aanwezig. Het 'spelen' met (houten)  tanto en katana, het toelaten van technieken die je zouden kúnnen doden (zoals shime-waza in het judo) of het losdraaien van je ledematen (zoals de kansetsu-waza in judo en vooral aikido en jujutsu) hebben allemaal zoiets: als je daar levend uitkomt, of zelfs kunt winnen... dan overwin je op een eigen manier de dood of het lijden. Want... het is een spel. Je wordt neergekwakt, maar staat weer op! Je moet opgeven, maar je overleeft het. Niet voor niets is de redenering: zeven keer vallen, acht keer opstaan. Het gevoel van 'winnen' wat daar in zit (ook mentaal) is een soort perfectie die de dood in zijn gezicht uitlacht. Ook al wéten we dat we op een keer die laatste ippon van de dood zullen verliezen, door onze budokunst maken we nu nog even een lange neus door weer op te staan.
"Als de martial artist wint, wint hij niet zomaar een test van zijn vaardigheden, maar verslaan ze magere Hein in zijn eigen huis."
De zoete overwinning

Volgens de schrijver is dat ook de reden waarom de winnaars van wedstrijden ook de helden zijn: zij zijn 'warroir saints', een soort strijdende heiligen. Ze hebben de geheime rituelen van de kunst geleerd, zijn meester geworden in het gevecht, zichzelf en daardoor over het universum. Zo behoudt het traditionele Japanse gevechtsspel zijn magische aantrekkingskracht, waarbij het judo van Jigoro Kano dan nog het meest 'aards' is, met beide benen op de grond, zonder 'ki' en andere spirituele dingen zoals de 'overwinning van de liefde' die het aikido van Morihei Ueshiba voorstaat.

Men kan dit allemaal overdreven praat vinden, maar vanuit de psychologie klopt het zeker voor een groot deel. De traditionele gevechtskunsten hebben iets archetypisch, zoals C.G. Jung dat zou noemen. Het zijn rituele uitdrukkingen van een oergevoel, een patroon van denken en leven dat bij alle mensen ingebakken zit. Anderen gaan (ook) naar een religieuze bijeenkomst om hun geloof in een eeuwig leven gestalte te geven - iets wat mede om die reden prima compatibel is met judo. Judoka doen het op de mat, laten zich gooien en voelen zich naderhand sterk omdat ze gezond en wel naar huis gaan. Ze zijn symbolisch 'gedood' en ze overleven. "Het gevechtsideaal is levend en eeuwig. Dat is hun smaak van onsterfelijkheid."

woensdag 17 december 2014

Het gaat er om wie je bent

Ik trof op Facebook een mooie spreuk van een Italiaanse budoclub die ik graag volg.


"Non si insegna ciò che si sa ma ciò che si è." Niet zo gemakkelijk letterlijk te vertalen, maar het gaat om de betekenis: "Je leert niet wat je weet, maar wie je bent." Vrijer vertaald: "Het gaat niet om kennis/vaardigheid, maar om je persoon."

G-judoka

Laatst sprak ik met drie judoleraren die het hadden over hun ervaringen met een groepje G-judoka. Waaronder niet slechts kinderen met 'een beetje autisme', maar jongeren met Down, of een zeer verstoorde motoriek. De uitwisseling ging over hoe ze deze kinderen héél basic wat leerden bewegen, rollen, of wat soepelheid aanleerden. Niks worpen. Nog niet eens echt vallen. Laat staan wedstrijden.

Is dat judo? Moet je om judo te doen niet meer doen dan een judopak aantrekken en bewegen? 

Nee. Nu zijn we op het niveau van de meme. "Het gaat niet om kennis/vaardigheid, maar om je persoon." Genoemde judoleraren waren gewoon blij van hun ervaringen met deze G-judoka in de dop. Want ze vonden het "mooi" om met deze jongeren iets te kunnen doen. Daarbij eigenlijk álles vergetend wat judotechnieken zijn, behalve basismotoriek en... deze mensen laten groeien in wie ze zijn. Waar gaat het allemaal om zeg?

In mijn eigen groep is iemand die ongeveer 7-8 jaar geleden binnenkwam als een schuw en zéér kwetsbaar manneke. Nu heeft hij een groene band en doet hij mee met wedstrijden in het G-judo. Ik denk dat deze jongeman veel meer van judo heeft geleerd in wie hij IS, dan de vaardigheden (al zijn die best goed!). Ik denk dat de judoleraren zeker zo blij zijn met wat hij heeft bereikt als de besten uit de wedstrijdselectie. Judo is niet alleen over vaardigheid, kunnen en medailles. Zelfs niet alleen opvoeding, hoe belangrijk dat ook is. Het gaat vooral over kunnen groeien als persoon. De meest kwetsbaren laten zien wat dat betekent.

