zondag 28 december 2014

Verstand erbij, of: de eenheid van lichaam en geest

Precies een jaar geleden schreef ik een blog "Word je een beter mens van judo trainen?" Een belangrijke vraag, want Jigoro Kano heeft zijn judo ontworpen met nogal veel moraal, en ook de morele opvoeding tot speerpunt van het judo gemaakt. Werkt dat dan ook? Ik concludeerde vorig jaar: 
Het gaan van de weg maakt je geen beter mens, maar wel de stappen die je zet. En of je die zet, hangt voor het grootste deel af van je mentale mindset. Wie alles in de juiste volgorde doet, heeft goud in handen.
Judo is - net als alle andere gevechtskunsten - namelijk vooral een zeer lichamelijk 'spel'. Dat is wat we ervaren op de mat, en als we het goed doen, staan we er ook flink bij te zweten. In feite is het qua fysiek gebeuren niet zo verschillend van andere 'sporten', en om het dan maar bij een sport van (gewoonlijk) twee te houden: het verschil tussen (tafel-)tennis en judo is - kort door de bocht - dat de judoka elkaar tegen de grond willen werken en tennissers de bal. Maar in beide gevallen werkt men sámen en probeert men de ander te verrassen. En je beweegt, zweet, doet iets gezonds en leuks. Het eigene aan judo en andere Japanse martial arts is: er wordt gevochten. Wat is er nou zo goed aan vechten dat je daar een beter mens van zou worden?

Aan het einde van dit jaar heb ik ook een diepere inhoud ontdekt van dit principe. 

Dat is: je verstand.
Vechten op de mat heeft twee 'intellectuele' uitdagingen, kun je zeggen.

1) Je moet een goede technische strategie hebben: observeren, onthouden, leren handelen, slagvaardigheid, en kennis van je technieken.
2) Je kunt een goede morele attitude kiezen, waarbij je het welzijn van de ander, sportiviteit, wederzijdse groei voor ogen hebt, of zelfs nog hogere idealen (bijv. aikido: liefde).

Het eerste zou je kunnen vertalen met 'vaardigheid' (jutsu 術) en het tweede met 'weg' (do 道). Beide hangen met elkaar samen.

Eenheid van lichaam en geest

Als judoka en andere beoefenaars van Oosterse gevechtskunsten zeggen, dat hun kunst bijdraagt tot een eenheid van hun lichaam en geest, dan gaat het er over dat hun 'gevecht' de fysieke motoriek van het vechten ver overstijgt. 

Dat geldt tot op zekere hoogte zelfs voor het overstijgen van de vaardigheden. Vaardigheden zijn technische 'foefjes' die je aanleert en die je daarna (als het goed is) automatisch kunt uitvoeren, zonder nadenken. Wie erg vaardig is in judo, voelt zonder nadenken welke techniek hij moet toepassen. Niet vervelend bedoeld, maar technisch gezien is judo voor een danhouder 'domme' techniek. Een spel waarbij regels in acht worden genomen, waarbij hij strategisch moet kunnen denken om te blijven winnen. Maar veel verder gaat het denken niet, de rest is gevoel.

De eenheid van lichaam en geest wordt bereikt op een hoger niveau dan vaardigheid, omdat de echte vrijheid van de mens gelegen is in het maken van bewuste keuzes, en keuzes die te maken hebben met goed en kwaad.

nadenken...
Puur op vaardigheid bekeken, is elk gevecht namelijk destructief bedoeld. Je wilt winnen, uitschakelen, ippon halen, maar in oorsprong is dat: "vernietigen". Elk gevecht kan bruut woden zonder onderliggende principes. Dat maakt vechten dus ook principieel verschillend van spelvormen als tennis... Balspelen zijn niet bruut. Vechtsporten wel. Wat dat in een ontaarde vorm betekent, zien we als jeugdig tuigh na een 'kickbokscarrière' andere mensen gaat mishandelen om niks. Elke judoka wéét dat hij serieus in staat moet zijn een ander te beschadigen, pijn te doen, te mishandelen. Zijn pacifisme is echter zelf-gekozen, bewust gekozen. Hij kán doden, maar doet het niet. Sterker nog: hij wíl het niet en hij kiest er voor om de ander juist te laten groeien en bloeien door het wederzijds gevecht.

Bewuste keuze

Hier komen we op het centrale punt van judotraining en de eenheid van lichaam en geest: bewuste keuze.

Judotraining is enerzijds een harde weg van technische groei in vechtende 'wreedheid'. Steeds beter in staat zijn om een ander effectief te kunnen overwinnen. 
Anderzijds is het een zachte weg van meegeven met elkaars energie (seiryoku zenyo) en zoeken naar het welzijn van elkaar (jita kyoei). 
Dat laatste is een permanente groei in een bepaalde mindset. Steeds nadenken bij alles wat je doet en daar een bepaalde intentie aan verbinden. Altijd voor ogen hebben dat je je lichamelijke kracht en vaardigheid controleert met een morele keuze voor de ander. Steeds goed en kwaad voor ogen hebben en daar consequent naar handelen.

Bewust handelen = controle over jezelf !

Dit is wat de filosofische achtergronden van alle Oosterse gevechtskunsten vonden in bijvoorbeeld het Taoisme, of de leer van Confucius. Om een mindset te scheppen bij het gevecht. En door zichzelf op beide aspecten (fysiek en geestelijk) tot het uiterste te trainen - in combinatie - vonden ze groei en verlichting in hun persoon als geheel. Lichaam en geest. 

Uiteindelijk is dit niks overdrevens. Het is geen verheven of esoterische leer. Het is gewoon een verstandelijke keuze om intellectueel en moreel op een bepaalde manier lichamelijk te handelen. 

Dit is de drievoudige opvoeding die Jigoro Kano voor ogen had: fysiek, intellecueel en moreel. Het enige wat ons in het nieuwe jaar extra zou mogen bezighouden is dit: waar vinden wij - elke judoka persoonlijk - onze inspiratiebron om heel bewust goed en kwaad te onderscheiden en aldus heel bewust onze training mee te laten vormen. Want... als we zelf geen morele principes van onszelf hebben, wordt het ook heel ingewikkeld om judo anders te beleven dan louter een fysiek spel. Als we wél zo'n basis hebben, kan ons judo werkelijk een training worden die lichaam en geest samenbrengt. Met ons verstand er helemaal bij.


Een goed 2015 toegewenst: dat we met ons judo niet alleen goede voornemens maken maar ook goede voortgang maken.

zondag 21 december 2014

De smaak van een onsterfelijke overwinning

Wat is het grootste wonder?
Elke dag slaat de dood toe en toch leven we alsof we onsterfelijk zijn.
uit महाभारत, de Mahābhārata
In een oude uitgave van Black Belt magazine (mei 1998) las ik eens een stuk wat met bovenstaand citaat begon. Vervolgens werd de vraag gesteld: waarom doen we een traditionele gevechtskunst, of een 'weg' zoals we judo en aikido noemen? Waarom vermoeien we ons met allerlei technieken (andere kunsten en gevorderde judoka ook met archaïsche wapens) terwijl we weten dat dit in het echte leven helemaal niets te betekenen heeft? Waarom doen we kata, allemaal vormen die in een echt gevecht nutteloos zijn? Waarom leren we al dat soort Japanse systemen met Japanse namen voor van alles? Even plat gezegd: als we lekker willen sporten kunnen we van alles doen, maar waarom eigenlijk die 'schijngevechten' met witte pakjes en gekleurde banden, bij aikido zelfs met een duur en onhandig ding als een hakama? Waarom trekt dat mensen wereldwijd steeds weer aan?

Zijn we eigenlijk niet (prettig) gestoord?

De schrijver, Keith Vargo, betoogt vervolgens dat de echte Martial Artist:
Wat de beoefenaars van een gevechtskunst zo toegewijd maakt, is de smaak van de onsterfelijkheid. We weten allemaal dat we eens doodgaan, maar we vinden steeds een manier om te voelen dat we voor altijd leven.
Het spel

Als ik daar over nadenk, snap ik de redenering. Het oude jujutsu voor Jigoro Kano geboren werd, was nog echt gevaarlijk, en gevechten waren soms letterlijk op leven en dood. Opgeven was in het oude Japan not done. Liever je arm laten breken of je bewusteloos laten wurgen dan opgeven. Maar zoals het 'spel' zich later ontwikkelde, bleef het element van 'gevaar' steeds aanwezig. Het 'spelen' met (houten)  tanto en katana, het toelaten van technieken die je zouden kúnnen doden (zoals shime-waza in het judo) of het losdraaien van je ledematen (zoals de kansetsu-waza in judo en vooral aikido en jujutsu) hebben allemaal zoiets: als je daar levend uitkomt, of zelfs kunt winnen... dan overwin je op een eigen manier de dood of het lijden. Want... het is een spel. Je wordt neergekwakt, maar staat weer op! Je moet opgeven, maar je overleeft het. Niet voor niets is de redenering: zeven keer vallen, acht keer opstaan. Het gevoel van 'winnen' wat daar in zit (ook mentaal) is een soort perfectie die de dood in zijn gezicht uitlacht. Ook al wéten we dat we op een keer die laatste ippon van de dood zullen verliezen, door onze budokunst maken we nu nog even een lange neus door weer op te staan.
"Als de martial artist wint, wint hij niet zomaar een test van zijn vaardigheden, maar verslaan ze magere Hein in zijn eigen huis."
De zoete overwinning

Volgens de schrijver is dat ook de reden waarom de winnaars van wedstrijden ook de helden zijn: zij zijn 'warroir saints', een soort strijdende heiligen. Ze hebben de geheime rituelen van de kunst geleerd, zijn meester geworden in het gevecht, zichzelf en daardoor over het universum. Zo behoudt het traditionele Japanse gevechtsspel zijn magische aantrekkingskracht, waarbij het judo van Jigoro Kano dan nog het meest 'aards' is, met beide benen op de grond, zonder 'ki' en andere spirituele dingen zoals de 'overwinning van de liefde' die het aikido van Morihei Ueshiba voorstaat.

