zondag 29 april 2012

Esthetiek en Kata (4) de schoonheid van een golf

De zee is een archetypisch beeld van judo en schoonheid. Jigoro Kano was gefascineerd door het beeld van water. Tokio Hirano was helemaal bezeten van golfbewegingen. Waarom? Waarom maakte Hirano een kata van golven (nanatsu no kata)?

Vanuit de Boeddhistische spirit is de zee als het ware een gegeven dat reflecteert dat alles uit elkaar voortkomt. In de zee is alles mogelijk, elke beweging, de werking van alle elementen. Golven komen op uit de zee en hebben een schoonheid en tegelijk een verwoestende kracht. Een golf komt op uit de zee, en keert er in terug, het is als het ware een eeuwige beweging, een cyclus. Er bestaan ook geen perfecte golven, een golf is nooit voltooid, zelfs niet als hij piekt. Daarmee is de zee een beeld van de natuur als een dynamisch geheel dat we alleen met waardering kunnen bekijken. Ja, in al zijn woeste ongeordendheid, zijn gebrokenheid, zijn tijdelijkheid, is een golf pure schoonheid! Een van de beroemdste Japanse kunstwerken is dan ook niet voor niets The Breaking Wave Off Kanagawa van Katsushika Hokusai (1760-1849), met op de achtergrond de berg Fuji. (zie foto hieronder)


Een kata in judo zou diep in zichzelf dat type schoonheid moeten hebben. Niet te geraffineerd, maar vol dynamiek. Vol energie, zoals een golf. Eén voelen met de elementen en jezelf. De schoonheid van pure beweging… die zoveel balans heeft dat ze in zichzelf kan terugkeren.

Tokio Hirano heeft dat helemaal beleefd en begrepen. Wij begrijpen hem maar nauwelijks in ons statische westen. Zeker wij Nederlanders die stormvloedkeringen bouwen tegen de golven, ofschoon… wij zouden als geen ander moeten weten wat de effecten zijn van golven op een kust. Eigenlijk kénnen wij de natuur waarmee Hirano speelt, béter dan Japanners. Laten we deze blogserie verder uitbouwen met de schoonheid van Hirano’s kata. Door hemzelf uitgevoerd in 1986, zeven jaar voor zijn dood. Deze ruwe schoonheid… ik zou wensen dat we dát in onze kata zouden kunnen uitdrukken.




Deze golfbewegingen heb ik eerder overigens beschreven in een veelgelezen blog van april vorig jaar, toen het ging over kumikata. Een heel aantal dingen komt bij elkaar...

zaterdag 28 april 2012

Aanbevolen!

Zoals ik al eerder heb aangegeven in deze bijdrage, ik kan iedereen, zeker degenen die met interesse en plezier lezen over mijn regelmatige beschouwingen over kata en esthetiek, van harte aanbevelen de kans te grijpen. Het is uniek in ons land dat zulke bijeenkomsten worden gehouden!

woensdag 25 april 2012

Een vergeten kampioen

De afgelopen week is er veel te doen geweest over Willem Ruska, de man die eigenlijk Anton Geesink overtrof door op één Olympische Spelen in 1972 twee keer goud op zijn naam te schrijven, in de zwaargewicht én open klasse. Helaas voor hem was hij niet de eerste Nederlander die in het judo goud won op de Spelen - dat was Geesink acht jaar eerder - en bovendien op de 'verkeerde' Spelen, de vervloekte Spelen van 1972 waar de Palestijnse aanslag op de Israëlische ploeg het sportspektakel van de verbroedering, verknalde tot een spel van vijandschap en haat.

