woensdag 30 juli 2014

Kata 肩 of Se-oi 背負 (2) schouderworpen?

Kijkend naar wat we vorige week lazen rond de betekenisverschillen van Kata 肩 en Se-oi 背負, komt onvermijdelijk de vraag op waarom de Kodokan de kata-guruma en se-oi-technieken plaatst bij de te-waza (hand/arm-technieken) en het systeem van Kawaishi het heeft over 'schouderworpen'. 

Kodokan-systeem

De Kodokan heeft voor de technieken een traditioneel systeem, rond 1900 zo vastgelegd. De nage-waza (werptechnieken) omvatten tachi-waza (vanuit staande positie) en sutemi-waza (offerende positie). Tachi-waza zijn onderverdeeld in te-waza (hand-), koshi-waza (heup-) en ashi-waza (beentechnieken). 

Waarom kent de Kodokan geen 'schouder-technieken'? Judo heeft altijd te maken met de combinatie van kracht van armen en benen. Ergens rond of onder het midden (hara) kan bij tori een steunpunt worden gevonden waarover de judoka kan 'kantelen' waardoor hij valt. In de praktijk is dat altijd de heup, een steunend gewricht. 

Als de heup dus gebruikt wordt als steunpunt bij de kanteling, is het een heup-techniek. De rest van de tachi-waza wordt ingedeeld vanuit het heldere criterium: wordt het principe van werpen na de de balansvernietiging (kuzushi), door armen of benen bepaald, waarbij er dan ter hoogte van uke's kantelpunt (hara) géén kantelend steunpunt is op het lichaam van tori. 

Om met dat laatste te beginnen: wordt het been van uke gemaaid (gari), geveegd (barai), gehaakt (gake) of geblokkeerd wordt met been of voet, zónder tussenkomst van tori's heup, is het een beentechniek. (Uchi-mata is het bekende 'twijfelgeval'.) Alles wat geen heup- of beentechniek is, maakt dus na de balansvernietiging vooral gebruik van de armen (en handen) bij het werpen. En wordt dus bij de te-waza geplaatst: een verzamel-categorie waarin van allerlei technieken zitten - waarvan er thans in wedstrijden heel veel verboden zijn omdat de handen het been niet meer mogen aanraken. (Helaas worden ze daarom ook bijna niet meer getraind...)

De schouders als kantelpunt?

Kan men dan zeggen dat de schouder - net als de heup - een steunpunt kan zijn om uke overheen te kantelen? Dat is een ingewikkelde vraag. 

Allereerst kan uke alleen 'gekanteld' worden als het lichaam van tori een steunpunt biedt ter hoogte van uke's hara. Elke judoka valt. tuimelt, kantelt immers 'over zijn hara', want dáár wordt zijn balans vernietigd of hersteld, en qua gewichtsverdeling is dat ook het midden van de 'wip'. Als uke's balans vernietigd is, is dan de grote vraag: kántelt hij in het geval van de zogenaamde 'schouderworpen'?

Het antwoord is: wel bij kata-guruma... Als kata-guruma goed wordt gedaan, brengt tori zijn schouders/nek namelijk exact onder uke's hara, richt zich op en draait hem als een wiel om zijn schouderpartij. Daarom moet uke ook net zo 'planken' (hara geven) als bij tsurikomi-goshi - indien niet, mislukt het kantelen en worden beide technieken een soort 'natte dweil'- gooien. (en kan zelfs tsurikomi-goshi bijna naar de te-waza verhuizen.)

Maar is dat ook zo bij de overblijvende 'schouderworpen' die allemaal 'se-oi-waza' genoemd worden? (-nage, -otoshi en het zeldzame -age?) Ook seoi-otoshi gaat nét niet zo diep onder uke dat tori's schouder echt op uke's heuphoogte komt, dat kan immers niet met de 'ippon-' of 'morote-'pakking. Al komt het soms wel in de buurt, afhankelijk van beider lichaamslengte. Maar het principe is ook anders - zie daarover meer de komende zondagen!

Als de schouder echter geen echt kantelpunt is, komt de worp dus principieel (in de beweging waarmee tori zijn uke op de rug/schouders trekt) volledig uit de armen en het héle lichaam. Daarbij verstérken de schouders de kracht van de armen wel, maar zijn ze dus géén eigen kantelpunt of principe van werpen. Kantelen kan immers alleen in het hara-bereik. Kantelen kan alleen over een soort 'as', en daarvoor is het gebied van schouders en rug (achter) veel te groot. Die plek op het lichaam geeft eerder stabiliteit...

Dat brengt me tot de conclusie dat de schouders wél een kantelpunt kunnen zijn in het geval van een kata 肩-techniek als kata-guruma, in staande of geknielde positie. Maar níet bij een se-oi 背負-techniek. Daarbij zijn de schouders/rug alleen een positionering. Een techniek als yama-arashi (ook te-waza) laat zien hoe vergelijkbaar dat is. Daar doen de armen eveneens het werk (uittillen) en dat uke dan met een opzwaaiend been ongeveer op de heup wordt gelegd, maakt van yama-arashi dan nog geen been- of heupworp. Hetzelfde geldt bij sukui-nage en obi-otoshi (te-waza). Daarbij tillen de armen in het heupbereik, en ofschoon er in veel gevallen zelfs heupcontact zal zijn, wordt het geen heupworp. Want de kanteling is niet óver de heup, glijdend langs de heup. En wat iedere judoka hoort te weten: bij tai-otoshi kán er weliswaar beencontact zijn, of eventueel de heup worden aangeraakt. Maar het principe van werpen zit in de armen en de draaiing van het hele lichaam.

Dit alles gaat dan om de principes van werpen. Waarbij we dan niet eens de taalkundige vraag betrekken of een techniek die genoemd is naar de rug in de betekenis van de 'achterkant' (se 背) wel een 'schouderworp' zouden mogen noemen. Seoi-technieken zijn immers feitelijk 'rug-technieken'...

Terug naar het schouder-rijden

Als we dan terugkeren naar waar ik vorige week begon. Als we bij iemand gaan paardrijden op diens rug, doen we een soort seoi-lopen. En dat zit hartstikke stabiel, net als op een echt paard.  Daar is die rug echt geen kantelpunt...! Ga je echter hoog op de schouder zitten, kata-rijden, dan moet je alle moeite doen om balans te houden. Meestal moet de drager dan je benen goed fixeren met de armen, anders lazer je er zo vanaf.  Best eng vinden sommigen. Dan zie je dat de bovenkant van de schouders dus wél kantelpunt (as) kan zijn als je hara daar in de buurt komt, maar de achterkant niet. 

Schouderworpen?

Wat dan te denken van de 'schouderworpen'? Ach, ze zijn er. Het zijn er maar een paar, want de vijfde is eigenlijk gewoon de eerste links, en de zesde (seoi age) is een techniek die de Kodokan gewoon als een van de variaties in pakking van seoi-nage ziet.  In feite gaat het alleen om één Kata 肩 en drie Se-oi 背負 rug-technieken, de rest is een afgeleide zonder eigen principe.

Er zou echter mijns inziens veel voor te zeggen zijn als we ook in Nederland zouden aansluiten bij een uniform systeem van Kodokan-systematiek. We doen dat nu voor het kata steeds meer, en het zou van mij ook bij de worpen mogen. Het is ergens wel vreemd dat het Kodokan judo voor nage-waza de Gokyo kent, maar de judoka afwijkende rijtjes met nummers kennen en daardoor een aantal fundamentele judotechnieken nooit leert. Dat is ook jammer omdat de Kodokan-boeken van bijvoorbeeld Daigo-sensei achtergronden geven bij het waarom van elke techniek, zodat de principes van alle waza duidelijk worden. Dat leer je van het Kawaishi-systeem niet zomaar, daarvoor zijn die categorieën en indelingen veel te verwarrend. En het aantal variaties te beperkt. De volle rijkdom van het Kodokan judo leer je volgens mij vooral binnen het Kodokan-systeem. Maar ach, wie ben ik?


* De komende zondagen een nieuwe mini-serie over seoi-nage en/of seoi-otoshi, met als leidraad: bestaan deze worpen ook als 'suwari-waza'?

zondag 27 juli 2014

Zodat de ander vooruitkomt...

Op een Facebookpagina vol Oosterse gevechtsswijsheid, vond ik ook deze afbeelding met een quote van de (niet-onomstreden) Taekwondo-stichter 'generaal' Choi Hong Hi (최홍희) wat me wel aan het denken zette. Waarom doe je judo of om het even welke gevechtskunst? Waarom geef je daar les in, of waarom schrijf je er meerdere keren per week stukjes over?


"Anderen helpen zich te ontwikkelen en te slagen in het leven is een beloning in zichzelf en heeft alleen waarde als er niets voor terugverwacht wordt."

Met idealen verdien je geen geld, al weet iedereen dat alleen echte idealen de wereld veranderen. Met idealen krijg je geen succes of levensvreugde als zodanig. Met judoles of het schrijven van blogjes krijg je niets terug van anderen, af en toe feedback, maar verder? Waar doe je het voor?

Natuurlijk, we weten dat veel Japanse oer-judoka trotse mensen waren, en uit waren op promotie in de vorm van dangraden en eeuwige roem. Maar als we kijken naar het leven van Jigoro Kano, dan zien we in feite ook een leven van desillusies en gebroken idealen. Waar hij zoveel energie in stak (enkele kata en lichamelijke opvoeding in Japan) liep op niets uit en hij stierf onverwacht zonder ogenschijnlijk veel gerealiseerd te hebben. Hetzelfde geldt voor mijn judoleraren. Rijk werden ze er niet van, en wat was/is het dan wat ze gelukkig maakt? Trots? Medailles?

Ik weet zeker dat hun beloning is (geweest) dat ze de lach op de gezichten hebben gezien van judoka, kinderen soms nog, die door het judo in hun leven vooruit kwamen. Als een medaille nodig was om hun ambities te scherpen of ze meer uit hun talenten te laten halen, dan is dat een middel, maar geen doel. Het doel is: dat deze mensen een stukje geluk en opvoeding konden krijgen.

Mijn eigen sensei kan stralen als hij mensen ontmoet die hij decennia geleden in de klas of op de mat had en dat ze dan nog dankbaar zijn voor de (levens-)lessen. Als mensen dan nog zo'n goed gevoel hebben, al kunnen ze nooit iets terugdoen, of ook als hij ze nooit meer had teruggezien. Aan de andere kant ken ik zijn verdriet als hij in mensen zo veel investeerde en dezen alsnog op een verkeerd pad terecht kwamen. Zonde van zoveel ontwikkeling en kansen...

In feite komt het hier op neer: als je echt om mensen geeft, ga je voor ze door het vuur, ongeacht wat je er voor terugkrijgt. Want die ander is belangrijk. Dat is het kenmerk van de ware (judo-)leraar. Als het moet gaan om klinkende munt of andere vormen van beloning die de leraar zelf kietelt in de eerste plaats - hou dan maar op.

We hebben vandaag wat 'Koreaanse les' gekregen: Help anderen zich te ontwikkelen zodat zij geluk vinden. Dat zal ook jou zelf gelukkig maken. Meer zal het niet opleveren...


woensdag 23 juli 2014

Kata 肩 of Se-oi 背負 (1) betekenissen

Wie heeft er niet ooit tijdens een training een medejudoka op de rug gehad? Of zelf 'paardje' gereden op een andere judoka? En dan galopperen haha! Een andere vorm is het 'schouder-rijden' zoals papa's graag met de kleintjes doen. Ook dat doen we in de dojo af en toe, maar dat vraagt een stuk betere balans van beide judoka. Zeker als degene die gedragen wordt zwaar is...

Geel uwagi? LOL
De Japanners noemen dat 'schouder-rijden' als ik het goed heb gevonden: 肩車, kata-guruma in kanji. En net zoals wij de se-oi-nage een gemakkelijker techniek vinden dan kata-guruma, zo is het ook met het dragen van je medejudoka als oefening.

