zondag 2 september 2012

Kodokan kata Amsterdam kogi

Tekst van de lezing die ik heb gehouden op vrijdag 31 augustus jl. voor de Kodokan kata cursus in Amsterdam.

Goed dat we deze bijeenkomst hebben rondom de Kodokan kata. Wij kennen het uiteraard het woord Kōdōkan
講道館, Letterlijk: de plaats (kan) waar de weg (do) wordt geleerd (ko). 

Deze plaats is een prachtige gelegenheid om iets over de weg van het kata te zeggen. En daarover een kleine kōgi 講義 te houden. Kogi is ‘voordracht, les’.

Sporthal Boelelaan Amsterdam
Goed van de Judo Academie Amsterdam dat ze voor dit onderdeel van het judo een plaats inruimen op hun kata-driedaagse. Want onze stichter, Jigoro Kano, beschouwde kogi als één van de bouwstenen van het hele judo-onderricht (naast kata, randori en mondo). We hebben het principe van de stichter goed begrepen, en na de kogi is er dus ook tijd voor mondo, het stellen van vragen. En voor de aanwezige judoleraren: doe dat misschien ook eens in uw eigen dojo. Want we geven wel veel les, maar weinig voordracht. Een eenzijdige judoles dus…?

Waar gaat mijn kogi/voordracht over?
"Kata op leven en dood, balanceren met dynamiek en esthetiek" heb ik als werktitel opgegeven.

Esthetiek en Kata

Wat is perfect kata? Is dat een oogstrelend kata? Een perfecte, foutloze opvoering? Is dat het perfecte schoonheidsideaal? Wat is het criterium of een kata een ‘mooie kata’ is? Dit wilt u allemaal weten en in de praktijk brengen deze dagen.

Ik ben nogal eens actief op de Engelstalige judoforums en een van uw collega-leraren, zegt daar (28 januari 2012 Makoto-forum) :
“Ik snap niets van de moderne trends in kata. Het is duidelijk dat de esthetiek van elke kata belangrijker is geworden dan volgens mij de echte bedoeling is, en het gevoel dat je in iedere kata moet stoppen. Ik snap het niet. Dit type filosofie komt overal op, inclusief in de Kodokan.
Ik ga niet meer naar kata clinics. Ik wil deze ‘verwaterde’ kata niet leren, en toch is dat de huidige standaard? Ik vraag me af of ik niet ruimdenkend genoeg ben. De kata zoals ik die doe is in ieder geval niet waardig voor de kata-wedstrijden. Ik snap het niet, echt niet…”
Jammer, hij zou dus vandaag niet gekomen zijn, gemiste kans. Maar goed.

Daar komt dan antwoord op van een Belgisch-Amerikaanse judoka die vloeiend Japans spreekt en leest, wiens echte naam ik niet zal noemen – dat heeft hij niet graag, met het oog op het verschijnen van een dik boek over de wortels van het judo binnenkort:
“… Ik zou wat we vandaag de dag in kata zien, zeker niet (Japanse) esthetiek noemen, maar "pseudo-esthetiek", misschien zelfs "Westerse sports-type" oppervlakkige aangenaamheid, en ze conflicteert zelfs met Japanse esthetiek. … Zo kunnen we ook niets zeggen over de esthetiek van kata (in de demonstrerende vorm) als we het kata niet goed begrijpen. Aldus wordt de esthetiek waar we mensen naar zien streven, misschien in een bepaalde kata competitie of standaardisering (…) een soort oppervlakkige indruk die in de plaats komt van begrip. Dat wordt dan nog eens versterkt door van kata iets te maken wat moet lijken op wat men als regels op een stuk papier heeft geschreven. Hoe minder punten iemand verliest, hoe ‘esthetischer’ het kata zou zijn. Ik heb op European Championship jû-no-kata winnaars gezien, wiens kata zo getimed was met precisie dat het allemaal kreten van bewondering van het publiek ontlokte, uiteraard een indrukwekkend resultaat van training, maar wat weinig te maken had met jû-no-kata.
Er circuleert een video van Itsutsu-no-kata waarbij de uitvoerenden bij de laatste beweging zo getimed opereren, dat je zou denken dat ze bijna versmelten. Indrukwekkend, maar helemaal verkeerd, omdat het een compleet misverstaan van dit kata uitdrukt. Het is als de westerling die vol enthousiasme het meest perfecte machinaal-gemaakte stuk porselein uitkiest, denkend dat dit overeenkomt met zijn idealen van esthetiek, terwijl hij in werkelijkheid volledig onkundig is van wabi en sabi, die deel uitmaken van de echte esthetiek.”
We moeten iets proberen te begrijpen van Japanse esthetiek. Wij denken bij schoonheid al snel aan perfectie. Iets is perfect als er geen enkel gebrek aan is. De kata-kampioenschappen streven naar foutloze performances. Zo wordt ook gekeken naar hoe ik op mijn simpele niveau kata doe, als ik dat doe. Maak ik fouten? Zo ja, dan doe ik het ‘niet goed’.