Ruska, die zo gedreven was om juist op díe Spelen (zijn laatste kans, dat wist hij) dubbel goud te halen, maakte dus de keuze om door te gaan, terwijl de linkse Nederlandse publieke opinie vond dat iedereen maar naar huis moest gaan - u weet wel, die tijd van PvdA-achtige symboolpolitiek waarvan Nederland soms nog steeds geen afscheid heeft genomen. Ruska ging toch judoën en dat werd hem nagedragen. Dat wil zeggen: hij werd er om genegeerd. Alsof zijn prestatie niet telde. Onbegrijpelijk dat hij bij thuiskomst geen tv-ploeg op Schiphol aantrof. De gemeente Amsterdam eerder alle marxistische 'vrijheidsstrijders' met een plein of openbaar gebouw, maar niet Ruska. Nee, Ruska was 'fout', alsof hij een NSB-er was geweest of zoiets. Nee, Ruska kon alleen maar terecht bij Zwarte Joop van Casa Rosso op de wallen, wat voor de media maar weer bewees dat het mannetje niet deugde. Zo kijken wij in Nederland naar mensen. Ze deugen of ze deugen niet. Deze Amsterdamse volksjongen kreeg niet de sympathie en werd niet het symbool wat de Utrechtse volksjongen eerder wel werd. Een tragische held eigenlijk, die zelfs nu nog bijna vergeten is.

Goed dat omroep Max de bal nu wel oppakt, vlak voor de nieuwe ´Spelen´ dit jaar. Beter laat dan nooit. Nu.nl doet het ook met een stevig opinie-artikel, steviger dan we van deze site gewend zijn. Terecht. Ruska verdient het om niet vergeten te worden... en de oproep aan de JBN om dat ook eens waar te maken is dan ook meer dan terecht.

Voor wie het nog eens wil zien, maken we het makkelijk: de hele uitzending is nog te bekijken hierrrr..



Wel moet ik persoonlijk opmerken dat ik de kritiek op Ruska's beslissing om door te gaan op de Spelen niet deel. Als ik de reportage zie, vind ik wel dat hij erg gedreven werd door de eer, wat ik me gezien zijn geschiedenis wel kan voorstellen. Een medaille als kroon op zijn persoon. Dat kan, en wie naar de Spelen gaat, weet dat de Coubertin ooit zei dat meedoen belangrijker is dan winnen, maar wie niet wil winnen doet ook niet echt mee. Zo is de wereld van competitiesport - wat ik daar persoonlijk van vind is genoegzaam bekend.

Maar in de geest van het judo was zijn keuze goed en verdedigbaar. Judo is door Kano bedoeld om mensen te verbroederen. Júist op díe Spelen, midden in de terreur en de haat van twee volken die alles verziekten, hadden de judoka een teken moeten zijn dat hun weg een weg van vrede is. Dat zou Kano ook hebben gewild. Denk ik. Ruska was niet de filosoof die daar zo diep over nadacht, maar daarmee is het niet minder waar natuurlijk.

Eén passage in de documentaire vind ik echt heel mooi. Dat is als Ruska zijn medaille tevoorschijn haalt en zegt waarom hij de achterkant mooier vindt dan de voorkant. Daar zien we even het hart van goud achter deze bonk spieren. Och arme, wat heeft deze man gezocht naar vriendschap en erkenning en wat triest dat hij het zo weinig heeft gekregen. Ja, een vergeten kampioen. Tijd dat hij even niet vergeten wordt...

zondag 22 april 2012

Esthetiek en Kata (3) Wabi Sabi

Wabi Sabi (侘寂) is een centraal begrip in de Japanse esthetiek. Het wordt wel beschreven met 'vergankelijkheid, onvolmaaktheid, eenvoud, nederigheid, oprechtheid, harmonie, zuiverheid, rust, tevredenheid', maar dat zegt op zich niet alles.

Als je het letterlijk wilt vertalen kom je nog het dichtst bij “oud en versleten”. Hmmm… echt? Uitdrukking van het idee van vergankelijkheid, onvolmaaktheid, onvolledigheid. Wij zouden plat zeggen: ware schoonheid bevat schoonheidsfouten.