Kata 肩 of Se-oi 背負 ?

Over het eerste begrip kunnen we heel duidelijk zijn.  Kata 肩 betekent: de schouders. Over het tweede is meer te zeggen. Se-oi 背負 bestaat uit twee kanji en 背 (se of hai) betekent: de rug, de achterkant, in allerlei verbindingen. 負 (o(u)) betekent zoveel als 'dragen' of 'op je nemen'. Se-oi 背負 is dan ook letterlijk: op je rug nemen/dragen, en in elk geval 'achter'. Verwant en soms verwarrend kan het worden om het exacte verschil tussen 背 (se) en 裏 (ura) aan te geven, het laatste wel bekend van Ura-Nage (裏投) en de uitvoering van technieken in aikido e.a. In een aantal betekenissen en verbanden lijkt het erg veel op elkaar... altijd in de betekenis van 'achter'. Echte kenners van de Japanse taal mogen dat eens ophelderen.

Toch lijkt het er op dat het typerende van se-oi 背負 dus vooral bestaat in de handeling van het 'opladen' en daarbij dan in verband met de rug of de achterkant als zodanig.

Nu is het verwarrende dat se-oi ook wordt gebruikt in de betekenis van 'op je schouders laden'. Nu komen we op een behoorlijk cruciaal betekenisverschil tussen 'schouders' en 'schouders'. We hebben de bovenkant van de schouders, waar de nek uitsteekt. En we hebben de achterkant van de schouders, waar de schouderbladen zitten en de rug begint. 

We noemen de 'derde schouderworp' dan ook kata-guruma en geen 'seoi-guruma'. Want uke wordt bij kata-guruma op de bovenkant genomen, rond de nek. En tenzij uke ura wordt geworpen (een zeldzame variant) gaat uke daarbij ook rond de schouders er af, of voor over de nek. Hij komt helemaal niet bij de rug, als het goed is tenminste... Seoi-nage heet echter geen 'kata-nage' omdat uke aan de achterkant blijft, en eigenlijk is seoi-nage (of seoi-otoshi) een 'rugworp'. De hele rug wordt gebruikt en vanwege de richting moet uke dan ook over de schouders en nek.  Maar een ippon-seoi-nage die kinderen wel eens verkeerd doen, waarbij de oksel van uke als het ware op de schouder wordt gelegd en nauwelijks de rug raakt,  is geen seoi-nage.

Kortom. Het lijkt er alleszins op de kata duidt op de bovenkant van de schouders, terwijl se(oi) op de achterkant van de schouders wijst.

Wordt vervolgd...

zondag 20 juli 2014

Kanso 簡素 versus gekunsteld judo en IJF reglementen

Judo is in de kern heel eenvoudig en efficiënt. Technisch. Waarom kan dat niet worden toegepast in wedstrijdregels en de overgedetailleerde regeltjes van IJF en Judobonden? 


Bruce Lee heeft eens gezegd: 
"Het bijzondere aspect van gevechtkunsten is hun eenvoud. De gemakkelijke weg is ook de goede weg, en gevechtskunsten zijn helemaal niet speciaal; hoe dichter ze bij de echte weg van de gevechtskunsten blijft, hoe minder verspilling van energie er is." 
Horen we hier Jigoro Kano weerklinken met zijn principe van sei-ryoku zen-yo? Eenvoud is ook een onderdeel van goed gebruik van energie. Hoe gecompliceerder we alles maken, hoe meer energie we er in moeten leggen. Hoe natuurlijker, hoe simpeler, hoe beter.

De Japanners kennen daar in hun filosofie een woord voor: Kanso 簡素.
  • Kan 簡 is: eenvoudig, ongecompliceerd.
  • So 素 is: puur, naakt, oorspronkelijk, wat dus de betekenis van 'kan' versterkt.
Als je kanso in een mooi Nederlands woord wilt vatten, zeg ik: oersimpel.

Technische simpelheid

Judo is oersimpel in de basis. Alles draait om balans, staand en op de grond. En dat is allemaal afhankelijk van hoe je je zwaartepunt beweegt of bewaakt. Degene die zijn techniek uitvoert gebruikt zijn handen en voeten, armen en benen om de ander zo te bewegen dat hij door de zwaartekracht wordt geworpen of wordt neergedrukt.
Bij de worpen zijn er daarom eigenlijk maar een paar werpprincipes, afhankelijk van de richting van balansverstoring en vallen, en het type 'kantelpunt' van uke. Op de grond zijn er bij de houdgrepen, armklemmen of verwurgingen eigenlijk maar een paar controleprincipes die in een heel aantal vormen worden gegoten. 

Soms maken we judo tóch behoorlijk ingewikkeld. Als we de eenvoudige principes gaan toepassen in bijvoorbeeld kanteltechnieken op de grond, waarvoor een gigantisch aantal handelingen achter elkaar nodig is. Ook bij combinaties moeten we in de gaten houden dat we niet te 'gekunsteld' doen. Als bepaalde opeenvolgende technische stappen te veel 'tussenstappen' vereisen, is dat verspilling van energie. Vaak worden er combinaties of grondoefeningen bedacht die al halverwege hadden kunnen leiden tot een perfecte andere controle, ook als uke weerstand biedt. Of zijn de vervolgtechnieken afhankelijk van een type 'weerstand' of positie van uke die hij normaal zo nooit zou doen. 

Het oerwoud van wedstrijdregels

Maar het meest ingewikkeld is het wedstrijdjudo. Wedstrijdjudo is volledig afhankelijk geworden van enerzijds een oerwoud aan wedstrijdregels waar zelfs scheidsrechters nauwelijks wijs uit kunnen worden. Bovendien worden de regels haast vaker van updates voorzien dan Windows. De regels voor de maten van judogi worden ook bijna elk jaar aangepast, wat kassa is voor fabrikanten en verkopers, maar uiteraard een gigantische verspilling is van middelen. En waarom? Wat dient het? Hetzelfde geldt voor de structuren van de judobonden, zoals de JBN. Professionalisering zal best nodig zijn, maar is het in de geest van kanso en het judo om alles in het beton van procedures en aanvullende regeltjes te gieten. Waar is de noble simplicity gebleven bij al de bobo's van IJF en bonden, hebben ze nog iets van de eenvoud van de Japanse gevechtskunsten bewaard?