Zo kijken we ook naar kunst. Muziek mag geen valse toon bevatten. Schilderijen die de werkelijkheid net zo weergeven als een foto volgens strenge regels van compositie. Een oude postzegel die ‘postfris’ moet zijn, ongebruikt, ongeschonden, geen karteltje er af. Net als groente en fruit wat wordt doorgedraaid als er een spikkeltje op zit.

Is foutloos ‘mooi’?

Het zal u verbazen: Een echte Japanner denkt van niet…

Wij kunnen niet in de huid van een Japanner kruipen, zeker niet omdat Japan diep doordrongen is van de Shinto-religie en het Japanse Boeddhisme. Twee elementen zijn daarbij van enorm belang om enigszins te verstaan.

1) Natuur
2) Wording

Het natuurlijke vinden we ook terug in het element ‘jû’ van het judo, en in alle beelden van water, de manier waarop we het lichaam laten bewegen. Maar Japanners als zodanig leven in balans met de elementen en voelen zich één met de wereld en de ziel van alles. Hun hele symboliek is daarop gebaseerd. Een kunstmatige scheiding tussen de mens, zijn denken en de wereld om hen heen, kennen zij niet op die manier. De aanvaarding van het leven in alle facetten is sterker dan het alles in-de-hand willen houden.

Ukemi is als principe dan ook belangrijker dan we denken: het is een overgave aan de natuur, waarmee niet eens de natuurwetten van Newton bedoeld worden. Het typisch-Japanse bewonderen van landschappen (bijv. de berg Fuji) is ook zo’n uitdrukking van de eenheid van land, mens en natuur.

Daarnaast is het typisch boeddhistisch om niet statisch te denken. Alles evolueert. Van een toestand van niets naar een nieuwe fase, die niet leeg is, maar vol mogelijkheden. Onze rechte tijdlijn van geboorte naar dood en verval, als zou dat een degeneratie betekenen, kennen ze niet. Het hele element traditie en het beleven van voor- en nageslacht laat een hele andere dynamiek zien dan de onze. Fasen en tijden gaan in elkaar over, en het respect voor wat je krijgt en geeft is diep verankerd in de mens.

Het derde judoprincipe, jiko no kansei, bevat het streven naar perfectie: 完成 / kansei waarbij het eerste kanji: 完 / kan (perfect, volmaakt) dus een hele andere betekenis heeft dan wij in het Westen denken, terwijl 成 /sei (worden) een typisch boeddhistische betekenis kan hebben. Het is een ontwikkeling, een streven, een proces, een weg… ja, het element van de do 道 / de weg past bij een bepaalde manier van denken over wat perfect is. Het beste is: op weg zijn, niet het einddoel op zich.

Als je zó kijkt naar kata, dan voel je al aan waar het heen gaat. Kijken wij wel met de goede bril naar kata? Het moet zogenaamd perfect. Een perfecte ippon. Wat niet perfect is, is niet goed. Is niet mooi genoeg. Dat keuren we af. Klopt dat?

Daarom oefenen we net zo lang tot we denken helemaal te harmoniëren als tori en uke. Perfecte timing. Perfecte stapjes. Elke techniek honderd keer exact zo kunnen herhalen. Een tien halen… Is dat niet té perfect willen zijn… Perfectionistische kata is echter geen kata meer.