Daarbij is mogelijk wel het allerbelangrijkste dat deze judoka zich gewaardeerd voelen en geaccepteerd in wie ze zijn. Een open en welkome omgeving die niet bedreigend is. Een plek waar ze lichamelijk uitgedaagd worden en niet om hun beperking. Een vriendelijke behandeling, al kan het er soms ook hard tegenaan gaan. Wat ze het vertrouwen kan geven "ik mag er zijn zoals ik ben." Een zachtmoedige weg, het ju in de praktijk tussen mensen. De tatami misschien als een plek waar het er anders aan toegaat dan in de rest van de wereld. 

Ja, dát is judo...

zondag 14 december 2014

Shikai (5) 怒 Do of Okaru

Op 9 november begon ik met Heijoshin 平常心: een constant vredig gevoel. Gelukkig zijn zonder opgefokte stress. Met zo'n houding lekker judoën... 

Toch schreef ik vier weken lang over allerlei onbeheerste gevoelens die ons ook beheersen. Dat zijn in de klassieke budo de 'vier verboden' houdingen, de shikai (四戒) genoemd: letterlijk: 'vier dingen die niet mogen'. Ik durf er een vijfde aan toe te voegen, omdat Jigoro Kano het daar altijd over heeft, maar ook een bekende kenner van traditionele Japanse gevechtskunsten, Dave Lowry. Wordt het nu 五戒: gokai of itsukai? Hahaha!

Lowry noemt als vijfde taboe/ziekte: de woede. In het Japans, om het leuk te houden: 怒, ofwel 'do' (korte 'o') of het werkwoord ikaru of okaru: boos worden.

Uiteraard moet ik even herhalen wat Jigoro Kano daarover zegt:
"Kwaad worden vreet geestelijke energie. En wat voor voordeel heb je er zelf van, of een ander? Het resultaat van woede is hoe dan ook het uitputten van mentale energie en je gaat er negatief van worden, naar anderen en voor anderen." (Mind over Muscle, p. 85)
Maar Dave Lowry heeft nog een paar andere observaties die hout snijden. 

In een judogevecht, of om het even welke strijd, moeten we ons kunnen concentreren op de ander. Of we die onze partner of onze tegenstander noemen, maakt me dan even niet uit. De ander is belangrijk, van hem leren we en we moeten voor elkaars veiligheid instaan.

Strategisch zal elke soldaat die niet oplet op zijn omgeving, kanonnenvoer zijn. Permanente waakzaamheid (tegen kyô dus) is een must.

Waarom is woede dan zo'n ziekte? Lowry zegt: omdat woede de aandacht richt op jezelf. Je maakt je eigen gevoel tot het middelpunt en dat is een luxe die je je niet kunt veroorloven in een gevecht:
Als ik mijn temperament verloor, gaf ik toe aan mezelf. Ik focuste op mijn probleem, en vergat mijn tegenstander. Op het slagveld, de plaats waar de kata moesten worden toegepast, zou dat soort zelf-vervuldheid me mijn leven kosten. Als een budoka was de prijs die ik moest betalen voor de luxe om kwaad te worden, me te kostbaar zijn. 
Het is een illusie om te denken dat woede ook positieve effecten kan hebben. Zoals het oppompen van adrenaline en het presteren onder stress. Politie-agenten wordt dat wel geleerd. Als je je laat opfokken, ga je fouten maken en wordt de situatie onbeheersbaar of escaleert gewoon. 

Volgens de Chinese en Japanse wijsheid (de Tao) betekent woede dat de energie (ki/chi) helemaal verkeerd door je lichaam gaat stromen. Allerlei ki/chi-achtige therapieën willen dan ook rust in je lijf brengen en de ki-huishouding herstellen. Ik geloof daar het mijne van, maar ik ben het eens met Kano dat woede in elk geval de kostbare energie verspilt en dus tegen het principe van seiryoku zenyo is, puur destructief. En het is gevaarlijk op de mat. Niet alleen omdat het onbeheerst is, maar ook omdat het je doet vergeten dat je samen veilig moet judoën en dus op elkaar moet kunnen letten. Woede maakt dat kapot, het richt je op je eigen ikje.

hei-wa
Wat is het medicijn? Beheersing. Controle over jezelf. Wat je bereikt door trainen van lichaam en geest. Wat je kúnt bereiken. Het is geen succesformule of standaard-recept. Fysieke training kan helpen. Mentale training door de vijf houdingen waar ik op 9 november naar verwees. Alles bij elkaar kán in een judotraining en -weg worden aangeleerd. Het kán een constante houding worden, Heijoshin 平常心.  Een vrede van binnenuit die je zonder dwang alles wat kai () is doet vermijden. Verrassingen, angst, onzekerheid, verwarring en woede worden omgebogen naar vrede en harmonie.