Puur wit

Een andere betekenis van so 素 is: witte zijde, oorspronkelijke ruwe textuur. Het judogi is eigenlijk in al zijn witte naaktheid en gelijkheid een uitdrukking van wat judospirit zou moeten zijn: ongekunsteld, puur, eenvoudig, oersimpel. Zonder (rug)patches, verplichte labels, en andere rommel die er helemaal niet toe doet. Ik schreef daarover een maand geleden...

Degenen die zeggen dat judo eigenlijk niet meer als eenheid bestaat, hebben ergens wel gelijk. Er is nog wel een puur en eenvoudig judo. Maar dan moet je het wedstrijdjudo even vergeten, en alle gecompliceerde regels terzijde kunnen schuiven. Dan moet je je ook in je technieken niet verliezen in eindeloos gecombineer of gekunstel. De basisprincipes helder zien te krijgen/houden temidden van het oerwoud aan bijzaken. Kanso 簡素 zoeken.

woensdag 16 juli 2014

Van 'vliegtuighoudgreep' tot 'donkere kamer'...

Hoe maak je judo voor de allerkleinsten begrijpelijk?

Waarschijnlijk vinden kleine kinderen Japanse woordjes wel spannend, maar onbegrijpelijk. Laat staan dat ze het onthouden. Dan wordt een tai-otoshi een 'taaie tosti' en daarmee gaan ze het judo dus echt niet beter begrijpen.

Daarom heeft Mikonosuke Kawaishi op zich goed werk gedaan door judotechnieken een nummertje te geven. Véél gemakkelijker te onthouden.

Klopt het nummertjes-systeem wel?

Toch is er op dat nummertjes-systeem al wat af te dingen. Want er zitten in dat nummertjes-systeem nogal wat technieken die in het oorspronkelijk Kodokan-systeem gewoon onder één houdgreep vallen. Gaan de judoka snappen dat de eerste, vijfde, negende en elfde houdgreep in feite op één principe terug te voeren zijn? Gaan judoka begrijpen dat de eerste en tweede sutemi eigenlijk hetzelfde zijn, alleen een kleine variatie in richting? 

Ingewikkelder wordt het als het Kawaishi-systeem technieken 'toevoegt' die binnen het Kodokan judo helemaal geen 'status' hebben, tenzij als bijproduct. Het duidelijkste voorbeeld is de tweede heupworp (kubi-nage) die in het Kodokan judo een twijfelachtige variatie heet te zijn op de vierde heupworp (koshi-guruma). Nog los van de eeuwige vraag of uchi-mata nou een beenworp is, of een heupworp , en of 'schouderworpen' een eigen kwalificatie moeten hebben... 

Kenmerk van het Kodokan-systeem

Waarom het Kodokan-systeem zo goed is, blijkt vooral uit de zuivere manier waarop men aan worpen en namen technische principes verbindt. In bijna alle gevallen drukt de Japanse naam exact uit wat de techniek inhoudt, of is het een letterlijke vertaling van wat tori doet. Variaties van één en hetzelfde technische principe worden niet als 'nieuwe' techniek geclassificeerd. Als er een variatie ontstaat, wordt die ingedeeld bij een bestaande techniek als deze in de kern het principe van die techniek uitdrukt. Daarom is yoko-tomoe-nage geen aparte worp, want de 'boog' (tomoe) is identiek. Alle sutemi-waza die een boog maken (en geen 'guruma'-wiel zijn) zijn dan 'tomoe'. Soms lijkt het verschil moeilijk aan te geven, maar dan kan Toshiro Daigo dat in zijn boeken goed uitleggen, met verwijzing naar de ontstaansgeschiedenis bijvoorbeeld in het Jujutsu, of Koryo, of Sumo.

Terug naar de kinderen...

Als we een speelse naam willen geven aan een worp, om die beter te onthouden... prima hoor.
Maar wat mijns inziens niet kan, is een techniek namen geven die het tegenovergestelde uitdrukken van wat ze principieel betekenen. Ik geef enkele voorbeelden.

"Tuinhekje" in plaats van tai-otoshi, ofwel de eerste armworp. Als tori verkeerd werpt, of het principe niet snapt, kan ik me voorstellen dat het idee ontstaat dat uke 'struikelt' over tori's been, alsof het een tuinhekje is. Maar dit fixeert het misverstand dat tai-otoshi een beenworp zou zijn. Quod non. Het gevolg kan al snel zijn dat men de werking van de armen gaat vergeten. Want de ander moet toch 'struikelen'. Neen. Hij wordt neergesmakt door de lichaamsbeweging van tori en de armen sturen hem daarbij.

"Spierballenworp" in plaats van ippon-seoi-nage, ofwel de eerste schouderworp. Jazeker, we zien veel judoka proberen om uke te werpen door een hele grote biceps te maken. Vervolgens glijdt uke ofwel langs het been of in een beter geval over de heup naar de mat. Dat hij echter over de rug en/of schouder moet (seoi) komt in de officiële naam ook nergens tot uitdrukking... en daar heeft de arm niks mee te maken, of was het tóch een armworp? (hehe)

"Donkere kamer" in plaats van kami-shiho-gatame, ofwel de derde houdgreep. Ik snap dat kinderen met claustrofobie het idee hebben in een donkere kamer te belanden als tori zijn jas bijna uit de band laat hangen en dan met zijn blote buik heel diep over uke heenkomt. Maar zo is die techniek niet bedoeld. Hij 'zit' namelijk niet omdat uke wordt opgesloten in een kamertje van buik en jaspanden, maar omdat tori hem strak controleert op vier steunpunten, meestal door de band muurvast te pakken. Dat kan prima zonder uke daarbij griezelig op te sluiten. Is zelfs beter...