Een Japanner kan niet begrijpen wat we daar nou zo mooi aan vinden. En… het is volgens mij ook geen judo, als we tenminste blijven accepteren dat judo Japans is. En dat we het echte begrip van het judo niet kunnen hebben zonder er met Japanse ogen naar te kijken. Het zit al in het woord ‘jû’en ‘dô’ besloten. Wat geen weg meer is (met vallen en opstaan) is geen ‘dô’ meer en wordt dus statisch en dus geen ‘jû’ meer…

Wabi Sabi

Wabi Sabi (侘寂) is een centraal begrip in de Japanse esthetiek. Het wordt wel beschreven met 'vergankelijkheid, onvolmaaktheid, eenvoud, nederigheid, oprechtheid, harmonie, zuiverheid, rust, tevredenheid', maar dat zegt op zich niet alles.

Als je het letterlijk wilt vertalen kom je nog het dichtst bij “oud en versleten”. Uitdrukking van het idee van vergankelijkheid, onvolmaaktheid, onvolledigheid. Wij zouden plat zeggen: ware schoonheid bevat schoonheidsfouten.

Het is een concept dat mede voortkomt uit het Boeddhisme, waarbij de drie kenmerken van het bestaan zijn: vergankelijkheid, lijden en het afwezig zijn van het ego. De esthetische wabi-sabi heeft dus altijd iets van asymmetrie, ruwheid, eenvoud, bescheidenheid, intimiteit, en hebben in ieder geval iets van het natuurlijke in zich. Juist in onze perfectionistische maatschappij, wordt dit Japanse concept veel gewaardeerd als een soort ‘alternatieve’ houding die je geestelijke gezondheid ten goede komt. Voor al die mensen die gek en onrustig worden van de veeleisendheid van dat ‘perfecte leven’. Vandaar dat je bij Bol wel 18 boeken over wabi-sabi kunt kopen.

Toch kost het ons moeite om het goed te begrijpen. Want hoe kun je nou iets mooi vinden wat niet helemaal áf is? Hoewel we allemaal weten dat de natuur zo is, blijven wij maar polijsten. Onze wereld laat zich niet plooien langs rechte lijnen, maar langs breukvlakken. Nederlanders denken dat ons land plat is en dat we rechte dijken kunnen maken, maar we zouden moeten weten dat beken en rivieren zich meanderend een weg zoeken en dat de zee onze grillige kustlijn zelf heeft ontworpen. Japanners vinden die natuurlijke schoonheid het mooiste, en als ze zelf iets maken, zoeken ze naar een weergave van die zelfde diepe schoonheid. Omdat ze één willen zijn met die natuur. Omdat ze er deel van uit maken en het niet beter willen weten dan het leven zelf.

Aangezien wabi sabi oorspronkelijk ook te maken heeft met de schoonheid van iets wat geleefd heeft, oud geworden is door het gebruik, wat mooi wordt door slijtage, past het ook naadloos in het denken over respect voor tradities en ouderdom van de mens. Het idee dat je iets nieuws maakt en het oude weggooit, past niet bij Japan. Het judo heeft heel veel wabi-sabi in zich van het oude jujutsu. Kano waardeerde die elementen, ook al waren ze niet perfect.

Als we dan kijken naar kata en denken aan wabi-sabi, dan moeten we waarschijnlijk definitief afrekenen met de on-Japanse idee dat een perfecte kata foutloos zou moeten zijn. Het gaat niet om vaste normen, het gaat om een natuurlijke beweging in voorgeschreven handelingen, een harmonie die in alles rekening houdt met de personen die het doen – de judoka – die geen van beiden perfect zijn als mens en als judoka. Kata is in die zin altijd een oefening, een leermoment, een stap op een weg naar een perfectie die men nooit bereikt, en die men ook niet zo wil bereiken.

Ik gooi nu daarom de knuppel in het hoenderhok van de kata-competitie: volgens deze Japanse principes is de schoonheid van een kata niet in punten uit te drukken. Het leven zelf drukt zich uit, en daarvoor geven we geen punten.