Dit is de laatste aflevering van deze serie. Ik wens iedere judoka veel 'heiwa' toe: vrede en harmonie!

woensdag 10 december 2014

"Mij kan niets gebeuren" ofwel domme overmoed

Enkele weken geleden kwam ik 's avonds thuis en wilde mijn spullen pakken voor een judotraining, toen ik merkte dat er boven een raam openstond wat normaal niet kan openstaan... en jawel, verdere inspectie maakte duidelijk dat ik tijdens mijn afwezigheid 'bezoek' had gehad van het snelle grijpgrage gilde. Geen training dus. Hoewel?

Allereerst merkte ik (en mijn trainingspartner die met mij aankwam en het huis mee mocht inspecteren) dat ik niet bang was, of van mijn stuk. Integendeel, ik bleef best wel koel en rustig, ook toen ik merkte wat de inbrekers overhoop hadden gehaald.

Wel was ik zorgvuldig. Alles nalopen, zeker weten dat het 'bezoek' weer weg was. Een judoka zou zo moeten handelen. Geen paniek, en veiligheid voor alles.

De 'kater' komt naderhand. Niet de angst, maar wel het gevoel dat ik onvoorzichtig was geworden na alle jaren waarin ik dit soort bezoek niet meer had gehad. De overmoed van 'ik ben veilig' en 'mij kan niets gebeuren'. Een overmoed die je slordig maakt, zodat niet alles op slot zit wat wel zou moeten. Dat je het alarm niet aanzet als je 'even' weg bent.  Dat je nooit meer had nagedacht over de zwakke plekken in je 'verdediging'. Terwijl die zwakke plekken van mijzelf, de kansen waen die meneer de inbreker kon pakken... de kater is dus dat je ondanks je mooie blogje over waakzaamheid (kyo) je dus zelf tóch hebt laten verrassen.

Geen judo op de mat die avond, maar wel judo in mijn geest. En de leer-ervaring van de 'trainingen' die er op volgden. Wél alles goed afsluiten en het alarm gebruiken. Wél de plekken waar mensen kunnen binnendringen effectief verdedigen. Wél weer eens goed kijken naar verlichting en sluitwerk. Alertheidstraining.

Eigenlijk was het ook een positieve leerervaring dus. Het is alsof iemand me met ippon verrast heeft en me heeft geleerd hoe ik mijn verdediging beter kan maken. Je hebt even een flinke smak gemaakt, maar je staat weer op, houdt je hoofd koel en gaat dóór. Hajime en nu ik weet wat er beter kon, zal ik me niet weer laten verrassen.

Nou ja, dat laatste is dus overmoed. Oom agent zei meteen al: "als ze binnen willen komen, komen ze binnen". Op de mat en het leven is het niet anders. Laten we niet de illusie hebben dat we nooit geworpen worden. Laten we liever het spel beheersen om de ander nét een slag voor te willen zijn en áls hij slimmer is dan jij, dat jij goed kunt vallen en weer opstaan. Het was dus een nuttige judo-avond, al dacht mijn trainingspartner daar op dat moment beslist anders over. Hij leest mee dus hij mag reageren haha!

zondag 7 december 2014

Shikai (4) 惑 Waku

We zijn in mijn zondagsblogs al weer enkele weken bezig met de taboe-houdingen voor elke judoka. Om de ziekte van innerlijke onrust te vermijden en mentaal als een rots op de tatami te staan, moet een judoka vier dingen vermijden. Die vier 'ziektes' noemen ze Shikai, en na 驚 Kyô (verrast worden), 懼 Ku of gu (Angst), 疑 Gi, en vandaag de vierde: 惑 Waku.

Verwarring

Waku 惑 hangt enigszins samen met 疑 Gi, want beide kanji kan men vertalen met 'twijfel'. Maar waar ik vorige week de 'mentale twijfel aan jezelf' op de voorgrond plaatste, gaat het vandaag meer over de verwarring en verstoordheid die een judoka kan overvallen. Dat je niet meer weet wat je moet doen. Het Japans kent het woord 惑乱, wakuran. We kennen het tweede kanji van 乱取, randori (zie mijn verhelderend blogje daarover). Ran (乱) betekent altijd chaos. Wakuran (惑乱) betekent dan: gek worden, je verstand verliezen, doordraaien. 

Ik herken het op de tatami wel. Soms heb ik zelf ook last van een bepaalde verwarring. Het lijkt wellicht alsof ik alles van judo weet en alles kan, maar dat valt in de praktijk elke week tegen. Ik word er gelukkig niet gi van, maar wel eens 惑 waku. Want mijn motoriek is vaak matig en dan snap ik werkelijk niet welke beweging ik moet maken. Of ik weet werkelijk niet hoe ik door iemands verdediging heen kan komen bij randori. Dan sta ik echt even perplex. Aan de grond tatami genageld. "Wat moet ik nu in hemelsnaam doen zeg?" Dát gevoel. En dan ben ik nota bene zogenaamd al wat gevorderd. Maar ik maak ook judoka in randori mee die nog veel minder technieken beheersen, en die staan zich soms letterlijk af te vragen waar ze mee bezig zijn. Of die zeggen tijdens een randori newaza hardop: 'Jee dat ik dáár in gestonken ben!'