"Nekhoudgreep" in plaats van hon-kesa-gatame ofwel eerste houdgreep. AU. Als iets niets te maken heeft met deze techniek, is het wel het omklemmen van de nek. Omdat kinderen dat nogal eens plegen te overdrijven en dan alles doen om uke de kop af te knijpen, leren veel scholen eerst de kuzure-versie aan zoals in het katame-no-kata: met de arm onder uke's arm door. Veiliger. Jazeker. Maar erger is dat het helemaal niet gaat om de nek... maar om de arm die strak over de borst van tori wordt getrokken. Waardoor er drie controlepunten op de mat overblijven. Die arm 'om uke's nek' mag niet strak om de nek zitten, maar moet met de elleboog/onderarm op de mat zijn als controlepunt! Alle technieken waarbij uke's arm strak over de borst wordt gecontroleerd, heten kesa-gatame. Weet je wat een echte nek-houdgreep is? De tweede: kata-gatame. Maar die noemen ze dan "Licht uit". Vast en zeker vanwege uke's arm die over zijn gezicht wordt geduwd. Tsja. Ook dan wordt 'vergeten' dat het bij kata-gatame uiteraard om de schoudercontrole gaat... en als je het licht bij uke echt uit wilt hebben, dan moet je zijn borst bij kesa-gatame zodanig indrukken dat hij niet meer kan ademen. Het kán hoor, maar dan moet je zijn arm super strak trekken en achterover leunen. Niet de nek afklemmen.

Over de nek gesproken: kubi-nage, de tweede heupworp, is qua naam letterlijk 'nekworp'. Voor onervaren judoka niks leuker dan uke om de nek pakken, naar de grond trekken en dan doorgaan in de 'nek-houdgreep'. Bloedlink, maar goed, kinderen hebben botten en wervels van elastiek. Qua uitvoering zijn de meeste kinder-kubi-nage overigens precies zoals hij ontstond. Niet als heupworp maar als lichaamsverdraaiing met de arm rond de nek. En wat nou zo vreemd is: kubi-nage heet dan geen 'nekworp' (wat dus zou kloppen) maar "vriendjesworp". Zeker omdat uke innig omhelst wordt? Hmmm ik vind er weinig vriendschappelijks aan, of is het afknijpen van iemands nek in een worp en een houdgreep soms vriendelijk te noemen?

En als laatste voorbeeld voor vandaag: "vliegtuighoudgreep" in plaats van yoko-shiho-gatame, ofwel zesde houdgreep. Ik snap dat de uitgestrekte armen voor kleine kinderen op de vleugels van een vliegtuig lijken. Maar alsjeblieft zeg! Als kinderen vliegtuigje spelen, doen ze dat niet in de variatie van 'neerstortend vliegtuig' zoals in de houdgreep, en dan altijd nog met rechte vleugels, dus gestrekte vingertoppen. Daarmee kom je bij deze houdgreep echt nergens. Deze benaming drukt echt helemaal niets uit van het principe en mag wat mij betreft dan ook snel uit de mode raken.

Kortom

Maak judo leuk voor kleintjes. Absoluut. Maar verduister in benamingen en uitleg nooit en te nimmer de principes die de techniek vormen. Als kinderen het verkeerd aanleren, moeten ze bij hun ikkyu-examen van alles weer afleren. Als ze dat al halen want de meeste kinderen stoppen rond hun groene band. Maar dan nog. Kodokan judo is een opvoedingssysteem waarbij de systematiek in de namen opgesloten zit. Daar is goed over nagedacht. Maak de samenhang niet kapot door voor dezelfde technieken verschillende namen te bedenken, en al helemaal niet door namen te geven die de structuur van de techniek geweld aan te doen. Daarmee zetten we kinderen op het verkeerde been en zoals we weten, ga je dan uit balans en val je.

zondag 13 juli 2014

"Wat een rotzak"

Soms kun je van een andere judoka denken: "wat een rotzak". Tsja, judo is karaktervormend en opvoedkundig, maar het lijkt alsof sommige mede-judoka gewoon een rotkarakter hebben, of geen opvoeding hebben gehad... En het is zeker waar, de judoleraren hebben steeds meer te stellen met de 'jeugd van tegenwoordig' met alle complexe situaties thuis en in hun levens, die allemaal meegedragen worden op de mat.

Toch moeten we een onderscheid maken tussen wie iemand is en wat hij doet. Iemands persoon en iemands houding. Iemands karakter en iemands gedrag. Je hebt verknipte personen en rotkarakters, maar dat kun je niet altijd beoordelen aan de hand van iemands houding of iemands gedrag zonder meer.

De persoonlijkheid zit namelijk in jezelf, maar houding en gedrag worden mede bepaald door de ander. En dus is op de mat niet zo gemakkelijk te zeggen of iemand een rotzak is, of alleen een rotzak lijkt. Of iemand misschien helemaal geen rotzak is, maar als de medejudoka hem verkeerd behandelen, het eventueel lijkt te worden. In het judo is ALLES uiteindelijk een kwestie van tweerichtingverkeer en kun je normaal gesproken zelfs bij judoka die niet zo'n prettig gedrag vertonen, veel bereiken door zélf wel prettig te zijn. Pas als je merkt dat hij ondanks jouw tegemoetkoming, of ook een totale positieve houding van alle anderen, nóg steeds, continu en gemeen, een rotgedrag vertoont, kun je wellicht zeggen: dat zit in die judoka zelf.

Wat moeten we dan met zo'n 'rotzak'? Welnu, als hij de hele groep zou terroriseren, zal een verstandige sensei zo iemand terzijde nemen en bij volharding in het wangedrag moeten verwijderen omwille van de groep. Maar anders? Misschien kan juist zo iemand door de interactie met zijn judopartners verbeteren. Opgevoed worden door sociaal gedrag tót sociaal gedrag.

Op dit terrein kunnen we trouwens judo ook toepassen op het alledaagse leven, zoals Jigoro Kano ook altijd in zijn lezingen probeerde. Judo is een model voor hoe mensen met elkaar kunnen omgaan.

Soms 'zijn' judoka (en mensen in het algemeen) dus rotzakjes. Maar of ze het zijn of lijken, hangt mede van jouzelf af. Of ze het blijven of worden, hangt zeker ook van jouzelf af. Iemands houding en gedrag wordt gevormd door elkaar en vaak kun je zelf aanleiding geven tot goed of slecht gedrag...

woensdag 9 juli 2014

Slak-Sensei

Als ik na regenachtig weer mijn tuinpad afloop, moet ik opletten voor overstekende slakken die van het gazon naar hun schuilplaats in de struiken kruipen. Ik vind het zielig om deze trage beestjes met hun kunstig gekleurde huisjes op de 'rug' te vertrappen. Wegschieten zoals een kat, kunnen ze immers niet.

Wat beweegt een slak om zo te leven? Waarom heeft de evolutie hen niet verlost van dat eeuwige gesleur met die 'caravan' als rugzak?

Ik weet het niet. Wel weet ik dat die slak me veel kan leren, en daar zegt de tekst onder het plaatje veel over. "Ga door, Voortgang is voortgang, maakt niet uit hoe langzaam je het doet."

Wij leven in een tijd van snel, snel, snel. Geduld is een moeilijke deugd want wachten kost tijd en tijd is geld. Toch is een spreekwoord ook: 'Goed werk heeft tijd nodig'. Je ziet wel vaker dat wat je snel leert, ook snel vergeten is. In een tijd waarin 'duurzaamheid' een thema is, zou geduld het ook moeten worden.

Judo leren is sowieso een weg van geduld. De reden waarom veel kinderen na de oranje band vaak al weer weg zijn van de mat, is hun ongeduld. Judo is veel saaier dan kickboksen of voetballen waar je veel sneller competitief bezig bent. Eindeloos ebi en uchi komi. Meh! Toch bereik je in judo niks zonder geduld...

Een ander element van geduld leren we van slak-sensei. Voortgang is voortgang, maakt niet uit hoe snel of hoe langzaam. Je moet focussen op een doel, maar judo is een hele weg. Als je hem maar gaat, is het goed. Je moet leren genieten van de kleine stapjes en daar intens tevreden over kunnen zijn. Ik heb een aantal jaren geleden moeten revalideren. Dan leer je weer stapjes te zetten, letterlijk. Je te verheugen over elke meter die je aflegt. Het maakte me geduldig. Eens was ik ook een slak. Het was een belangrijke leerschool, die tijd. Het geduld was mijn leermeester. Slak-sensei...

zondag 6 juli 2014

Voetbal kent geen straf voor passiviteit...

Normaal kunnen mijn medejudoka me niet snel betrappen op een juichstemming rond voetbal. Ook niet bij een WK, hoewel ik me herinner dat ik bij een vorige gelegenheid soms meende naar een matige karatefilm te kijken. Maar goed. Ook al heb ik geen juichpak, gisterenavond toch maar eens gekeken naar de ploeg van Louis van Gaal. Net als bijna de halve Nederlandse bevolking.

Ik heb uiteraard geen bal verstand van voetbal, maar ook zonder de commentaarstem werd me al snel duidelijk dat de ploeg uit Costa Rica echt niet veel deed. Eén keer een aanval, en verder alleen maar 'verdedigen' dat wilde zeggen: de Nederlandse spelers hinderen om wél iets te doen, met name de feitelijke aanvoerder Robben - die het overigens in mijn ogen het beste deed van de hele ploeg (maar daar zal ik wel niet de enige in zijn). 

Bij de rust had ik al zoiets: als dit judo was geweest waren er nu straffen uitgedeeld voor passiviteit. Want bij judo zie je wel het verschil tussen technisch verdedigen of plat afhouden, maar ik meende het gisteren ook te kunnen zien. Dat werd niet beter in de tweede helft en dan is zo'n wedstrijd heus nog spannend omdat je hóópt op een mooi doelpunt, maar tegelijk stomvervelend als dat maar niet komt. Het wordt op die manier serieus 'voet-balen'... je zit te kijken omdat je ook de afloop wilt zien.

Dat de Midden-Amerikaanse ploeg het duel vervolgens wel probeerde te beslechten op 'straf', dat wel zeggen de penalty-reeks, lijkt dan bijna opzet. Dat vond althans ook de commentaarstem op NPO 1. Dat ze daarmee een koekje van eigen deeg kregen door de geniale wissel van de keeper, daarmee Tim Krul tot held van de wedstrijd makend, was dan ook echt iets van 'net goed lekker puh'. Voor de fans van Oranje dan.

Het laat wel zien dat FIFA-voetbal en wedstrijdjudo meer gemeen hebben dan ik zou denken. 
1) Tactiek van de coach is zeker zo belangrijk als de spelkwaliteit.
2) Je kunt van wedstrijden een uitputtingsslag maken door semi-opzettelijke passiviteit.
3) Het aansmeren van straffen (gele en rode kaarten) kenden we al lang, maar het kan dus nog erger: aansturen op penalty-beslissingen. Beh!
4) En dan heb ik het niet over de overeenkomsten tussen FIFA en IJF...

Waar is de shido in het voetbal?

Terwijl ik bij het judo graag af zou willen van de Golden Score en blij ben met het verdwijnen van Hantei, zou ik dat bij het voetbal wel interessant vinden eigenlijk. Stel je voor: geen strafschoppen, maar maximaal de volle wedstrijd-tijd verlengen tot een van beiden scoort. En als ze dan na 3 uur (!) nog niks hebben klaar gekregen: 'Hantei', dat wil zeggen dat de scheidsrechters op basis van de statistieken van balbezit, aanvallen op doel, overtredingen etc. een vlaggetje kunnen opsteken. 

Het was wel jammer geweest voor Tim Krul want die was dan gisteren niet de held geweest.