Keiko Fukuda-sensei
Ik hoop u iets zinnigs te vertellen over de Japanse esthetiek. Mijn gevoel zegt dat ik er redelijk dichtbij zit. Om het echt te begrijpen, moeten we maar eens gaan mediteren bij een bonsai boompje. Wat een eeuwigheid doet zo’n ding er over om zo’n lelijke en grillige vorm te krijgen. Wat een engelengeduld. De mens wil het ding helemaal niet perfect hebben. Het is een verknipt ding. Of misschien moeten we maar eens kijken naar een gewone boom. Geen takje zit symmetrisch. Maar wat is zij mooi! Geen mens maakt het na! Of kijk gewoon in de spiegel. Man, wat je daar ziet! Mijn neus zit ergens tussen mijn oren, maar verder is het één ongeordend gedoe, vol rimpels, kloven en littekens van vergankelijkheid. Ja, als ik in de natuur heb gewerkt, zitten mijn handen vol en wondjes. Maar wat zijn de handen van boeren en handwerkers mooi! Veel mooier dan de gemanicuurde handen van een mannequin! En zo kan ik doorgaan. Wabi sabi. Ik kijk maar naar een Keiko Fukuda-sensei. Zij is een oude rimpelige vrouw, kan geen nage no kata meer maken. Maar elke beweging die ze maakt is gracieus, waardig. Schoonheid door ouderdom. Een echte judoka, gerijpt door het leven. Oud en versleten. Maar zo mooi! Wabi sabi.

Wie kan voor al die dingen nou punten geven?

Misschien wordt het mooiste kata wel gedaan door judoka die de zeventig gepasseerd zijn. Of G-judoka. Als de imperfectie van het leven zich kan uitdrukken in voorgeschreven vormen, mooier dan de lichaamsbewegingen van jonge goden. Wabi sabi.

De zee is een archetypisch beeld van judo en schoonheid. Jigoro Kano was gefascineerd door het beeld van water. Tokio Hirano was helemaal bezeten van golfbewegingen. Waarom? Waarom maakte Hirano een kata van golven (nanatsu no kata)?

Vanuit de Boeddhistische spirit is de zee als het ware een gegeven dat reflecteert dat alles uit elkaar voortkomt. In de zee is alles mogelijk, elke beweging, de werking van alle elementen. Golven komen op uit de zee en hebben een schoonheid en tegelijk een verwoestende kracht. Een golf komt op uit de zee, en keert er in terug, het is als het ware een eeuwige beweging, een cyclus. Er bestaan ook geen perfecte golven, een golf is nooit voltooid, zelfs niet als hij piekt. Daarmee is de zee een beeld van de natuur als een dynamisch geheel dat we alleen met waardering kunnen bekijken. Ja, in al zijn woeste ongeordendheid, zijn gebrokenheid, zijn tijdelijkheid, is een golf pure schoonheid! Een van de beroemdste Japanse kunstwerken is dan ook niet voor niets The Breaking Wave Off Kanagawa van Katsu-shika Hokusai (1760-1849), met op de achtergrond de berg Fuji.

Wat is dus het toppunt van schoonheid? Een kata die beweegt en vloeit als een golf, vol grilligheid en energie? Vol dynamiek?

Maar doen wij zo kata?

Nee. de uitvoeringen zijn soms zo statisch dood en formeel als het maar zijn kan …
Hoewel ik van kata houd, houd ik er soms ook weer niet van. Ik heb alleen een beetje ervaring met Nage no Kata en Katame no kata, maar vooral bij het eerste kata heb ik soms het gevoel alleen iets te doen volgens het boekje - terwijl Peter en Tjeerd vorig jaar op deze cursus zeiden: het moet je eigen kata worden. Maar het voelt desondanks alsof je eigenlijk – sorry – tóch geen levensecht judo aan het doen bent. Ik mis de dynamiek, en ik mis dus datgene wat ons brengt tot de echte schoonheid van het kata.
Wat is kata eigenlijk?