Wat is de remedie tegen 惑 waku? Volgens mij heel 'simpel': techniektraining en uchi komi. Eindeloos trainen. Waar je de innerlijke onzekerheid alleen mentaal kunt overwinnen met goede feedback, kun je de 'verwarring' alleen bestrijden met vaardigheid en kennis. Veel technieken die ik motorisch moeilijk vond, heb ik ook moeten leren door te dóen. Voordoen, uitleg, nadoen. "En nu samen doen" zegt onze sensei altijd na de uitleg. Zo simpel is het. En de overwinning op de 惑 waku komt dan met de tijd.

Coachen en doen

"en nu dóen!"
Uiteraard kan een wedstrijdjudoka zich niet veroorloven om perplex te staan en niet meer te weten wat hij moet doen. Nou ja, zo erg wordt het niet. Hij judoot uiteraard enigszins op zijn eigen niveau. Anders laat men hem niet meedoen. En áls hij even niet weet wat de beste handeling is, dan is er om die reden een coach. Die mag tegenwoordig niet meer schreeuwen langs de lijn, maar dat wás wel het antwoord op 惑 waku in competitie. Zoals de commandant in het leger zegt wat de soldaat moet doen bij de actie ("Vuur!") zo is de coach/sensei degene die de judoka van zijn laatste verwarring afhelpt. Als hij maar genoeg mat-ervaring heeft, hoeft de judoka niet te bezwijken onder deze 'ziekte'.

woensdag 3 december 2014

Warming up en conditie

Wij doen in ons trainingsuur een behoorlijke warming up. Rennen, bewegingsoefeningen, ebi en ukemi. Het is nodig. Maar ook bij kinderen. Ik zie ook kinderen in de groep die voor onze groep trainen. Velen hebben de bekende problemen. Iets te dik, een béétje lamlendig, snel afgeleid, snel moe.

Je mag de smartphone en de computer niet overal de schuld van geven, en voor je het weet ben je een ouderwetse zeurpiet. Nee, het is ook dat ouders met alle drukte in de steden extra zuinig zijn op de kinderen. Maar toen ik jong was, speelden we op straat. Dat kon ook nog. Ik fietste met 8 jaar zelf naar de judo en de scouting. Papa of mama je wegbrengen met de auto? Komop zeg! Je ging zonder bewaking of 'angst voor enge dingen' de straat op. En zo speelde je. Op de stoep. Met krijt, of hinkelen, of spelletjes met elkaar. Touwtje springen was voor de meisjes, maar jongens deden hun spel en waren in beweging... vaak met een bal.

waar is de tijd dat...?
Het ontbreekt veel kinderen aan conditie, lijkt het wel. En dat zit hem voor een heel groot deel in het feit dat de longen niet veel buitenlucht inademen en er weinig actief bewegingsspel meer over is. De beschermde speelplaatsjes in de wijken kunnen niet compenseren dat kinderen vroeger gewoon veel meer beweging hadden. Men ging niet overal met de auto naar toe, er werd veel meer gewoon gelopen, of gefietst. Hetzelfde geldt overigens voor de volwassenen, maar goed, slechts een enkeling doet onder hen nog aan judo, en onder de volwassen judoka dan ook slechts een enkeling gecombineerd met een typisch buiten-beroep. Maar wie loopt er nog naar zijn werk? Mijn ouders gingen aanvankelijk te voet, elke dag, kilometers lang. Broodtrommel mee en lopen!

Met het binnenzitten, het veranderde voedingspatroon, het fijnstof in de lucht, de woninginrichting etc. zijn ook allerlei longziekten enorm toegenomen. Wat ook weer kwetsbaardere mensen oplevert...

Dit zeggend, denk ik: we moeten vanuit de judowereld onze (jeugd-)judoka misschien weer aansporen om naar buiten te gaan. Niet alleen haasje-over op de mat, maar ook weer gewoon op de stoep of in de tuin. Al dat soort simpele bewegingsoefeningen dagelijks kunnen doen, en kinderen leren samen te spelen. Zoals nogal wat judoclubs regelmatig buitentrainingen doen met de 'selectie'. Als dat langdurig gedaan zou worden, ben ik er van overtuigd dat er gezondere en fittere kinderen op de mat staan, die dan ook meer plezier hebben in het fysieke samenspel dat judo heet.

Wie heeft het nog gedaan?
De straat was van ons...