Of ik me geroepen voel om de komende week nog een keer wellicht dik 2 uur naar de televee te gaan kijken als ik dan dit soort wedstrijden mag gaan kijken? Ik weet het niet, zeker niet als ik in mijn uppie mag gaan kijken. Voetbal wordt op deze manier net zo spannend als judo op de buis...

Trainingsmethoden (7) Randori of Shiai-geiko (試合稽古)?

Dat kennen we in het judo niet:  Shiai-geiko (試合稽古). Wat shiai is, hoeven we niet uit te leggen: 'wedstrijd'. Nou ja...

In mei 2011 schreef ik daarover:
Shiai. 試合 De analyse van de twee kanji maakt ons wijzer.

合 ai. Ai, dat is een mooi kanji… Hoe komt het sleutelwoord van bijvoorbeeld 合気道 aikidō nu terecht in een woord wat zo ‘besmet’ kan klinken door onderlinge strijd. Ja, het is hetzelfde kanji en zelfs in deze samenstelling verliest het niet opeens zijn betekenis Het betekent altijd iets van ‘vereniging, eenheid’. Al wordt het kanji in zeer veel verbindingen niet uitgesproken als ‘ai’.
試 shi. Shi betekent zoveel als ‘proberen, testen.’ Alle Japanse woorden voor examen en repetities hebben dit kanji in zich.

Shiai betekent dus letterlijk vanuit de kanji: het testen van de eenheid. En dat zou het nu ook nog moeten betekenen. Daarom is het Engelse woord ‘match’ (niet te verwarren met lucifers) een prima vertaling die zelfs een Duits Kanji-Lexikon daarom gewoon laat staan. ‘Match’ betekent: het komt overeen. ‘Contest’ komt uit het Latijn contestari, en betekent: ‘samen iets laten zien’. Het woord ‘test’ is van dezelfde stam. Een test = laten zien wat je kunt. Het woord ‘contest’ is in de kern dus de meest letterlijke vertaling!
In de wedstrijdbetekenis van shiai komt verder altijd het speelse karakter naar voren. Shiai is ook een ‘spel’, geen gevecht op leven en dood. In dat geval kom je meer uit bij 戦闘 in rômaji sentou, of het woord voor competitie-vechten 闘技 tougi, waarin hetzelfde kanji 闘 tou zit, wat met gewelddadig vechten te maken heeft. Shiai heeft dat niet in zich. Het kanji ‘ai’ wijst in de richting van harmonie.
foto judogalery
O ja, zo was het dus... 

Shiai-geiko (試合稽古)

Het woord Shiai-geiko (試合稽古) komt meer uit het kendo. Daar oefent men vaker op die manier. Toen ik dat las, dacht ik; maar dat doen wij in het judo eigenlijk ook. Alleen noemen we het dan... randori. Ahum. Jazeker. De manier waarop de meeste judoka randori doen, is alsof ze een wedstrijd moeten draaien. Aanvallen om te winnen, en de partner tóch tot een soort 'tegenstander' maken. Het wordt dan wedstrijdoefening, terwijl randori-geiko eigenlijk allesbehalve dat zou moeten zijn. Randori is niet 'vrij trainen' wat we vaak zeggen, maar Randori (乱取) betekent letterlijk: 'chaotisch pakken.' Ik schreef daar eerder over. Dat heeft dus niets te maken met het oefenen volgens wedstrijdregels! In randori is het 'beentje pakken' gewoon toegestaan, want er staat geen scheidsrechter bij die shido of hansokumake uitdeelt. Geen judoka die het meer doet, maar dat is wat anders. Wat de critici van de IJF-regels al zeiden: deze regels veranderen de trainingen fundamenteel. Stom dat we zo wedstrijdgericht trainen, maar zo zijn we nu eenmaal. 

Waar ik vandaag voor pleit, is dat we onze begrippen en trainingen zuiveren. Keiko zoals het bedoeld is. Dat betekent: 
  • Randori (乱取) als wat het moet zijn: vrij, chaotisch, zonder wedstrijdregels en scheidsrechters, alleen letten op de veiligheid van elkaar.
  • Shiai-geiko (試合稽古) als wat het moet zijn: gereglementeerd, liefst ook met iemand erbij die als scheidserechter optreedt, en bedoeld als oefening voor degenen die ook werkelijk wedstrijden willen doen.
Als je de begrippen niet zuiver houdt, gebeurt er wat we nu zien. Het echte pure randori verdwijnt, en we staan wedstrijdjes te maken, staand of op de knieën. Als we die teloorgang van het randori zo laten doorgaan, en óók nog eens het kata vergeten, zijn we dus écht het judo van Jigoro Kano kwijt. Hij zag judo-training immers als een afwisseling van kata en randori, met daarbij kogi en mondo.


vrijdag 4 juli 2014

Een blauw judopak is niet mooi...!

Als je op de diverse Engelstalige judofora een can of worms wilt opentrekken, of eens lekker wilt trollen, begin je over het blauwe judopak. Maar niet alleen daar. Als je in de Kodokan wilt trainen en je trekt je blauwe wedstrijdpak aan, kom je de mat niet op, zelfs niet als je er een 'spoorboom' omheen knoopt (de rood-witte band)... wat is er toch aan de hand?

Eigenlijk heeft het judo het blauwe judogi te danken aan onze eigen Anton Geesink, die liefst helemaal afscheid had willen nemen van het witte pak. Hij wilde rood en blauw als wedstrijdkleuren. Hmmm... zeker gesponsord door een fabrikant van bontwasmiddel? Hoe dan ook, Geesink was uiteraard een reus en een ikoon voor het judo, maar zijn verstand was minder ontwikkeld dan zijn spieren, dat hij het hele judo wilde 'vernieuwen' op meer dan alleen het terrein van oogverblindende kleuren. Naar ik nu lees zou hij zelfs de verdere Kodokan-carrière van Isao Okano hebben geruïneerd door hem te laten poseren in een blauw gi. Zonde! Maar goed, het was natuurlijk ook een doodzonde om zoiets te doen in Japan... 

