zondag 22 april 2012

Esthetiek en Kata (3) Wabi Sabi

Wabi Sabi (侘寂) is een centraal begrip in de Japanse esthetiek. Het wordt wel beschreven met 'vergankelijkheid, onvolmaaktheid, eenvoud, nederigheid, oprechtheid, harmonie, zuiverheid, rust, tevredenheid', maar dat zegt op zich niet alles.

Als je het letterlijk wilt vertalen kom je nog het dichtst bij “oud en versleten”. Hmmm… echt? Uitdrukking van het idee van vergankelijkheid, onvolmaaktheid, onvolledigheid. Wij zouden plat zeggen: ware schoonheid bevat schoonheidsfouten.

Het is een concept dat mede voortkomt uit het Boeddhisme, waarbij de drie kenmerken van het bestaan (三法印 / sanbōin) zijn: vergankelijkheid, lijden (dukkha) en het afwezig zijn van het ego (sunyata). De esthetische wabi-sabi heeft dus altijd iets van asymmetrie, ruwheid, eenvoud, bescheidenheid, intimiteit, en hebben in ieder geval iets van het natuurlijke in zich. Juist in onze perfectionistische maatschappij, wordt dit Japanse concept veel gewaardeerd als een soort ‘alternatieve’ houding die je geestelijke gezondheid ten goede komt. Voor al die mensen die gek en onrustig worden van de veeleisendheid van dat ‘perfecte leven’. Vandaar dat je bij Bol wel 18 boeken over wabi-sabi kunt kopen, waarvan ook het meest toonaangevende boek van Leonard Koren “Wabi-Sabi: voor Kunstenaars, Ontwerpers, Dichters en Filosofen”.

Toch kost het ons moeite om het goed te begrijpen. Want hoe kun je nou iets mooi vinden wat niet helemaal áf is? Hoewel we allemaal weten dat de natuur zo is, blijven wij maar polijsten. Onze wereld laat zich niet plooien langs rechte lijnen, maar langs breukvlakken. Nederlanders denken dat ons land plat is en dat we rechte dijken kunnen maken, maar we zouden moeten weten dat beken en rivieren zich meanderend een weg zoeken en dat de zee onze grillige kustlijn zelf heeft ontworpen. Japanners vinden die natuurlijke schoonheid de mooiste, en als ze zelf iets maken, zoeken ze naar een weergave van die zelfde diepe schoonheid. Omdat ze één willen zijn met die natuur. Omdat ze er deel van uit maken en het niet beter willen weten dan het leven zelf.
In de Zen filosofie zijn er dan ook zeven elementen van wabi sabi: Fukinsei: asymmetrie, irregulariteit; Kanso: eenvoud; Koko: basic, verweerd; Shizen: pretentieloos, natuurlijk (denk aan shizentai!) Yugen: subtiele diepe gratie, onvanzelfsprekendheid; Datsuzoku: onconventioneel, vrij; Seijaku: rustig.

Aangezien wabi sabi oorspronkelijk ook te maken heeft met de schoonheid van iets wat geleefd heeft, oud geworden is door het gebruik, wat mooi wordt door slijtage, past het ook naadloos in het denken over respect voor tradities en ouderdom van de mens. Het idee dat je iets nieuws maakt en het oude weggooit, past niet bij Japan. Het judo heeft heel veel wabi-sabi in zich van het oude jujutsu. Kano waardeerde die elementen, ook al waren ze niet perfect.

Als we dan kijken naar kata en denken aan wabi-sabi, dan moeten we waarschijnlijk definitief afrekenen met de on-Japanse idee dat een perfecte kata foutloos zou moeten zijn. Het gaat niet om vaste normen, het gaat om een natuurlijke beweging in voorgeschreven handelingen, een harmonie die in alles rekening houdt met de personen die het doen – de judoka – die geen van beiden perfect zijn als mens en als judoka. Kata is in die zin altijd een oefening, een leermoment, een stap op een weg naar een perfectie die men nooit bereikt, en die men ook niet zo wil bereiken. De schoonheid van een kata is niet in punten uit te drukken. Het leven zelf drukt zich uit, en daarvoor geven we geen punten.

Ik hoop iets te begrijpen van de Japanse esthetiek. Mijn gevoel zegt dat ik er redelijk dichtbij zit. Om het echt te begrijpen, moet ik maar eens gaan mediteren bij een bonsai boompje. Wat een eeuwigheid doet zo’n ding er over om zo’n lelijke en grillige vorm te krijgen. Wat een engelengeduld. De mens wil het ding helemaal niet perfect hebben. Het is een verknipt ding. Of misschien moet ik maar eens kijken naar een gewone boom. Geen takje zit symmetrisch. Maar wat is zij mooi! Geen mens maakt het na! Kijk naar de bloesem - mijn vorige blog over sakura. Of ik kijk gewoon in de spiegel. Man, wat ik daar zie! Mijn neus zit ergens tussen mijn oren, maar verder is het één ongeordend gedoe, vol sporen en littekens van vergankelijkheid. Ja, als ik in de natuur heb gewerkt, zitten mijn handen vol kloven en wondjes. Maar wat zijn de handen van boeren en handwerkers mooi! Veel mooier dan de gemanicuurde handen van een mannequin! En zo kan ik doorgaan. Wabi sabi. Ik kijk maar naar een Keiko Fukuda-sensei. Zij is een oude rimpelige vrouw, kan geen nage no kata meer maken. Maar elke beweging die ze maakt is gracieus, waardig. Schoonheid door ouderdom. Een echte judoka, gerijpt door het leven. Oud en versleten. Maar zo mooi! Wabi sabi.

Misschien wordt het mooiste kata wel gedaan door judoka die de zeventig gepasseerd zijn. Of G-judoka. Als de imperfectie van het leven zich kan uitdrukken in voorgeschreven vormen, mooier dan de lichaamsbewegingen van jonge goden. Wabi sabi.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten