zondag 29 juli 2012

Osaekomi-waza 押込技: geen ontsnappen mogelijk?

Een tijd lang heb ik gemeend, zoals dat ook vaak op de Judofora is gezegd, dat als een houdgreep, een van de osaekomi-waza, écht zít, er niet aan te ontkomen is. Aangezien ik nu erg bezig ben met katame-waza vanwege mijn trainingen in katame no kata, ben ik meer met deze vraag bezig dan anders. Interessant!

Het Japanse 押込技 (osaekomi-waza) bestaat uit drie kanji. Osae = drukken; komi 込 = bijeenhouden  waza 技 = techniek. Het is een onderdeel van de katame-waza, 固技. In het kanji katame zie je al meteen aan het omsloten karakter zelf, dat het betekent: controleren, opsluiten, zorgen dat de ander niet meer kan bewegen en/of ontsnappen. Het Engelse woord in het worstelen ‘pinning technique’ is niet eens zou slecht gekozen. No escape. Iemand wordt vast gecontroleerd, zodat hij hetzij geen lucht/bloedtoevoer meer krijgt (shime-waza), zijn armen of benen niet meer kunnen bewegen zonder te breken (kansetsu-waza) of dat zijn hele lichaam niet meer kan bewegen, de osaekomi-waza dus.


Nu is de stelling dat er aan een houdgreep niet te ontsnappen is, onhoudbaar. Want dat hangt af van een paar dingen. En dat zijn niet alleen de toepassingen van de techniek, maar ook : kracht én… de hardheid van het oppervlak.

Kracht

Het is duidelijk dat iemand die beresterk is, zich kan bevrijden uit een houdgreep van iemand die beduidend minder sterk is. Daarbij moeten we niet alleen denken aan spierkracht, maar ook aan gewicht. In het judo zijn altijd de natuurkundige wetten van toepassing, en dus ook en vooral die van Newton en de zwaartekracht. Iemand van 100 kilo die iemand van 50 kilo tegen de mat drukt, drukt veel harder, ook al heeft hij geen getrainde spieren. De judoka van 50 kilo kan zich alleen bevrijden als hij met zijn lichaam die 100 kilo kan doen bewegen. Normaal gesproken zal hij die kracht nooit louter uit zijn armspieren kunnen halen; zelfs iemand die 100 kilo op de bank drukt, drukt die met zijn hele lichaam en vooral ook vanuit buik-en beenspieren. Vandaar dat bijna elke ontsnapping in katame-waza in principe de kracht van het hele lichaam zal gebruiken, net zoals de controle van tori niet alleen uit de armen komt, maar van zijn hele lichaam. Dat we dan ook spreken van drie- en vierpuntscontroles is terecht – en daarbij zijn twee controlepunten altijd de voeten en benen!

Daarbij is voor tori en uke het spel in het grondgevecht vooral een kwestie van onderlinge gewichtsverdeling, en dus… meer dan men soms denkt van het zwaartepunt in het lichaam. Hoe de judoka dus met zijn hara  weet om te gaan. Een goefend judoka verschuift bij elke ontsnappingspoging van uke zijn zwaartepunt zodanig, dat uke geen antwoord heeft op de druk van het gewicht op de plaats waar hij probeert te bewegen om zijn eigen zwaartepunt te optimaliseren. Daarbij zijn verplaatsingen van benen en voetpositie crucialer dan hoe hij zijn achterste beweegt.

Verder is het voor uke bij het kracht-zetten van belang alle hefboomfuncties optimaal te gebruiken, of samen te laten werken met een trekbeweging. Het bekendste voorbeeld daarvan is de ebi-beweging waarbij uke zich zo kan draaien onder tori dat hij kan wegdraaien, of zijn been als hefboom kan gebruiken, en in combinatie met bijvoorbeeld het trekken aan de obi, tori van zich af kan kantelen. Denk aan de ontsnapping met de been-hefboom bij yoko-shiho-gatame. Zonder ebi/hefboom zou uke tori nooit zo kunnen omtrekken, aangezien het zwaartepunt van tori zeker 30-40 cm verwijderd van uke plat op de mat ligt! Dus: lager dan uke, ver verwijderd, normaal niet te tillen met de armen alleen! Bij die typische ontsnapping zie je ook dat bij het normaal van belang is het zwaartepunt laag te houden – net als bij tachi-waza dus. Tegelijk: als uke’s zwaartepunt opeens omhoog kan komen, kan hij ‘bovenop’ tori komen.