Japan heeft zich altijd verzet tegen de (door de EJU opgedrongen) blauwe judogi voor wedstrijden, die in 1997 door de IJF verplicht werden gesteld - en ook door de JBN thans verplicht zijn op elk bovenregionaal wedstrijdniveau.  Waarom eigenlijk? Zijn die Japanners nou gewoon een vervelend conservatief stel luizen-in-de-pels? Of hebben ze een punt?

Een interessant artikel hierover verscheen in het 24e bulletin van de Kano Society, een traditionele judocommunity waar ik sympathie voor koester. Llyr Jones en Carl de Crée, beiden bekende judo-wetenschappers, vertellen daar over de achtergronden van het blauwe judopak, maar ook waarom de Japanners daar altijd op tegen zijn gebleven. Lees het hier. 

De kern van de zaak is, wat ik zelf ook al vaker heb aangedragen, het Japanse concept van esthetiek. Lees mijn stukken over wabi-sabi (侘寂) hier en hier wat ik daarover zei tijdens een lezing in Amsterdam twee jaar geleden.

De kern van de zaak is: het blauwe judogi is in de ogen van de Japanners gewoon oerlelijk. Want voor een Japanner is schoonheid vooral 'natuurlijk'. Nu kunnen de Japanners er tegenwoordig ook wat van om onnatuurlijke dingen te produceren, en Tokyo is vol van kunstmatige en lelijke kleuren. Maar bij judo is het wél zaak om zo dicht mogelijk bij de concepten van en seiryoku zenyo te blijven, tenzij je vindt dat principes niet belangrijk zijn of zo.

Welnu, vanuit oogpunt van esthetiek, is een natuurlijk-wit judogi 'mooi'. En daarmee is volgens de auteurs van bovengenoemd artikel eigenlijk ook het echte ongebleekte judogi bedoeld. Dat ongebleekte katoenen gi, wat door sommigen die het niet kennen als 'niet schoon wit' wordt beschouwd, is in de ogen van de echte Japanner 'wabi-sabi' ten top. Bovendien is een natuurlijk wit gi zonder flauwekul in de vorm van patches en emblemen, ook Kanso 簡素: "pure eenvoud", maar daarover komt u nog maar eens terug op 3 augustus want dan heb ik een blog over dat onderwerp klaarstaan.

Dit argument is voor een echte traditionele Japanner waarschijnlijk sterker dan andere argumenten als het traditionele en uniforme van een wit gi, hoewel ook zeker het verzet tegen de herhaaldelijke dwaasheid van IJF-vernieuwingen een rol zal spelen in het verzet tegen het blauwe pak, wat dus tot op de dag van vandaag doorgaat.

Dus beste medejudoka, over smaak valt niet te twisten. Of blauw een mooie kleur is, laat ik dus in het midden. Maar aangezien judo een activiteit met principes wil zijn, en de Japanse principes leidend zijn voor judo (anders is het geen judo meer, maar jacket wrestling) is het mijn bescheiden mening dat de heren Jones en de Crée groot gelijk hebben. Een judogi moet jû, kanso en wabi-sabi zijn en dus liefst een ongebleekt gi. Als het dan niet anders kan, dan toch zeker wit. Blauw is dan onnatuurlijk en lelijk. Dat Geesink dat niet besefte is tot daar aan toe. Maar verstandige judoka trekken alleen een blauw gi aan als ze anders niet mogen meedoen, en verder he-le-maal nóóit...



woensdag 2 juli 2014

Het knopen van je obi geeft kalmte in je lijf

Op Internet vond ik een interessant verhaal :
Ik besefte pas de betovering van mijn Kimono toen ik de Obi voor de eerste keer knoopte. Natuurlijk kon ik de Obi niet meteen zelf knopen. Ik denk dat het knopen van een Obi net is als het knopen van een stropdas voor de eerste keer. De Obi is ongeveer 4 meter lang dus dat was moeilijk. Ik was uiteindelijk in staat het netjes te doen, met hulp van iemand anders. Maar toen was ik verbaasd. De Obi zat veel strakker rond mijn buik en bekken dan ik had verwacht.
Even dacht ik: wat een omstrengeling. Maar daarna besefte ik dat mijn onderlichaam sterk werd ondersteund (supported) door de Obi en ik had me nooit eerder zo ontspannen gevoeld in mijn benen en bovenlichaam. Ik had gedacht dat de Kimono heel strak zou zitten dus dit was een overrrompelende ervaring. 

In die tijd was ik bezig met Kobujutsu (Japanse aloude gevechtskunst), de oorsprong van het moderne Budo in Japan, zoals Judo, Karate, en Iaido die we nu nog kennen.

Simpel gezegd is de basis van deze kunsten “om een kalm hart te hebben door het lichaam te ontspannen en op een natuurlijke manier te kunnen reageren in elke situatie.” Om dat te bereiken moet men in Shizentai (natuurlijke houding) zijn, en men zegt dat dit de belangrijkste mentale toestand is voor een Samurai.
Het punt is: geest en lichaam ontspannen. Ik wist met zekerheid dat die Obi precies is wat die toestand schept.

De Obi, dikker dan een riem, heeft een prachtige, ondersteunde functie, die het hele lichaam stabiliseert door de buik/heup-regio vast te zetten. En ik besefte dat daarom de Kimono zo goed voelde. (Osami Kitazono)
Het verhaal is uiteraard wat gemystificeerd (niet apart voor Japanners) maar het is wel een mooie gedachte. Ik zou zeggen, de obi zit in de buurt van onze hara, ons centrum, ons zwaartepunt. Daar wordt alles geregeld en bij elkaar gehouden. Nee, de Obi geeft geen ki, en de kleur is daarbij al helemaal niet belangrijk! Maar wat deze Japanner zegt, klopt wel. Niet alleen omdat je judojas (uwagi) anders zo rond je lichaam zwabbert is die Obi een prettig ding. Vooral als hij lekker strak zit, geeft dat je hele lijf en ademhaling een goede duw.