De expert die ik al eerder citeerde bij het verhaal over schoonheid zei vorig jaar op een van de judofora:

"Laten we kata doen!" "Je probeert me te slaan met een oi-zuki [een rechte stomp, m.], en ik zal naar links stappen, mijn hoofd naast dat van jou brengen en dan zachtjes in je oor blazen". We hebben nu vastgesteld wat we zullen gaan doen. Dat is dus anders dan wanneer ik hetzelfde doe zonder eerst uit te leggen wat je gaat doen en hoe ik ga antwoorden. Daarom is het voorbeeld dat ik geef ‘kata’, en dat is verschillend van een spontane (un-scripted) versie, wat randori is. Dit is kata in zijn bredere betekenis. Voor een Japanner is dit het woord 'kata' (形) zoals het wordt gebruikt voor een bepaald soort activiteit. Het is niet eens beperkt tot deze betekenis, want kata heeft veel betekenissen, en de meeste hebben wel te maken met een model of vorm, maar niet allemaal. 'Kata' is bijvoorbeeld ook één van de kanten van een oude Japanse munt. (…)

Daarnaast wordt in jûdô, kata gebruikt in een striktere betekenis, verwijzend naar de grammaticale regels van het jûdô, namelijk: series van zorgvuldig voorgeschreven oefeningen welke door Jigorô Kanô werden vastgesteld. 'Vastgesteld’ (established) of 'gemaakt’(founded) moet worden begrepen in de Chinese en Japanse betekenis. Dat verschilt van de betekenis die het woord in de westerse wereld heeft. In het historisch China/Japan betekent de term ‘auteurschap' (authoring) vaak meer ‘uitgeven’(editing) en ‘verzamelen’ (compiling). Met andere woorden, als we zeggen dat Jigorô Kanô iets heeft geschapen (created), wil dat niet zeggen dat het is zoals we in het Westen denken.

Hoe dan ook, als we kata aldus verstaan, betekent de strikte betekenis in jûdô, dat deze uitgeschreven oefeningen ofwel origineel door Kano werden gemaakt of geïmporteerd werden in het jûdô en vastgesteld als de grammatica van het jûdô. In die zin bestaat een kata ook uit kata. Zo bezien is uki-otoshi het eerste kata van nage-no-kata, welke het eerste randori-no-kata is. Met andere woorden: kata verwijst zowel naar de hele serie als naar elk van de afzonderlijke technieken. (…)
Vroeger werd kata niet uitgevoerd zoals tegenwoordig in de Kôdôkan, en derhalve bestond de scheiding tussen randori en kata zoals we die nu kennen, niet. Dat kan niet echt een verrassing zijn, aangezien velen onder ons vaak hun teleurstelling hebben uitgedrukt over hoe tegenwoordig Kôdôkan kata zijn verworden tot oppervlakkige nep-oefeningen. Velen drukken die teleurstelling uit door het te vergelijken met hoe de oude Butokukai sensei het deden. Als we nog wat verder teruggaan in de geschiedenis, was het verschil nog veel sterker en bestond de scheiding randori/kata helemaal niet zoals tegenwoordig. Om een voorbeeld te noemen: een van de grootste geheimen voor veel senior jûdôka is, dat ze niet snappen hoe Kitô-ryû jûjutsu (sommige takken althans) slechts 21 kata heeft – en verder niks doet. Hoe kan je jezelf nou verdedigen met zoiets? Nou, die kata werden totaal niet uitgevoerd zoals de Kôdôkan nu doet. Ze werden gedaan op een manier die we ‘midare-dori’ noemen, en dat is de voorloper van het randori wat we tegenwoordig kennen. Het betekent dat de tegenstanders in de kata echt tegenstand gaven en vochten om niet geworpen te worden. Met andere woorden, deze kata in hun originele vorm beoefenen, was net zo serieus als randori. Dit zie je nog steeds in de oudste jûdô kata die nooit veranderd werd, alleen wat bijgeschaafd. Dat is gô-no-kata die wordt gedaan met hevige tegenstand, waarbij de mensen alle kracht gebruiken om de actie van de ander te weerstaan.

In jûdô zijn deze manieren ontwikkeld tot ‘zoetere’ oefeningen, waarschijnlijk vanwege Kanô's nadruk op opvoeding, vriendelijkheid (gentleness) en het beste gebruik van energie, hoewel zelfs Kanô nooit had kunnen bedenken dat op een dag mensen sommige kata helemaal nep (fake) zouden doen, niet eens meer geworpen worden, en gewoon zelf op de grond gaan zitten zoals we nu vaak zien in de huidige Kôdôkan versies van sommige kata, vooral Koshiki-no-kata.”