Men kan dit allemaal overdreven praat vinden, maar vanuit de psychologie klopt het zeker voor een groot deel. De traditionele gevechtskunsten hebben iets archetypisch, zoals C.G. Jung dat zou noemen. Het zijn rituele uitdrukkingen van een oergevoel, een patroon van denken en leven dat bij alle mensen ingebakken zit. Anderen gaan (ook) naar een religieuze bijeenkomst om hun geloof in een eeuwig leven gestalte te geven - iets wat mede om die reden prima compatibel is met judo. Judoka doen het op de mat, laten zich gooien en voelen zich naderhand sterk omdat ze gezond en wel naar huis gaan. Ze zijn symbolisch 'gedood' en ze overleven. "Het gevechtsideaal is levend en eeuwig. Dat is hun smaak van onsterfelijkheid."

woensdag 17 december 2014

Het gaat er om wie je bent

Ik trof op Facebook een mooie spreuk van een Italiaanse budoclub die ik graag volg.


"Non si insegna ciò che si sa ma ciò che si è." Niet zo gemakkelijk letterlijk te vertalen, maar het gaat om de betekenis: "Je leert niet wat je weet, maar wie je bent." Vrijer vertaald: "Het gaat niet om kennis/vaardigheid, maar om je persoon."

G-judoka

Laatst sprak ik met drie judoleraren die het hadden over hun ervaringen met een groepje G-judoka. Waaronder niet slechts kinderen met 'een beetje autisme', maar jongeren met Down, of een zeer verstoorde motoriek. De uitwisseling ging over hoe ze deze kinderen héél basic wat leerden bewegen, rollen, of wat soepelheid aanleerden. Niks worpen. Nog niet eens echt vallen. Laat staan wedstrijden.

Is dat judo? Moet je om judo te doen niet meer doen dan een judopak aantrekken en bewegen? 

Nee. Nu zijn we op het niveau van de meme. "Het gaat niet om kennis/vaardigheid, maar om je persoon." Genoemde judoleraren waren gewoon blij van hun ervaringen met deze G-judoka in de dop. Want ze vonden het "mooi" om met deze jongeren iets te kunnen doen. Daarbij eigenlijk álles vergetend wat judotechnieken zijn, behalve basismotoriek en... deze mensen laten groeien in wie ze zijn. Waar gaat het allemaal om zeg?

In mijn eigen groep is iemand die ongeveer 7-8 jaar geleden binnenkwam als een schuw en zéér kwetsbaar manneke. Nu heeft hij een groene band en doet hij mee met wedstrijden in het G-judo. Ik denk dat deze jongeman veel meer van judo heeft geleerd in wie hij IS, dan de vaardigheden (al zijn die best goed!). Ik denk dat de judoleraren zeker zo blij zijn met wat hij heeft bereikt als de besten uit de wedstrijdselectie. Judo is niet alleen over vaardigheid, kunnen en medailles. Zelfs niet alleen opvoeding, hoe belangrijk dat ook is. Het gaat vooral over kunnen groeien als persoon. De meest kwetsbaren laten zien wat dat betekent.

Daarbij is mogelijk wel het allerbelangrijkste dat deze judoka zich gewaardeerd voelen en geaccepteerd in wie ze zijn. Een open en welkome omgeving die niet bedreigend is. Een plek waar ze lichamelijk uitgedaagd worden en niet om hun beperking. Een vriendelijke behandeling, al kan het er soms ook hard tegenaan gaan. Wat ze het vertrouwen kan geven "ik mag er zijn zoals ik ben." Een zachtmoedige weg, het ju in de praktijk tussen mensen. De tatami misschien als een plek waar het er anders aan toegaat dan in de rest van de wereld. 

Ja, dát is judo...

zondag 14 december 2014

Shikai (5) 怒 Do of Okaru

Op 9 november begon ik met Heijoshin 平常心: een constant vredig gevoel. Gelukkig zijn zonder opgefokte stress. Met zo'n houding lekker judoën... 

Toch schreef ik vier weken lang over allerlei onbeheerste gevoelens die ons ook beheersen. Dat zijn in de klassieke budo de 'vier verboden' houdingen, de shikai (四戒) genoemd: letterlijk: 'vier dingen die niet mogen'. Ik durf er een vijfde aan toe te voegen, omdat Jigoro Kano het daar altijd over heeft, maar ook een bekende kenner van traditionele Japanse gevechtskunsten, Dave Lowry. Wordt het nu 五戒: gokai of itsukai? Hahaha!

Lowry noemt als vijfde taboe/ziekte: de woede. In het Japans, om het leuk te houden: 怒, ofwel 'do' (korte 'o') of het werkwoord ikaru of okaru: boos worden.

Uiteraard moet ik even herhalen wat Jigoro Kano daarover zegt:
"Kwaad worden vreet geestelijke energie. En wat voor voordeel heb je er zelf van, of een ander? Het resultaat van woede is hoe dan ook het uitputten van mentale energie en je gaat er negatief van worden, naar anderen en voor anderen." (Mind over Muscle, p. 85)
Maar Dave Lowry heeft nog een paar andere observaties die hout snijden. 

In een judogevecht, of om het even welke strijd, moeten we ons kunnen concentreren op de ander. Of we die onze partner of onze tegenstander noemen, maakt me dan even niet uit. De ander is belangrijk, van hem leren we en we moeten voor elkaars veiligheid instaan.

Strategisch zal elke soldaat die niet oplet op zijn omgeving, kanonnenvoer zijn. Permanente waakzaamheid (tegen kyô dus) is een must.

Waarom is woede dan zo'n ziekte? Lowry zegt: omdat woede de aandacht richt op jezelf. Je maakt je eigen gevoel tot het middelpunt en dat is een luxe die je je niet kunt veroorloven in een gevecht:
Als ik mijn temperament verloor, gaf ik toe aan mezelf. Ik focuste op mijn probleem, en vergat mijn tegenstander. Op het slagveld, de plaats waar de kata moesten worden toegepast, zou dat soort zelf-vervuldheid me mijn leven kosten. Als een budoka was de prijs die ik moest betalen voor de luxe om kwaad te worden, me te kostbaar zijn. 
Het is een illusie om te denken dat woede ook positieve effecten kan hebben. Zoals het oppompen van adrenaline en het presteren onder stress. Politie-agenten wordt dat wel geleerd. Als je je laat opfokken, ga je fouten maken en wordt de situatie onbeheersbaar of escaleert gewoon. 

Volgens de Chinese en Japanse wijsheid (de Tao) betekent woede dat de energie (ki/chi) helemaal verkeerd door je lichaam gaat stromen. Allerlei ki/chi-achtige therapieën willen dan ook rust in je lijf brengen en de ki-huishouding herstellen. Ik geloof daar het mijne van, maar ik ben het eens met Kano dat woede in elk geval de kostbare energie verspilt en dus tegen het principe van seiryoku zenyo is, puur destructief. En het is gevaarlijk op de mat. Niet alleen omdat het onbeheerst is, maar ook omdat het je doet vergeten dat je samen veilig moet judoën en dus op elkaar moet kunnen letten. Woede maakt dat kapot, het richt je op je eigen ikje.

hei-wa
Wat is het medicijn? Beheersing. Controle over jezelf. Wat je bereikt door trainen van lichaam en geest. Wat je kúnt bereiken. Het is geen succesformule of standaard-recept. Fysieke training kan helpen. Mentale training door de vijf houdingen waar ik op 9 november naar verwees. Alles bij elkaar kán in een judotraining en -weg worden aangeleerd. Het kán een constante houding worden, Heijoshin 平常心.  Een vrede van binnenuit die je zonder dwang alles wat kai () is doet vermijden. Verrassingen, angst, onzekerheid, verwarring en woede worden omgebogen naar vrede en harmonie.

Dit is de laatste aflevering van deze serie. Ik wens iedere judoka veel 'heiwa' toe: vrede en harmonie!

woensdag 10 december 2014

"Mij kan niets gebeuren" ofwel domme overmoed

Enkele weken geleden kwam ik 's avonds thuis en wilde mijn spullen pakken voor een judotraining, toen ik merkte dat er boven een raam openstond wat normaal niet kan openstaan... en jawel, verdere inspectie maakte duidelijk dat ik tijdens mijn afwezigheid 'bezoek' had gehad van het snelle grijpgrage gilde. Geen training dus. Hoewel?

Allereerst merkte ik (en mijn trainingspartner die met mij aankwam en het huis mee mocht inspecteren) dat ik niet bang was, of van mijn stuk. Integendeel, ik bleef best wel koel en rustig, ook toen ik merkte wat de inbrekers overhoop hadden gehaald.