Het is een concept dat mede voortkomt uit het Boeddhisme, waarbij de drie kenmerken van het bestaan (三法印 / sanbōin) zijn: vergankelijkheid, lijden (dukkha) en het afwezig zijn van het ego (sunyata). De esthetische wabi-sabi heeft dus altijd iets van asymmetrie, ruwheid, eenvoud, bescheidenheid, intimiteit, en hebben in ieder geval iets van het natuurlijke in zich. Juist in onze perfectionistische maatschappij, wordt dit Japanse concept veel gewaardeerd als een soort ‘alternatieve’ houding die je geestelijke gezondheid ten goede komt. Voor al die mensen die gek en onrustig worden van de veeleisendheid van dat ‘perfecte leven’. Vandaar dat je bij Bol wel 18 boeken over wabi-sabi kunt kopen, waarvan ook het meest toonaangevende boek van Leonard Koren “Wabi-Sabi: voor Kunstenaars, Ontwerpers, Dichters en Filosofen”.

Toch kost het ons moeite om het goed te begrijpen. Want hoe kun je nou iets mooi vinden wat niet helemaal áf is? Hoewel we allemaal weten dat de natuur zo is, blijven wij maar polijsten. Onze wereld laat zich niet plooien langs rechte lijnen, maar langs breukvlakken. Nederlanders denken dat ons land plat is en dat we rechte dijken kunnen maken, maar we zouden moeten weten dat beken en rivieren zich meanderend een weg zoeken en dat de zee onze grillige kustlijn zelf heeft ontworpen. Japanners vinden die natuurlijke schoonheid de mooiste, en als ze zelf iets maken, zoeken ze naar een weergave van die zelfde diepe schoonheid. Omdat ze één willen zijn met die natuur. Omdat ze er deel van uit maken en het niet beter willen weten dan het leven zelf.
In de Zen filosofie zijn er dan ook zeven elementen van wabi sabi: Fukinsei: asymmetrie, irregulariteit; Kanso: eenvoud; Koko: basic, verweerd; Shizen: pretentieloos, natuurlijk (denk aan shizentai!) Yugen: subtiele diepe gratie, onvanzelfsprekendheid; Datsuzoku: onconventioneel, vrij; Seijaku: rustig.

Aangezien wabi sabi oorspronkelijk ook te maken heeft met de schoonheid van iets wat geleefd heeft, oud geworden is door het gebruik, wat mooi wordt door slijtage, past het ook naadloos in het denken over respect voor tradities en ouderdom van de mens. Het idee dat je iets nieuws maakt en het oude weggooit, past niet bij Japan. Het judo heeft heel veel wabi-sabi in zich van het oude jujutsu. Kano waardeerde die elementen, ook al waren ze niet perfect.

Als we dan kijken naar kata en denken aan wabi-sabi, dan moeten we waarschijnlijk definitief afrekenen met de on-Japanse idee dat een perfecte kata foutloos zou moeten zijn. Het gaat niet om vaste normen, het gaat om een natuurlijke beweging in voorgeschreven handelingen, een harmonie die in alles rekening houdt met de personen die het doen – de judoka – die geen van beiden perfect zijn als mens en als judoka. Kata is in die zin altijd een oefening, een leermoment, een stap op een weg naar een perfectie die men nooit bereikt, en die men ook niet zo wil bereiken. De schoonheid van een kata is niet in punten uit te drukken. Het leven zelf drukt zich uit, en daarvoor geven we geen punten.

Ik hoop iets te begrijpen van de Japanse esthetiek. Mijn gevoel zegt dat ik er redelijk dichtbij zit. Om het echt te begrijpen, moet ik maar eens gaan mediteren bij een bonsai boompje. Wat een eeuwigheid doet zo’n ding er over om zo’n lelijke en grillige vorm te krijgen. Wat een engelengeduld. De mens wil het ding helemaal niet perfect hebben. Het is een verknipt ding. Of misschien moet ik maar eens kijken naar een gewone boom. Geen takje zit symmetrisch. Maar wat is zij mooi! Geen mens maakt het na! Kijk naar de bloesem - mijn vorige blog over sakura. Of ik kijk gewoon in de spiegel. Man, wat ik daar zie! Mijn neus zit ergens tussen mijn oren, maar verder is het één ongeordend gedoe, vol sporen en littekens van vergankelijkheid. Ja, als ik in de natuur heb gewerkt, zitten mijn handen vol kloven en wondjes. Maar wat zijn de handen van boeren en handwerkers mooi! Veel mooier dan de gemanicuurde handen van een mannequin! En zo kan ik doorgaan. Wabi sabi. Ik kijk maar naar een Keiko Fukuda-sensei. Zij is een oude rimpelige vrouw, kan geen nage no kata meer maken. Maar elke beweging die ze maakt is gracieus, waardig. Schoonheid door ouderdom. Een echte judoka, gerijpt door het leven. Oud en versleten. Maar zo mooi! Wabi sabi.