Tegenstelling tussen randori en kata?

Nee, er zou geen tegenstelling mogen bestaan tussen beide. Uit het verhaal van de expert wordt duidelijk dat het judo volgens Kano gewoon bestaat uit twee facetten:

-- Voorgeschreven technische modellen – en dat is allemaal kata.
-- Spontaan judo met dezelfde technieken – en dat is allemaal randori.

Zo simpel is het eigenlijk.

Waarom toch van randori een soort free-fight maken, waarbij we weliswaar ‘spontaan’ doen en er geen technisch spel meer van maken, maar een wedstrijdje? Het verschil tussen technisch spel en wedstrijd hoef ik niet uit te leggen (hoop ik). Het eerste gaat over twee partners die mét elkaar werken, het laatste over twee mensen die tégen elkaar vechten. Zo simpel is het. Het eerste maakt vrij en vrienden, het tweede maakt onvrij en tegenstanders van elkaar.

Waarom dan toch van kata een soort strak vormenspel maken, een aantal series afwerken, waarbij de details belangrijker zijn dan de verhaallijn (van elke afzonderlijke techniek en het kata als geheel), de stapjes belangrijker zijn dan de totale beweging, de regeltjes belangrijker dan de judoka die het doen? Waarom niet snappen dat iedere vorm van voorgeschreven (scripted) techniek, of het nu uchi komi, of het oefenen van combinaties, allemaal in de categorie ‘kata’ vallen?

Waarom toch randori en kata tot twee verschillende vormen van judo maken, waarbij randori sommigen gaat tegenstaan omdat het te wild is, en kata gaat tegenstaan omdat het te mak is? Terwijl zeker de randori-no-kata (nage- en katame no kata) dus oorspronkelijk veel meer de power van het randori in zich droegen en dus niets zouden moeten hebben van een gestileerde na-aperij van een of andere Kodokan sensei op een dvd. Terwijl randori niet zo’n soort mini-competitie zou moeten zijn, maar… een vrije toepassing van diezelfde dynamische en krachtige technieken die in kata worden geoefend in een ‘scripted’ vorm.

Wat ook betekent dat in het kata de dynamiek van randori een plaats zou moeten hebben. Een aanval is een échte aanval, een worp is een échte worp. Tori en uke weten allebei wat ze moeten doen, want de techniek is ‘voorgeschreven’. Maar meer dan dat weten ze niet. Beentje zus, voetje zo? Hmmm… energie laten stromen en één worden, daar gaat het dacht ik om. Al is er dan een groot verschil tussen het 'harmoniëren' van de kracht tegenover het 'weerstaan' van de kracht.

Wat dus betekent dat in kata en randori dezelfde harmonie en zachtmoedigheid zou moeten overheersen, het gevoel van ‘ju’ en dus de balans tussen weerstand en meegeven. Wat uiteraard betekent dat randori en kata geen van beide competitie worden, maar partnerschap. Pas dan wordt het mooi!

Om dit te oefenen, zou men – het is maar een idee – eens kunnen beginnen op de danexamens het nage no kata te ‘shuffelen’. Eerst de series laten zien zoals ze in het boekje staan, en dan de technieken op afroep in willekeurige volgorde, links of rechts. Probeer dat maar eens: Uki Otoshi rechts – Ura Nage links – Uchi mata rechts – Kata Guruma links – Tomoe Nage links. Of gooi er maar eens een techniek doorheen die niet in het nage no kata voorkomt! Haha, zoiets kúnnen judoka misschien helemaal niet, althans niet braaf-correct zoals de kata-jury wil zien! En daarna de technieken in randori-vorm, dus zonder de stappen- en buigingsprotocollen, maar op afroep en met meegeven/weerstaan, in dynamische beweging. Als het góed zou zijn, zouden tori en uke in alle gevallen exact dezélfde judotechnieken laten zien… maar wat denken we wat het wordt?

Zolang dit niet zo gebeurt, blijft de kloof tussen kata en randori. Blijft de dwaze situatie bestaan dat judoka lekker kunnen vechten zonder de grammatica te kennen. Blijft het kata ‘dood’ en randori ‘op leven en dood’. Als we echte vooruitgang willen boeken, zouden alle judoka even veel moeten houden van kata en randori. Omdat beide exact hetzelfde judo zou zijn, met alleen de betrekkelijke vrijheid als verschil. Zoiets…

Terug naar de schoonheid

Het terugvinden van de juiste balans tussen kata en randori is de sleutel om ook mooie kata te krijgen, denk ik. Op het moment dat we bij de voorschreven oefening de nadruk leggen op het judo en de judoka die het uitoefent, en niet kijken of het helemaal perfect is, dan krijgt het kata zijn dynamiek weer terug. Nu zitten we – sorry, experts alhier – vaak erg veel te letten of het voetje exact zus of zo staat. Natuurlijk, die voetposities zeggen iets over de manier van het begrip van de principes, en men kan zo zien of iemand de techniek snapt. Maar dat zie je in randori ook, en daar gaat datzelfde judo volledig op in het gevoel.

Het klinkt gewaagd misschien, maar goede randori heeft veel meer schoonheid in zich dan kata. Als het tenminste geen eenzijdig wedstrijdjudo wordt waarbij afhouden en strategie belangrijker is dan mooie techniek. Mooie techniek. Ja…

Mooie techniek. Wat is dat dus? Dat is een techniek waarbij de judoka elkaar zo aanvoelen dat ze met elkaar harmoniëren. Waarbij ze de principes snappen zoals de kata-grammatica ze voorschrijft. Maar waarbij het model zo vloeiend en dynamisch wordt dat de judoka niet meer letten op de vorm maar alleen nog op de inhoud.

Waarbij er geen punt te geven is voor de precisie, maar voor het samenspel. Waarbij beweging misschien wel eens woest en grillig mag zijn als de mooiste schuimbekkende golven van de zee, vol energie. Waarbij volmaaktheid niet zit in de lineaal waarover men werpt, maar waarin de beide judoka ieder hun eigen persoonlijke volmaaktheid vinden in hun eigen natuurlijk-worden.

En in dat natuurlijk-worden, getekend door het leven, kunnen twee stokoude judoka, die in het dagelijks leven bijna een rollator nodig hebben, misschien wel de mooiste kata van de wereld laten zien. Omdat ze zelf wabi-sabi zijn, misschien in onze ogen bijna versleten mensen, maar in hun judo zo totaal zichzelf, dat ze in hun kata niet alleen uitdrukking geven van begrip, maar vooral van het leven op de weg. Die zelf de weg van de natuur zijn gegaan, in hun lichaam en ziel. Dát is mooi!

Wat jammer dat Keiko Fukuda (foto rechts) niet hier is, dan kon zij ‘prefect’ laten zien wat ik bedoel.

3 opmerkingen:

  1. Een uitermate helder verhaal wat je hier hebt neergezet. Ben erg benieuwd hoe het ontvangen is in Amsterdam.

    Groetjes,
    Cees

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Het was inderdaad een helder verhaal Mitesco. Qua inhoud uiteraard precies wat ik van tevoren al gedacht had. Niet iedereen was het helemaal met je eens heb ik begrepen, maar je algemene strekking werd breed gedragen. Sterker nog, het publiek dat je hier voor je had, is sowieso ( grotendeels ) al overtuigd van het fenomeen dat je beschrijft. Dat komt tijdens de cursus uitgebreid aan bod. De inhoud wordt van lieverlee veel belangrijker dan de vorm. Ook op zondag werd daar in een toespraak door Joop Pauwel uitgebreid op gewezen.

    Zelf vond ik het mooiste voorbeeld hiervan, de instructie van het nage no kata. Hier waren de grootste concurrenten van Tjeerd en Peter namelijk ook bij aanwezig ( zonder dat zij dat van te voren wisten ), en meermalen hebben ze hen naar voren geroepen om ons te laten zien hoe verschillend de uitvoeringen zijn. Dit had ik een paar jaar geleden echt niet kunnen denken....

    We zijn dus op de goede weg als je het mij vraagt!


    En volgend jaar gewoon meedoen he!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ik zou Shiai toch ook een bouwsteen willen noemen;-). Jammer dat ik je live-verhaal vrijdag heb moeten missen, maar geweldig dat je je verhaal zo beschikbaar stelt.

    BeantwoordenVerwijderen