Wel was ik zorgvuldig. Alles nalopen, zeker weten dat het 'bezoek' weer weg was. Een judoka zou zo moeten handelen. Geen paniek, en veiligheid voor alles.

De 'kater' komt naderhand. Niet de angst, maar wel het gevoel dat ik onvoorzichtig was geworden na alle jaren waarin ik dit soort bezoek niet meer had gehad. De overmoed van 'ik ben veilig' en 'mij kan niets gebeuren'. Een overmoed die je slordig maakt, zodat niet alles op slot zit wat wel zou moeten. Dat je het alarm niet aanzet als je 'even' weg bent.  Dat je nooit meer had nagedacht over de zwakke plekken in je 'verdediging'. Terwijl die zwakke plekken van mijzelf, de kansen waen die meneer de inbreker kon pakken... de kater is dus dat je ondanks je mooie blogje over waakzaamheid (kyo) je dus zelf tóch hebt laten verrassen.

Geen judo op de mat die avond, maar wel judo in mijn geest. En de leer-ervaring van de 'trainingen' die er op volgden. Wél alles goed afsluiten en het alarm gebruiken. Wél de plekken waar mensen kunnen binnendringen effectief verdedigen. Wél weer eens goed kijken naar verlichting en sluitwerk. Alertheidstraining.

Eigenlijk was het ook een positieve leerervaring dus. Het is alsof iemand me met ippon verrast heeft en me heeft geleerd hoe ik mijn verdediging beter kan maken. Je hebt even een flinke smak gemaakt, maar je staat weer op, houdt je hoofd koel en gaat dóór. Hajime en nu ik weet wat er beter kon, zal ik me niet weer laten verrassen.

Nou ja, dat laatste is dus overmoed. Oom agent zei meteen al: "als ze binnen willen komen, komen ze binnen". Op de mat en het leven is het niet anders. Laten we niet de illusie hebben dat we nooit geworpen worden. Laten we liever het spel beheersen om de ander nét een slag voor te willen zijn en áls hij slimmer is dan jij, dat jij goed kunt vallen en weer opstaan. Het was dus een nuttige judo-avond, al dacht mijn trainingspartner daar op dat moment beslist anders over. Hij leest mee dus hij mag reageren haha!

zondag 7 december 2014

Shikai (4) 惑 Waku

We zijn in mijn zondagsblogs al weer enkele weken bezig met de taboe-houdingen voor elke judoka. Om de ziekte van innerlijke onrust te vermijden en mentaal als een rots op de tatami te staan, moet een judoka vier dingen vermijden. Die vier 'ziektes' noemen ze Shikai, en na 驚 Kyô (verrast worden), 懼 Ku of gu (Angst), 疑 Gi, en vandaag de vierde: 惑 Waku.

Verwarring

Waku 惑 hangt enigszins samen met 疑 Gi, want beide kanji kan men vertalen met 'twijfel'. Maar waar ik vorige week de 'mentale twijfel aan jezelf' op de voorgrond plaatste, gaat het vandaag meer over de verwarring en verstoordheid die een judoka kan overvallen. Dat je niet meer weet wat je moet doen. Het Japans kent het woord 惑乱, wakuran. We kennen het tweede kanji van 乱取, randori (zie mijn verhelderend blogje daarover). Ran (乱) betekent altijd chaos. Wakuran (惑乱) betekent dan: gek worden, je verstand verliezen, doordraaien. 

Ik herken het op de tatami wel. Soms heb ik zelf ook last van een bepaalde verwarring. Het lijkt wellicht alsof ik alles van judo weet en alles kan, maar dat valt in de praktijk elke week tegen. Ik word er gelukkig niet gi van, maar wel eens 惑 waku. Want mijn motoriek is vaak matig en dan snap ik werkelijk niet welke beweging ik moet maken. Of ik weet werkelijk niet hoe ik door iemands verdediging heen kan komen bij randori. Dan sta ik echt even perplex. Aan de grond tatami genageld. "Wat moet ik nu in hemelsnaam doen zeg?" Dát gevoel. En dan ben ik nota bene zogenaamd al wat gevorderd. Maar ik maak ook judoka in randori mee die nog veel minder technieken beheersen, en die staan zich soms letterlijk af te vragen waar ze mee bezig zijn. Of die zeggen tijdens een randori newaza hardop: 'Jee dat ik dáár in gestonken ben!'

Wat is de remedie tegen 惑 waku? Volgens mij heel 'simpel': techniektraining en uchi komi. Eindeloos trainen. Waar je de innerlijke onzekerheid alleen mentaal kunt overwinnen met goede feedback, kun je de 'verwarring' alleen bestrijden met vaardigheid en kennis. Veel technieken die ik motorisch moeilijk vond, heb ik ook moeten leren door te dóen. Voordoen, uitleg, nadoen. "En nu samen doen" zegt onze sensei altijd na de uitleg. Zo simpel is het. En de overwinning op de 惑 waku komt dan met de tijd.

Coachen en doen

"en nu dóen!"
Uiteraard kan een wedstrijdjudoka zich niet veroorloven om perplex te staan en niet meer te weten wat hij moet doen. Nou ja, zo erg wordt het niet. Hij judoot uiteraard enigszins op zijn eigen niveau. Anders laat men hem niet meedoen. En áls hij even niet weet wat de beste handeling is, dan is er om die reden een coach. Die mag tegenwoordig niet meer schreeuwen langs de lijn, maar dat wás wel het antwoord op 惑 waku in competitie. Zoals de commandant in het leger zegt wat de soldaat moet doen bij de actie ("Vuur!") zo is de coach/sensei degene die de judoka van zijn laatste verwarring afhelpt. Als hij maar genoeg mat-ervaring heeft, hoeft de judoka niet te bezwijken onder deze 'ziekte'.

woensdag 3 december 2014

Warming up en conditie

Wij doen in ons trainingsuur een behoorlijke warming up. Rennen, bewegingsoefeningen, ebi en ukemi. Het is nodig. Maar ook bij kinderen. Ik zie ook kinderen in de groep die voor onze groep trainen. Velen hebben de bekende problemen. Iets te dik, een béétje lamlendig, snel afgeleid, snel moe.

Je mag de smartphone en de computer niet overal de schuld van geven, en voor je het weet ben je een ouderwetse zeurpiet. Nee, het is ook dat ouders met alle drukte in de steden extra zuinig zijn op de kinderen. Maar toen ik jong was, speelden we op straat. Dat kon ook nog. Ik fietste met 8 jaar zelf naar de judo en de scouting. Papa of mama je wegbrengen met de auto? Komop zeg! Je ging zonder bewaking of 'angst voor enge dingen' de straat op. En zo speelde je. Op de stoep. Met krijt, of hinkelen, of spelletjes met elkaar. Touwtje springen was voor de meisjes, maar jongens deden hun spel en waren in beweging... vaak met een bal.

waar is de tijd dat...?
Het ontbreekt veel kinderen aan conditie, lijkt het wel. En dat zit hem voor een heel groot deel in het feit dat de longen niet veel buitenlucht inademen en er weinig actief bewegingsspel meer over is. De beschermde speelplaatsjes in de wijken kunnen niet compenseren dat kinderen vroeger gewoon veel meer beweging hadden. Men ging niet overal met de auto naar toe, er werd veel meer gewoon gelopen, of gefietst. Hetzelfde geldt overigens voor de volwassenen, maar goed, slechts een enkeling doet onder hen nog aan judo, en onder de volwassen judoka dan ook slechts een enkeling gecombineerd met een typisch buiten-beroep. Maar wie loopt er nog naar zijn werk? Mijn ouders gingen aanvankelijk te voet, elke dag, kilometers lang. Broodtrommel mee en lopen!

Met het binnenzitten, het veranderde voedingspatroon, het fijnstof in de lucht, de woninginrichting etc. zijn ook allerlei longziekten enorm toegenomen. Wat ook weer kwetsbaardere mensen oplevert...

Dit zeggend, denk ik: we moeten vanuit de judowereld onze (jeugd-)judoka misschien weer aansporen om naar buiten te gaan. Niet alleen haasje-over op de mat, maar ook weer gewoon op de stoep of in de tuin. Al dat soort simpele bewegingsoefeningen dagelijks kunnen doen, en kinderen leren samen te spelen. Zoals nogal wat judoclubs regelmatig buitentrainingen doen met de 'selectie'. Als dat langdurig gedaan zou worden, ben ik er van overtuigd dat er gezondere en fittere kinderen op de mat staan, die dan ook meer plezier hebben in het fysieke samenspel dat judo heet.

Wie heeft het nog gedaan?
De straat was van ons...

zondag 30 november 2014

Shikai (3) 疑 Gi

We begonnen deze maand met heijoshin, de permanente mindset van vredigheid. Maar zo gemakkelijk is dat dus echt niet. We hebben allemaal onze onrustige gevoelens. De klassieke budo zeggen dat we dan vier dingen moeten vermijden, en dan hebben we vrede. Die vier taboe's noemen ze Shikai, en na 驚 Kyô (verrast worden) en 懼 Ku of gu (Angst), vandaag een derde: 疑 Gi.

Gi

We moeten het kanji 疑 (Gi) niet verwarren met 着, ons judopak (ook wel:  dōgi (道着). Je zegt ook 'gi' maar het is dus heel wat anders.