Ontsnappingspogingen waarbij uke snel kan spartelen en aldus zijn zwaartepunt kan verplaatsen, zijn daarom vaak succesvol, zeker als uke met zijn zwaartepunt hoger kan komen dan dat van tori (‘bruggen’) en tori daarop niet adequaat reageert door zelf ook zijn zwaartepunt razendsnel omhoog te brengen en met de benen te controleren door nieuwe positie te kiezen.

Het geheim van controle in osaekomi-waza is dus de balans tussen zwaartepunt en beweging/veranderende gewichtsverdeling.

Als de armen van uke evenwel beduidend sterker zijn dan die van tori, is tori echter in het nadeel, Dat zie je bij ude-kansetsu-waza heel goed. Als een uke heel sterk is, kan hij de trekkende beweging van tori’s beide handen tegenhouden en overstrekking voorkómen. In dat geval kan tori alleen toeslaan als hij de kracht in zijn armen ‘verlengt’ door met zijn volle lichaamsgewicht te spelen. De kansetsu-waza in het katame no kata maken alle gebruik van dit mechanisme!

Matoppervlak

Wat nogal eens wordt vergeten, is de betekenis van het oppervlak waarop beide judoka vechten. Wij zijn gewend aan de standaard judo-tatami van 4 cm dik. Maar als er een andere mat wordt gebruikt, of de ondergrond van de tatami sterk meeveert, is er veel meer kracht nodig om uke te immobilseren, of anders gezegd: is het voor uke gemakkelijker een ebi-beweging te maken en zich te bevrijden. Iedereen herkent dat als je wel eens kinderen ziet stoeien op een bed/matras/bankstel/trampoline. Een hon-kesa-gatame is dan nog wel mogelijk omdat de nek dan met alle kracht wordt omklemd, maar een tate-shiho-gatame is een eitje voor een bevrijding, want uke kan zich op het verende oppervlak omkeren, of laten stuiteren. Anders gezegd: een tori kan met veel minder kracht een uke vastleggen op een zo hard mogelijke ondergrond. In een straatgevecht of op gras is een bevrijding daarom veel moeilijker, niet alleen omdat de ondergrond uke kan schaven!

Ademhaling

Tenslotte. Om kracht te kunnen zetten, moet een judoka voldoende zuurstoftoevoer hebben in zijn lichaam. De longen moeten die zuurstof leveren en daarom moet de ademhaling vrij zijn. Als bij shime-waza de zuurstoftoevoer naar de hersenen wordt afgesneden volgt snel bewusteloosheid en dan verslappen alle spieren. Bij osaekomi-waza gaat dat langzamer, maar een goede houdgreep kan zoveel druk leggen op de hals dat het bijna een verwurging wordt (kata gatame, en sankaku-houdgrepen) en als tori uke’s borstkas maar plat genoeg kan drukken (zoals bij mune gatame ofwel kuzure yoko shiho gatame, een goed zittende kesa gatame waarbij uke’s hand strak onder tori’s oksel wordt getrokken, of kuzure kami shiho gatame), is er ook weinig mogelijkheid tot diepe ademhaling meer over. Ook al zou uke normaal sterk genoeg zijn, op dat moment zal hij die kracht niet kunnen geven omdat het tekort aan zuurstof hem te slap maakt. Laat de sterkste judoka in de fitness maar eens proberen zijn normale gewicht te drukken als een andere judoka op zijn borst/buik gaat zitten… dan weet je wat het verschil is. Op die manier zijn 25 seconden in shiai geen probleem voor tori, uke zal langzaam rood aanlopen. Zelfs is het mogelijk dat hij het zó benauwd krijgt dat hij moet aftikken. De kracht en de hardheid van de tatami maken dan het verschil in hoeverre uke nog een kans heeft of niet. Deze factoren maken het ‘osae’ in het judo effectief of niet, of uke geperst wordt of ontkomt…

1 opmerking:

  1. Zéér interessante blog Mitesco! Maar bij Kesa Katame is het niet alleen "platdrukken" van de borstkas. Het beste resultaat verkrijg je, als je de houdgreep "indraait". Dus al drukkend met je body in de tegenstander draaien van onder zijn borstkas uit. Je perst daarmee de lucht uit zijn longen die er nog inzit, en voorkomt direct het inademen van nieuwe lucht. Als je die techniek beheerst, maak je van de Kesa Katame een zeer beroerde houdgreep voor degene die aan het ontvangende eind zit. Die iemand zal moeite krijgen met ademen en geen adem meer hebben om het lang vol te houden. Ook het inzetten van de houdgrepen is belangrijk voor het uiteindelijke resultaat!

    BeantwoordenVerwijderen