疑 (Gi) is een ziekte. Een taboe. Het is twijfel, onzekerheid, argwaan. Een negatief begrip.

Nu kunnen we twijfel en onzekerheid toepassen op wedstrijden en de tegenstander. Natuurlijk moet je zeker op de tatami staan en zeker aanvoelen/weten wat de ander gaat doen. Je moet goed observeren en vervolgens overtuigend beslissen. In het judo noemen we dat:  熟慮断行 Jukuryo danko Het is één van de basis-elementen van Jigoro Kano's intellectuele training. Wie twijfelt en niks zeker weet, kan niet judoën. Simpel.

OMG... :(
De grootste twijfel is de innerlijke onzekerheid waarmee veel judoka op de mat staan. En niet alleen in de dojo. Ontzettend veel mensen, en zeker ook kinderen, zijn in hun leven mentaal al zo gewond geraakt, dat ze onzekere poppetjes zijn geworden. Ze geloven niet echt in zichzelf, kennen hun sterke en zwakke kanten niet, en kunnen er sowieso niet mee omgaan. De angst om te vallen en te verliezen is heel vaak gebaseerd op een laag zelfbeeld. Een partijtje verliezen wordt gevoeld als een persoonlijke nederlaag, een vernedering en men voelt zich een loser, een mislukkeling. Omgekeerd kunnen kinderen die winnen, soms ook meedogenloos en trots worden. Men overdrijft in een winnaarsmentaliteit en neigt naar vernedering van anderen en onsportiviteit. Allemaal tekenen van onbalans in het zelfbeeld. Niet kunnen relativeren. Dingen te sterk persoonlijk opvatten. En uiteraard diepe dalen en hoge bergen. Himelhoch jauchzend zum Tode betrübt, zeggen de Duitsers dan. Maar ook erg onevenwichtig, onzeker en dus ook triest.

Medicatie

Wat is het medicijn tegen deze ziekte?
Heel simpel en héél moeilijk. Liefde en goede feedback.

Bij kinderen moet dit volgens mij allereerst in een gezond gezin plaatsvinden en met gezonde vriendschappen. Waarbij het kind zichzelf kan zijn en gedragen wordt door de juiste reacties op zijn/haar doen en laten. Een hond wordt vals als je hem onzeker maakt en het beest niet weet waar hij met de baas aan toe is. Een kind wordt onzeker en soms vals of depressief als het geen goede feedback krijgt. 

Goede feedback wordt gegeven met liefde en warmte. Een kind moet voelen dat de ander om hem geeft. Een kind voelt dat ook (of niet). Maar als een kind eenmaal besmet is met de ziekte gi, duurt het meestal langer voor het herstel intreedt. Judo kan enorm helpen om zelfvertrouwen te winnen, maar het vraagt veel van een sensei/trainer en de medejudoka om zo'n project te laten slagen.

Overigens geldt dit ook voor volwassenen! Er zijn steeds meer mensen die later in hun leven zoveel deuken zitten te verwerken dat ze aan de pillen raken of erger. Een verkeerd zelfbeeld wordt steeds moeilijker te repareren hoe ouder men wordt. 

Judo kan helpen om geleidelijk een verstoord zelfbeeld te corrigeren en twijfel of onzekerheid te overwinnen. Het maakt een mens sterk als hij zich aanvaard en gedragen weet in een groep medejudoka, er mag zijn zoals hij is, en de reden om aan zichzelf te twijfelen, verdwijnen.
Voorbeeld, waar gebeurd. In een judogroep zag ik laatst zo'n onzekere judoka. Witte band, net begonnen. Breekbaar postuur. Wat stil van zichzelf. Op een gegeven moment: zempo kaiten oefenen op de dikke mat. Over een bokje springen. Je zag de jongen verstijven. "Dat kan ik niet!" "Dat durf ik niet!" Hij moest. Het ging best. Een andere judoka pakte het signaal op. Hij ging de jongen prijzen hoe hij het deed. Je zag hem groeien en na een keer of vijf kwam er zelfs een lach bij. De bokjes werden steeds hoger. Toen het de zesde keer niet lukte en hij als een zoutzak neerkwakte, dacht ik even: nu komen de tranen. Maar die kwamen niet. De positieve feedback van de andere judoka had hem al zo veel zelfvertrouwen gegeven dat hij bleef lachen...

zondag 23 november 2014

Shikai (2) 懼 Ku

We zijn in mijn zondagsblogs al weer enkele weken bezig met de taboe-houdingen voor elke judoka. Om de ziekte van innerlijke onrust te vermijden en mentaal als een rots op de tatami te staan, moet een judoka vier dingen vermijden. Die vier 'ziektes' noemt de klassieke budo 'shikai'. Vorige week: laat je niet verrassen (kyô). Vandaag: 懼 Ku (of gu). Angst.

"De mens lijdt het meest van het kwaad dat hij vreest", is het spreekwoord. Kwaad of gevaar wat er niet is, maar waarvan we dénken dat het er is. Duisternis maakt mensen vaak bang. Licht klaart op, letterlijk en figuurlijk. Dan is de schim die we meenden te zien, geen aanvaller maar een struik in de wind. Als je de lamp aan doet en onder je bed schijnt, blijkt daar geen monster te zitten, leert elk kind. Bang in het donker, bang in de wereld waarin we leven, bang voor oorlog, armoede, honger, ziekte. Noem maar op. Het kan allemaal gebeuren, maar zolang het er (nog) niet is, moet je het dan al besterven van angst?

Judo is een afgeleide van jujutsu en dat was weer een afgeleide van de gewapende oorlogstijd waarin we de legendarische Samurai plaatsen. In oorlogstijd hebben mensen niet alleen de opdracht om paraat te zijn (tegen de kyô, de verrassingen) maar ook om vooral niet bang te zijn. Bange soldaten hebben de oorlog al verloren. Bange judoka hebben hun wedstrijd al verloren. Angst is de ergste mentale zwakte, niet alleen voor wedstrijdjudoka.

Tegenover de angst staat een bepaalde moed, 'onverschrokkenheid' zoals we dat met een ouderwets woord noemen. Je staat je mannetje en je bent voor niemand bang want je vreet ze allemaal op.

Judo en angst

Wat zijn de twee grootste angsten van een judoka?

stoere winnaar
1) Verlies. De stress die het geeft om te verliezen, is zeker bij wedstrijdjudoka enorm. De druk om te scoren, en je ranking te behouden, of de schande om te verliezen van judoka die je minder goed vindt, maakt sommige judoka stapelgek. Niet alleen bij de officiële wedstrijden, maar ook al bij randori. Want je wilt altijd maar winnen, winnen, winnen. Nu is judo natuurlijk het gaan voor de ippon, maar ten koste van wat? Is de grootste overwinning niet de overwinning op jezelf (masakatsu agatsu) en is dat niet in de eerste plaats je eigen ideeën over winnen en verliezen kunnen relativeren? Soms is de verliezer een grotere winnaar als hij/zij de stress kwijt is. 

2) Vallen. Zeker bij de beginnende judoka is dat de grootste angst. Om door de lucht te vliegen en op de mat te landen. Ukemi training is daarom belangrijker dan leren werpen. Leren vallen is een must, want je zult altijd vallen en als je niet goed kunt vallen, word je steeds banger om te vallen en zul je verkrampen en dús pijnlijk vallen. Alleen wie de angst kan loslaten en ontspannen 'valt', d.w.z. bijna mee-rolt als een soepel natuurlijk lichaam, goed ademend, goed aan- en ontspannend, valt veilig en met plezier. Wie dat niet leuk gaat vinden, kan judo nooit leuk gaan vinden en dan is het na de oranje band meestal wel over met de lol. Kinderen, maar zéker volwassenen. Hoe ouder het lijf, hoe stijver en dus hoe vervelender vallen kan worden. Díe angst overwinnen... is een mega-overwinning.

Nu hangen 1 en 2 samen als yin en yang. Vallen en verliezen zijn broertjes. Wie op zijn rug gaat heeft ippon tegen. Toch kun je pas gaan winnen als je de angst om te vallen hebt overwonnen, niet eerder.

Ukemi

Het verhaal gaat dat één van de succesvolste wedstrijdjudoka uit de tijd van Jigoro Kano, de eerste jaren van zijn judo-carrière alleen maar werd gegooid. En hard. Hij was echt 'werpvlees' zoals ze dat noemen. Het gevolg was dat de goede man zó goed werd in het nemen van ukemi, dat vallen hem totaal géén angst meer inboezemde. Dat maakte hem lichamelijk zó soepel en mentaal zó sterk dat hij, toen het moment aanbrak dat hij wél ging werpen, onoverwinnelijk was geworden. Want het maakte hem niks uit of hij zou vallen en verliezen, terwijl zijn tegenstanders daar wel op gefixeerd waren. Het gevolg was, dat hij de mat met ze aanveegde. Zijn gebrek aan angst was zijn kracht geworden.

De moraal van het verhaal. Angst is een ernstige ziekte op de mat die overwonnen moet worden. Het medicijn heet voor een judoka: ukemi. Heel veel ukemi. Ukemi maakt vrij, soepel en sterk. Mentaal en fysiek. Wie een meester is in ukemi, is nergens bang voor op de tatami. Als hij dan maar een béétje kan werpen, zal hij daarmee zijn tegenstanders doen verstijven. Als judo dan soms oorlog is, dan is duidelijk dat die niet wordt gewonnen met geweld, maar met moed. Degene die bang is, heeft zoals bij elke oorlog, op voorhand verloren...

woensdag 19 november 2014

Debana bij kanteltechniekjes

Vorige week deden we gewoon nog eens een keertje 'kanteltechnieken'. Niks bijzonders in een gemengde judogroep met G-judoka en witte banden tussen de volwassenen waarbij ook danhouders zitten. Maar zo was het voor de wat gevorderde judoka dus een kwestie van verfijning.

De situatie: uke zit op handen en knieën. Tori wil kantelen van opzij met de overbekende techniek waarbij hij met de linkerhand de rechterhand/arm van uke probeert weg te maaien, terwijl hij met rechts onder uke's linkeroksel doorgaat en de hand tegen diens achterhoofd drukt. Tot zover helder.

Nu was de les: balansverstoring en debana in die situatie. Want uke zit als een stevig 'beest' met vier pootjes strak op de mat en in de randori-praktijk wordt zo'n kanteltechniek al snel een potje duwen en trekken aan een blok beton. Hoe krijg je die ineengedoken uke dan om? Met een bulldozer-effect op pure kracht? Nog los van het feit dat zoiets geen judo is (pure kracht) weet iedereen dat een bulldozer alleen aan de bovenkant van iets duwt als de onderkant niet stevig vast staat, bijvoorbeeld bij het slopen van een huis. Als een bulldozer echter een hoop stenen wil verplaatsen (en daar lijkt bokje uke meer op) dan moet hij er ónder zien te scheppen om alles tegelijk om te kiepen. Het omduwen/trekken van boven doen we in tachi-waza, maar in newaza is dat niet de manier.  Dus hoe moet tori uke kantelen?

steunpunt weghalen?
Om reden van effectiviteit is puur duwen dus niet de manier. Tori moet minstens één steunpunt van uke onderuit halen, in het geval van deze techniek: uke's rechterarm. Maar hoe doen we dat zonder een potje armworstelen op de grond?

We leerden dat tori wel even bulldozer aan de bovenkant moet zijn, en dus even moet duwen. Daarmee verstoort hij de balans van uke enigszins en wat doet die dan normaal? Juist, zijn rechterhand - de hand waaraan tori wilde trekken - verplaatsen om zijn balans te herstellen. Dát is het debana-moment waarop tori kan trekken. De 'lijm' tussen uke's hand/arm en de mat is dan namelijk nét éventjes weg. Als hij zijn hand kan herplaatsen is tori al te laat. Dan wordt het trekken aan de arm weer pure kracht, wat meestal niet lukt. 

De verfijning is, dat tori leert zijn bewegingen nauwgezet te doen, om uke te provoceren tot een beweging met de arm die onderuit moet worden gehaald. Als deze dat doet, gebeurt dezelfde debana als bij de-ashi-barai waar het moment van vegen exact dán gebeurt als de voet van uke éven niet vast op de mat staat. En waar tori de voetbeweging uitlokt door een duw- of trekbeweging. 

Zo bezien is maar weer eens aangetoond dat newaza écht judo is. Want ook hier gaat het om balans, balansverstoring, debana, en dán de juiste techniek om met zo min mogelijk kracht het effect te bereiken. Een simpele basistechniek op de grond dus, maar voor wie er dieper op ingaat een mooie les in mooi judo. 

Met dank aan degene die in onze groep nét dat beetje extra in de les stopt om zo´n les extra boeiend te maken. ;)

dinsdag 18 november 2014

De IJF en judoka die ook andere 'vechtsporten' doen

Er is wat opschudding in judoland, met name in de Amerikaanse gebieden waar andere 'vechtsporten' als BJJ (Brazilian Jiu Jitsu) en MMA (Mixed Martial Arts) 'booming' zijn. Wat is er aan de hand? De IJF (International Judo Federation) heeft bij monde van de General Secretary, Jean-Luc Rouge, een brief (reminder NB) doen uitgaan naar allen die op de IJF ranking-list staan, dat het hen "niet toegestaan is om deel te nemen aan internationale wedstrijden van een andere vechtsport dan judo."

Heibel in de tent natuurlijk. Als het zo is, want op de IJF site staat er niets over.

De IJF en de judo-zuivering

Nu snap ik volledig dat er binnen de IJF een zuiveringsproces bezig is in de richting van het 'echte' judo van Jigoro Kano. Dat wil zeggen: technisch. Dat de IJF qua commercialisering nog steeds de American Way of Life omarmt en dus alles te koop lijkt, doet de geest van het 'oorspronkelijk judo' ook geen goed, maar allez, na de Tweede Wereldoorlog is judo onder Amerikaanse vlag gaan varen, en dus exit Japanse macht. Toch wil de IJF puur judo en men zegt dat landgenoot Jan Snijders daar veel voor gedaan heeft. Op zich juich ik dat toe.

Waar het evenwel toe heeft geleid, is dat men gaandeweg álle judotechnieken uit het wedstrijdjudo is gaan verbannen die zelfs maar in de verte lijken op andere sporten als worstelen en BJJ. Dus: elke techniek die de benen pakt (of aanraakt) zijn verboden. Die worden helaas dan ook nauwelijks meer geleerd. Ik was laatst met een bevriend judoka de tewaza van het Kodokan judo aan het oefenen en dan snap je waarom de JBN op de techniekposter "op weg naar de zwarte band" alleen nog tai-otoshi vermeldt. Tal van tewaza, waarvan een aantal door Kano zelf is geleerd, zijn in het putje verdwenen, en niet alleen de morote-gari waarvan dan nog terecht werd gezegd dat dit wel erg veel op worstelen lijkt. Maar kata-guruma en sukui-nage zijn écht judo en dat ook die worpen in de IJF zuiveringen moesten sneuvelen, is sneu.

Nu snap ik ook dat judoka die op hoog niveau trainen in andere sporten, of BJJ en MMA er bij doen, daar veel leren. En laten ze daar nu nét leren wat ze in IJF-wedstrijden niet meer mogen! Of waarvan de IJF vindt dat het zelfs niet meer geleerd zou moeten worden?

De IJF als fabriekje van wetten en regels

De IJF ontpopt zich met de nieuwste 'regel' echter steeds meer als een soort juridische fabriek. Zal ook wel typisch Amerikaans zijn, want daar is alles 'legal or not' en/of 'see you in court'.

Maar het is mijns inziens niet goed. Ik hoef geen fan te zijn van Ronda Rousey (eens een verdienstelijk judoka en dochter van Ann-Maria DeMars, Olympisch Kampioen en bestuurslid van de 'Amerikaanse JBN' zogezegd) maar als zij twittert dat dit soort oekazes het wedstrijdjudo kapot maken, kan ik me daar wel iets bij voorstellen, al is zij tegenwoordig gewoon 'vrij' in het MMA. Ik ben het dus met haar eens dat deze nieuwe regels te ver gaan. Je mag best opkomen voor oorspronkelijk judo, maar je mag mijns inziens wedstrijdjudoka niet zo opsluiten in het judo dat je zou verbieden om deel te nemen aan internationale wedstrijden van andere vechtsporten. Je mag er vraagtekens bij zetten, maar verbieden? Komop zeg, de IJF moet geen politburo worden.

De IJF zet bovendien een toon. Een weg van isolement. Natuurlijk gaat de maatregel alleen om internationaal topniveau. De gemiddelde judoka die ook BJJ doet, lijdt er niet onder. Maar de sfeer in de dojo wordt zo vijandig naar andere sporten. Men kan vinden dat MMA te hard en commercieel is (vind ik ook wel) maar BJJ is qua oorsprong zeker judo. Judoka hebben altijd, in de hele geschiedenis, ook aan karate, ju-jitsu en aikido gedaan. En daarvan zegt iedereen dat het goed is, want daar leer je van voor je judo. Is ook zo, ik weet dat uit ervaring. Die open houding moeten we houden in het judo. Leren van elkaar, het goede overnemen. Jigoro Kano deed niet anders en beschouwde Morihei Ueshiba niet als vijand of concurrent.

Geen isolement maar openheid

Hopelijk gaan er verstandige mensen in de judowereld de IJF overtuigen dat de grens met steeds maar nieuwe en beperkende regeltjes wel bereikt is. Niet alleen voor deze maatregel - als de soep zo heet gegeten wordt als hij nu wordt opgediend - maar ook in het algemeen. Het herstel van het judo van Jigoro Kano wordt niet gediend met uitsluiting, maar openheid voor het goede wat anderen leren. Een goede judoka of judo-organisatie weet dan vervolgens zelf wel te analyseren wat vervolgens compatibel is met de ware geest van het judo.

zondag 16 november 2014

Shikai (1) 驚 Kyo

Vorige week schreef ik over heijoshin, een permanente mindset van vredigheid. Heerlijk! Maar zo gemakkelijk is dat dus echt niet. We hebben allemaal onze onrustige gevoelens. De klassieke budo zeggen dat we dan vier dingen moeten vermijden, en dan hebben we vrede. Die vier taboe's noemen ze Shikai, en vandaag de eerste:  驚 Kyô.

Het kanji 驚 (Kyô) betekent: verbluffen, verwonderen. Gewoonlijk wordt het best positief gebruikt, zo van 'SURPRISE', maar in budo is een verrassing niet zo geweldig. Als je zelf een ander verrast met een mooie worp wel, maar een goede judoka láát zich niet verrassen uiteraard. En toch... 

In de klassieke budo werden de Samurai als voorbeelden gesteld. We kennen wel films waarin de Japanse meesters altijd een zwaard bij de hand hebben, zelfs naast hun hoofdkussen. In krimi's en politiefilms zien we trainingen waarbij de inspecteurs een huis binnengaan en kamers verkennen met getrokken pistolen. Methodisch zo werkend dat ze nooit verrast kunnen worden door een crimineel die ze van achteren kan pakken. Dichterbij huis zien we in de oude jujitsu-kata, en ook het kime no kata in het judo, hoe de beoefenaar zijn tanto of katana altijd onder handbereik bij zich draagt, en de oefening is om bliksemsnel te kunnen reageren. 
O ja, het judo heeft de aanvalsvormen bijna afgeschaft en vervangen door kumikata als basis. Maar in het nage no kata zien we nog een paar (ongewapende) aanvallen (zie plaatje) die oorspronkelijk wel degelijk gewapend waren met de bedoeling het hoofd te doorklieven. Tori is dan razendsnel in zijn verdediging, hij laat zich niet verrassen. Hij leidt de aanval af en doet zijn techniek. Het jujutsu en het aikido zijn daar volledig op gebaseerd: steeds waakzaam tegen elke aanval.

De grondhouding tegenover 驚 kyo is dan ook: een staat van permanente waakzaamheid. Nu kan geen mens 24 uur per dag wakker zijn of zich zo gedragen. Dat kan zo zijn. Maar waar gaat onze judotraining over? Waarom doen we wedstrijden en hebben we een ippon? Is dat niet omdat we getraind worden om steeds adequaat op elke beweging van onze partner te kunnen reageren? Judo is principieel go no sen, d.w.z. reactief, en daarin vaak ook pro-actief. Een aanval voelen aankomen en meegaan of overnemen voor het gevaarlijk wordt. Oók als we kumikata hebben, en geen gewelddadige aanval met een tanto moeten afweren.

Hoe doen we dat concreet? Dát is dus exact wat kata ons willen leren. In de eerste plaats is dat iets van altijd de juiste afstand houden (ma-ai) en de juiste manier van observeren: Metsuke 目付.  En dan leren steeds zo te bewegen dat je altijd controle houdt over de bewegingen van je partner. Ja, dat trainen we dus, zelfs als we een fel pakking-gevecht willen leveren. Al gaat dat soms lomp te werk en is het afstand-houden soms gewoon ordinair afhouden. Wie een linkse uchimata wil vermijden, zal echter meer afstand moeten hebben dan de 'omarming' in het nage no kata.

Pas als we zó waakzaam zijn dat we een gevoel hebben getraind dat niets of niemand ons kan verrassen, is de zwaarste wedstrijd alleen maar leuk en relaxed. Het mag ons nooit overmoedig maken, maar het geeft wel rust en een mentaal overwicht op een ander die het niet heeft. Wie geneest van de 'ziekte' kyô, heeft een eerste stap gezet naar heijoshin.

woensdag 12 november 2014

Judo en de aantrekkingskracht op vrouwen

Onze sportschool heeft een behoorlijk aantal zeer succesvolle vrouwelijke judoka (zie foto rechts ;)... Wij zijn daar met zijn allen enorm trots op en terecht! Judo zou bovendien geen onderscheid moeten maken tussen geslacht, huidkleur, geaardheid, religie, noem maar op. Dus... knallen dames!

Maar is judo wel zo aantrekkelijk voor vrouwen? Hoe is het met de verhoudingen tussen mannelijke en vrouwelijke judoka?

Discussie?

Ik werd daarom met enige bevreemding getroffen door deze draad op het (Amerikaanse) judoforum: Why does Judo attract less girls/women to the sport?  Huh? Is dat zo? Nou kennelijk in de Engelstalige gebieden wel. Op sommige plaatsen 1 op 10? Dat is wel erg weinig...

minister Jeanine Hennis
Bij ons is dat niet zo. Maar eerlijk gezegd... als ik er echt op let... ook bij ons zijn de dames wel een minderheid. Het judo wordt toch gedomineerd door mannen en onbewust is dat in mijn eigen beeldvorming dan ook wel zo. Zoals ik het leger en andere vechtsporten beschouw: onbewust meer een mannenbusiness. Vrouwelijke kickboksers staan meteen in de belangstelling, want ze zijn zeldzamer. En dat we een vrouw als minister van defensie hebben, prima zaak uiteraard! Maar wel bijzonder.

Nu ben ik een liberaal in de zin dat ik niet vind dat emancipatie zou moeten betekenen dat er óveral op álle terreinen gestreefd moet worden naar 'evenwichtige afspiegelingen' van de samenleving. Als mannen en vrouwen allebei ongeveer 50% van de bevolking uitmaken, hoeft niet overal in alles die 50/50 verhouding te worden aangehouden. Net zomin als de procentuele rato van homoseksuelen, katholieken, of 'licht-getinten' overal zou moeten gelden. De ene groep is oververtegenwoordigd op het ene vlak, de andere groep weer meer bij andere terreinen. Dat zij dan zo. We leven in een vrij land. Niet-discrimineren doe je pas als het je echt niet meer uitmaakt wie waar aan meedoet, zolang het maar een eigen keuze is.

Het is geen kwestie van discriminatie op de mat. Vrouwen worden niet buitengesloten en er is geen macho-cultuur waarbij vrouwonvriendelijke of ongepaste opmerkingen zouden worden gemaakt. Ik heb totaal niet het idee dat het bij het oefenen een rol speelt dat ik (of andere mannelijke judoka) met vrouwen anders om zouden gaan. Gewoon hetzelfde, afhankelijk van kracht, gewicht en mentale sterkte. Maar dat is logisch, je let op je partners. Andere bijgedachten? Ik zou het niet denken.

Waarom dan?

De draad op het forum zoekt naar oorzaken en hoewel er daar zeker allerlei sensei en ervaren judoleraren rondlopen, geeft niemand een duidelijk antwoord op de vraag waarom dat zo is. Ook de aanwezige dames op dat forum - pittige tantes - brengen weinig in stelling. Men zegt van alles. Is het zo dat alle contact-vechtsporten minder vrouwen aantrekken? Worstelen, (kick)boksen en judo dus minder dan aikido en iaido? Hangt het van de club af? Is het zo dat vrouwen het newaza minder prettig vinden? Zijn het de gewichtsverschillen? Is het een kwestie van kracht? In competitie is er wel onderscheid tussen mannen en vrouwen, met eigen gewichtsklassen. In de gewone dojo-praktijk niet. Is dat onprettig?

Opvallend is wel dat in het wedstrijdjudo beide geslachten een eigen sterk succesverhaal hebben, zeker in Nederland. Het is daar zeker niet zo dat de dames minder sterk presteren dan de heren.  Dat wijst er op dat er wel degelijk vrouwen in het judo 'carrière' maken. Is dat bij ons anders dan in Amerika? 

Wat het ook is, het is een vraag die gesteld mag worden. Misschien dat de judoka die mijn blogjes lezen, er een zinniger antwoord op weten of zijn we net zo zoekend-en-tastend als de Amerikaanse collega-judoka? Wellicht dat er ook judoka met een militaire achtergrond iets over kunnen zeggen. In het leger spelen dezelfde vragen geloof ik. Ik zou het interessant vinden. 

Niet dat er dan per se iets zou (moeten) veranderen. Want mensen moeten doen wat ze prettig vinden. Ongeacht geslacht, kleur, religie, geaardheid, men doet maar. Als vrouwen een andere sport doen, prima. Alle vrijheid. Maar... áls er iets gedaan zou kunnen worden om judo wél aantrekkelijker te maken voor vrouwen, dan moeten we dat zeker niet nalaten.

Gelukkig zijn er vrouwen die er intens van genieten en dat ook laten zien! :)


zondag 9 november 2014

Innerlijke houdingen (5) Heijoshin 平常心

Begin 2012 had ik een serie blogjes over innerlijke houdingen bij het trainen: Muga-mushin 無我無心, ,Zanshin 残 心, Metsuke 目付 en Junanshin 柔軟心. Kijk maar eens terug als je wilt.

Heijoshin 平常心 is een vijfde houding die in de klassieke budo heel belangrijk is. Het gaat allemaal om een mindset waarmee we op de mat stappen en die heel bepalend is voor of we slagen in onze doelen of niet. Alle vijf wel interessant al zeg ik het zelf.

Uiteindelijk gaat het bij al die geestelijke houdingen om 'rust'. Een geest die kan rusten en niet heen-en-weer geslingerd wordt door onrust, blikken die rondgaan, ongeconcentreerdheid, eigen dwanggedachten, chaos. Heel veel judoka interesseert dat uiteraard geen bal. We zien ons al zitten, als mediterende wezens die een beetje stil gaan zitten doen als sensei Kiotsuke (気を付) zegt. Nee, judoka doen niet aan dat 'zweverige gedoe' waar we aikidoka mee identificeren, of zen-monniken (al hebben die soms wel waardevolle lessen, zie het blogje van vorige week). En uiteraard voelen we ons allemaal wel eens opgefokt of zijn we nijdig of agressief, op en buiten de mat. O ja, en judo is net als alle andere Japanse 'sporten' goed tegen ADHD en zo. 

Onrustig is ons hart en gevoel (shin 心) en op zich willen we wel dat die onrust stopt. Afreageren helpt niet echt, maar ja... we willen toch wel lekker knokken en een beetje zelfvertrouwen krijgen, of niet?

Dan mogen we verlangen naar Heijoshin 平常心.  
  • Hei 平 is: vrede, vredig. 
  • Jois: constant, gelijkmatig. 
  • Shin 心is dus: je hart/gevoel.  
Heijoshin is dus: een constant vredig gevoel. Niet zweverig in slaap vallen natuurlijk, maar wél weg met al die onrust. Eigenlijk wel heel lekker, of niet? Normale mensen voelen zich veel gelukkiger zonder opgefokte stress. Met zo'n houding ga je wél lekkerder judoën waarschijnlijk...

Het lukt ons niet zo gemakkelijk. Helaas. Wij vallen ten prooi aan allerlei onbeheerste gevoelens die ons beheersen. Dat zijn in de klassieke budo de 'vier verboden' houdingen, de shikai (四戒) genoemd: letterlijk: 'vier dingen die niet mogen'. Het vermijden van deze shikai geeft rust, en als het ons lukt om die permanent uit ons leven te bannen, dan hebben we hei-jo-shin... een taai gevecht, erger dan de ergste tegenstander.


ik bedoel: ga er maar aan staan, hajime !

Vanaf volgende week steeds één van de shikai op dit weblog. Stay tuned.

zondag 2 november 2014

Waarom zou je op een cactus gaan zitten?

Kwaadheid is een heftige emotie die het negatieve in de mens versterkt en tot de grootste misstappen kan leiden. Jigoro Kano zegt daarover:
"Kwaad worden vreet geestelijke energie. En wat voor voordeel heb je er zelf van, of een ander? Het resultaat van woede is hoe dan ook het uitputten van mentale energie en je gaat er negatief van worden, naar anderen en voor anderen." (Mind over Muscle, p. 85)
In feite is de grote vraag: hoe ga je om met negatieve ervaringen? Word je daar kwaad over?

Een plaatje met een mooie oneliner kan soms meer zeggen dan een heel boek van Kano.


"Negatief zijn maakt een moeilijke weg nog moeilijker. Het is alsof je een cactus krijgt, maar daar hoef je niet op te gaan zitten."

Ik verslikte me in mijn thee toen ik die spreuk met de plaatjes van cactussen zag!

Maar ik moest meteen denken aan Kano die zich altijd zo duidelijk uitlaat over woede en negativiteit. Het is destructief, energieverspilling en soms zelfs gevaarlijk (bijvoorbeeld in het verkeer) maar het is ook extra pijnlijk als je als het ware op de stekels van de negatieve ervaringen gaat zitten.

Het realisme bij het plaatje is: shit happens. Het negatieve gebeurt gewoon. Of dat nu een rot-ervaring op de mat is, of iets in het gewone leven. Het gebeurt de hele dag en vergeleken bij mensen in gebieden van oorlog en terreur maken we natuurlijk nog niks mee. Het wordt je gewoon gegeven, het hoort bij het leven: een stekelige cactus. Het steekt en het doet zeer genoeg.  Maar de grote vraag is dan: wat doe je met dat shit-cadeau? Pak je die cactus voorzichtig vast, en probeer je je zo min mogelijk te laten steken? Of ga je je extra pijn doen door het ding niet meer los te laten? Moet je echt als het ware bovenop de cactus gaan zitten door bezig te blijven met de shit die gewoon elke dag gebeurt?

Ja, het negatieve is echt als een cactus. Kijk er naar, maar pak het vooral niet te lang vast zonder handschoenen. Laat hem zo snel mogelijk los als hij prikt. Iemand die de hele dag de stekels van de cactus voelt, zal de plant vervloeken. Iemand die weet hoe hij er mee moet omgaan, kan het ding zelfs mooi gaan vinden. Zo is het met alles. Je kunt ook leren van het negatieve, er dankbaar voor zijn omdat het je een waardevolle les kan leren... 

Misschien is iets wel negatief omdat je er zelf dat etiket opplakt. Is het alleen negatief voor jou...

Wat het ook is. Laat het niet te dichtbij komen. Ga er niet op zitten alsof je het daarmee kunt verpletteren. Laat het los. Maak je in ieder geval niet kwaad. Dan blijf je bij jezelf en maak je niets kapot, of doe je in woede iets waar je naderhand alleen maar spijt van kunt hebben. Dan maak je ruimte om ook positieve energie te laten stromen, die je nuttig kunt gebruiken om voor jezelf en anderen op te bouwen. Woede en negativiteit bouwen niets op, en de stichter van het judo wist dat al:
Iemand kan soms ook helemaal vol zijn van teleurstelling, treurig zijn en geen moed meer hebben om iets te doen. Voor zo iemand kan judo betekenen dat hij gaat zoeken wat het beste is wat hij in de gegeven omstandigheden kan doen. Gek genoeg is zo iemand volgens mij, in dezelfde positie als iemand die op het toppunt van zijn succes is. In beide gevallen is er maar één weg om te gaan, namelijk: wat hij na rijp beraad het beste kan doen op dat moment. Zo kan het leren van judo iemand vanuit de diepste teleurstelling en geestelijke verlamming brengen tot een staat van bruisende activiteit en stralende hoop voor de toekomst. Hetzelfde geldt voor mensen die ontevreden zijn. Ontevreden mensen raken in een pruilerige en bokkige gemoedstoestand en geven anderen de schuld van hun eigen falen, zonder op te letten op zichzelf. Judo laat zulke mensen begrijpen dat zulk gedrag tegen het principe van maximale efficientie is, terwijl de trouwe toewijding aan dat principe ze meer opgewekt maakt.” (Jigoro Kano in: The Contribution of Judo to Education)

“Als je het principe van seiryoku zenyo volgt, zal je niet in staat zijn om kwaad te worden.” (Mind over Muscle, p. 85)

dinsdag 28 oktober 2014

Wereld judo dag 28 oktober

Op de verjaardag van Jigoro Kano wordt wereldwijd de Wereld Judo Dag gehouden, een dag waarop we niet alleen stilstaan bij toernooizeges, maar vooral de innerlijke waarden van het judo. Zoals de stichter zelf ook benadrukte.
Het initiatief gaat uit van de Internationale Judo Federatie IJF en het is één van de betere dingen die men doet, omdat het daarbij ook gaat om judo als middel om de wereld bij elkaar te brengen in vrede en harmonie.

Het thema dit jaar is: "Honour". Wat betekent dat? Eer. Is dat een vertaling van je eigen eerzucht, of het verlangen om zelf ge-eerd te worden? Het gevoel van op een erepodium te staan? Ik denk niet dat zoiets de geest van het judo weerspiegelt eigenlijk... dat zal dus ook wel niet.

Eer, honour, lijkt me meer samen te hangen met 礼 'rei'. En dan is 'eer' iets wat je aan een ander aanbiedt, 'eerbied'. Je geeft eer en daarom buig je naar elkaar bij elke handeling op de mat. Het is een teken van partnerschap, dat je de ander nodig hebt om zelf vooruit te komen. Het is goed om dat minstens op die ene dag in het jaar weer even te binnen te brengen en te trainen in de geest van Jigoro Kano.

zondag 26 oktober 2014

Judoën met de rug naar ons spiegelbeeld

"Mijn judo zuigt. Echt waar. Ik kan eigenlijk helemaal niks, ik kan zelfs 'verliezen' van een snotneus die mijn kleine zoontje had kunnen zijn. Ik ben niks waard als judoka. Al mijn vrienden zijn veel beter dan ikzelf. Als ik naar ze kijk, dan weet ik dat ik er niks van bak."

"Een goede vriend doet ook judo. Ook hij vindt dat zijn judo zuigt, en hoewel hij dezelfde graad heeft als ik, denkt hij misschien wel dat zijn judo veel slechter is dan dat van mij. En van al die anderen in zijn club. En ik denk dat hij beter is..."

Tussen aanhalingstekens. Dat schiet zo lekker op hè?

Ik trof een mooi stukje uit de Zen-traditie. 

Een samurai die bekend stond om zijn goedheid en eerlijkheid ging naar een zen-monnik voor advies. Maar toen hij de tempel binnenging waar de meester aan het bidden was, voelde hij zich minderwaardig en trok de conclusie dat hij - hoewel hij zijn hele leven had gevochten voor vrede en gerechtigheid - zelfs niet in de buurt was gekomen van de staat van genade die de man tegenover hem had.
“Waarom voel ik me zo minderwaardig?” vroeg hij aan de monnik toen die klaar was met zijn gebeden. “Ik heb de dood meermaals in de ogen gekeken, ik heb de zwakken verdedigd, ik weet dat ik me nergens voor hoef te schamen. Maar toch, als ik u zie mediteren, voelde ik dat mijn leven van geen betekenis was. ”
“Wacht. Als ik iedereen die mij vandaag wil spreken te woord heb gestaan, zal ik u antwoorden.”
De samurai bracht de dag door, zittend in de tuin van de tempel, keek naar iedereen die kwam en ging, zoekend naar advies.. Hij zag hoe de monnik ze allemaal ontving met dezelfde geduldige en verlichte blik op zijn gezicht. Maar zijn enthousiasme begon snel weg te ebben, want hij was niet geboren om te zitten wachten, maar om iets te doen.
De nacht viel, iedereen was weg en hij vroeg:“Nou, kun je me iets leren?”
De meester nodigde hem uit en bracht hem naar zijn kamer.. De volle maan scheen aan de hemel en de hele atmosfeer was vol van diepe rust.
“Zie je de maan, hoe mooi die is? Hij doorkruist het hele firmament, en morgen zal de zon weer schijnen. Maar ja, het zonlicht is veel sterker en die kan de details van het landschap om ons heen laten zien: de bomen, de bergen, de wolken. Ik heb daar twee jaar over nagedacht, en ik heb de maan nooit horen zeggen: waarom schijn ik niet zoals de zon? Is het omdat ik minder waard ben?”
“Natuurlijk niet", antwoordde de samurai. “De maan en de zon zijn verschillende dingen en ze hebben allebei hun eigen schoonheid. Je kunt die twee niet vergelijken.”
“Dus je weet het antwoord al. Wij zijn verschillende mensen, allebei op onze eigen manier aan het vechten voor waar wij in geloven en wij dragen er allebei aan bij om de wereld te verbeteren; de rest is maar de buitenkant.”

Tsja. Genoemde vriend en ik zijn allebei op onze eigen manier bezig om judo te doen. Wij hebben beiden geleerd judo te zien als een middel om het leven mede-vorm te geven en hebben kostbare mensen ontmoet door het judo. Het idee van 'meer' of 'minder' is slechts een spiegelbeeld van ons eigen ego. Maar we zitten vaak met de rug naar ons eigen spiegelbeeld toe. We willen ons steeds optrekken aan een ander, of laten ons neerdrukken. Terwijl we dan vergeten dat we allemaal een eigen opdracht hebben in het leven, een unieke missie die met niemand anders kan worden vergeleken. De een is de zon, de ander de maan, maar de een is niet minder dan de ander.

Zo is het ook met ons judo. We zijn niet een ander, we leren van een ander. Niemand is beter dan een ander. Zelfs niet als je in een wedstrijd wint met ippon. Je bent uiteindelijk gewoon een mens die gelukkig moet kunnen zijn met je eigen gaven en talenten. De een is zon, de ander maan.

zondag 19 oktober 2014

Datsuzoku 脱俗

Men kan allerlei esoterische connecties maken tussen judo en oosterse filosofieën, maar judo is beide beentjes op de grond. Toch zitten er in de Zen-principes punten die ook van toepassing kunnen zijn op judotraining. Een daarvan is 脱俗 Datsuzoku.

Wat is dat?
  • Datsu 脱 is: loslaten, ontsnappen.
  • Zoku 俗 kun je op meerdere manieren vertalen. Meestal zijn de verbindingen met dit kanji verbonden met het aardse, de wereld waarin we leven. Maar in overdrachtelijke zin zijn het ook de gebruiken van de wereld, haar mores en gewoonten.
Een datsuzoku als zelfstandig naamwoord is dan ook een soort monnik, een wereldverachter, een escapist. Als principe betekent het: vrij zijn van conventies. Een soort geesteshouding die los komt van verkramping.

En dan is het een element van jû in het judo.

Als je muziek gaat beoefenen, bijvoorbeeld orgel spelen, dan ga je eerst de noten leren, het instrument en de registers leren kennen, gevoel ontwikkelen voor toetsen en pedalen, en dan... ga je muziek maken. Dus niet. De eerste keren dat je een bepaalde partituur speelt, speel je noten. Als je dan geen fouten maakt, ben je al heel knap bezig - denk je. Inderdaad, dat is al een hele prestatie. Dan leer je het op het juiste tempo te spelen. Nou ja, wat is het juiste tempo? Wat er op lijkt. Vervolgens ga je ook los van de partituur. Je kent het stuk eigenlijk bijna van buiten. En je speelt en je speelt... en opeens wordt het muziek. Want je hebt de noten zo geïnterioriseerd dat je een eigen gevoel in het stuk legt, je eigen tempo bepaalt, emoties legt in bepaalde delen, zulke dingen. En dan opeens gaat een stuk leven. Omdat je hebt leren loslaten. Los-komen van noten, het je eigen stuk maken.



Luister bijvoorbeeld eens naar bovenstaand stuk op orgel. Het lijkt in eerste instantie misschien nergens op. Maar de organist slaagt er in gevoel uit de ogenschijnlijk saaie melodie te halen. Ik hoor dat omdat ik het zelf ook speel. Waar zit hem dat in? Kan ik dat uitleggen? Is het mooi? Niet als je er niet in kruipt misschien.

Zo is het dus ook met judo.

Eerst leer je een techniek in stukjes te snijden. Voorbereiding en debana, kuzushi, technische worpfasen, kake en eindcontrole. Dan kun je het eindelijk volgens de principes toepassen. Beng-ippon. Ben je nu een judoka? Nou... als je bij je eerste bandexamen trots kunt laten zien hoe mooi jouw uke op de mat knalt bij een mooie o-goshi voel je je trots. Maar na een miljoen o-goshi's zit die techniek heel anders. Dan ben je losgekomen van de losse stukjes, dan voel je zonder na te denken, zonder te kijken. Dan pas je de techniek toe in elke situatie, en durf je ook te improviseren.

Kata wil judoka leren volgens de principes te werken. De grammatica. De stappen in het strakke schema van de Kodokan. Voetje zus, voetje zo. Om te leren hoe het moet. De kata-jury staat klaar bij het examen. Puntenaftrek voor foutjes. Maar heb je dan perfect gejudood? Welnee. Al die afzonderlijke technieken heb je geleerd, maar als je echt goed bent ga je die allemaal op jouw eigen manier toepassen. Interioriseren. Voelen. Met elke andere partner. Levend judo. 

Japanners weten dat zulk judo mooi is, oogstrelend. Het is menselijk, natuurlijk en vrij. Het is jû. Met andere woorden: los van de strakke conventies waarmee je het leerde, en eigen geworden.
Datsuzoku 脱俗.

woensdag 15 oktober 2014

Judo is net dansen

Enkele weken geleden hadden we een warming-up die wat anders verliep dan anders. Niet rennen en toch uitputtend. We mochten gaan 'dansen' met wisselende partners. En tijdens die 'dans' allerlei bewegingen, oefeningen etc. maken, variërend van de grond aanraken, samen gaan zitten, tot ebi tussen de benen en dan een worp doen. Daar word je wel warm van.


Deze meme stond ergens op het web. Klopt als een bus.  Al is het mooie van die judo-dans, dat je het ook perfect SAMEN moet doen. Heel mooi en licht bewegen doe je niet alleen als solo-dans, maar de bewegingen deel je met elkaar. En dan niet met stijve armen alsof je moet afhouden, maar om je energie te delen. Energie delen? Dat hebben we gevoeld. Vermoeiend genoeg! 

Het was en is een hele goede oefening. Beweeg maar. Dans maar. Voel maar. Doe tijdens je dans maar een 'voorgeschreven' techniek. Maak er maar een soort 'kata' van. Ja, bij kata doe je hetzelfde. Al is de dans vaak maar enkele passen. Maar je reageert op elkaar. Dat leer je daar. Dát is echt judo. Partnerschap door techniek. En door veel te oefenen en te blijven bewegen.

zondag 12 oktober 2014

Iets nieuws leren is leuk


De meeste kinderen en judoka vinden het helemaal niet 'leuk' om dingen niet te kunnen. Leuk is juist: wél iets kunnen. Kinderen zijn normaal apetrots als ze iets bereikt hebben en dat kunnen laten zien. Een slip- of bandexamen waarbij ze iets niet blijken te kunnen, is een afgang. Pijnlijk. En als ze te vaak 'verliezen' bij een randori of wedstrijd, voelen ze dat als vernedering. Want iets niet kunnen = faal = dodelijk. He-le-maal niet leuk!

Hoe kan men dit nu toch zo als tegeltjeswijsheid neerzetten, zeg?

Het punt zit hem in hoe je kijkt naar het moment van "niet kunnen". 

Zie je dat als een eindpunt, dan is het inderdaad mislukking en falen. Je hebt er naar toe geleefd en het is niet gelukt. Dan lijk je ongelukkig.

Je kunt datzelfde moment ook zien als een beginpunt. Ik kan iets NOG niet. Blijkbaar. Maar ik GA het leren. Het leren is een proces van stappen. Zoals banden en slippen. Je begint met witte band en als je merkt dat je nog niet kan wat een 'gele band' kan, is dat een uitdaging om het te gaan leren! Je mislukt niet als je niet kunt winnen! Je begint dan met leren hoe je wél kunt winnen. En dat is leuk!

Heel het leven is leren van nieuwe dingen. Dingen die andere mensen al kunnen, maar die voor jou nog nieuw zijn. Dat is geen teken van mislukking, maar een teken van 'op weg zijn'. Judo verbeeldt dat lange proces, en daagt uit om met plezier steeds een nieuwe stap te zetten. Niet mekkeren, maar aan de slag. Het leuk vinden dat je nog steeds dingen niet kunt. Want alleen dan houd je de uitdaging om morgen iets nieuws te ontdekken.