Misschien wordt het mooiste kata wel gedaan door judoka die de zeventig gepasseerd zijn. Of G-judoka. Als de imperfectie van het leven zich kan uitdrukken in voorgeschreven vormen, mooier dan de lichaamsbewegingen van jonge goden. Wabi sabi.

donderdag 19 april 2012

Sakura 桜


Nee, dit gaat niet over judo-waza. Het gaat over de gaven van leven en natuur. Rond mijn huis is het nu lente  - zie bijgaande foto. Nu las ik op een blog van Garr Reynolds  een prachtig stuk daarover, zeer inspirerend vanuit Japan en het denken van onder andere het aikido.
De prachtige en inspirerende kersenbloesem, de sakura (桜) staan nu in volle bloei in ons deel van Japan. De Japanse cultuur heeft een sterke verbinding met de natuur en veel elementen in de natuur hebben een diepe symboliek die verbonden is met Japan. Bijvoorbeeld, de pijnboom is eerbiedwaardig en diep geworteld. Bamboe [zie daarover een blog op 13 mei a.s., M.] is sterk en toch flexibel. De bloesem van de pruimenboom is elegant en toch winterhard. De bergstroom bereidt zijn eigen pad terwijl het zachtmoedig elk obstakel overwint. Zoals Morihei Ueshiba (O-sensei) zou zeggen: de natuur spreekt continu tegen ons, het is aan ons om te zien en te luisteren naar zijn lessen.
Kersenbloesem heeft een bepaalde betekenis voor de Japanners en dat gaat eeuwen terug. De sakura zijn belangrijke onderwerpen geweest voor kunstenaars van heden en verleden. Sakura is er maar een hele korte tijd in het vroege voorjaar en staat daarom als symbool voor het vergankelijke en kortstondige van de menselijke natuur. Zoals de sakura, is het leven. Mooi, bijzonder en toch ook breekbaar, niet blijvend en kort. Dat is simpelweg de natuur van de dingen. De sakura wordt geassocieerd met het idee van mono no aware (物の哀れ) wat verbonden is met de diepe gevoelens van een bepaalde gevoeligheid (en zelfs een zekere droefheid) met betrekking tot de betrekkelijkheid van de dingen. Het is een diepe persoonlijke emotie of een esthetiek die moeilijk te beschrijven is, maar die gevoeld kan worden als een opmerkelijke schoonheid opkomt en onze waarneming zegt hoe tijdelijk die is. De sakura herinnert ons er aan hoe mooi het leven kan zijn, en het laat ons waarderen wat we hebben, inclusief elk moment dat we beleven. Voor sommige mensen is de sakura alleen een mooi en kortstondige gift van de natuur. Voor anderen is ze elke lente een teken dat het hele leven kostbaar en kort is en dus niet verspild mag worden. De wonderschone aanblik is een teken om te focussen op wat belangrijk is en geen zorgen te hebben over wat oppervlakkig en niet-essentieel is.
Sakura is ook een symbool voor een nieuw begin en een verse start. De bloesems zijn een wonder om te zien, maar ze verdwijnen snel als ze op hun hoogtepunt zijn en vallen zacht op de grond bij een zuchtje wind. Ze vallen onder de takken waaraan ze geboren werden en hun heengaan symboliseert het begin van de lente, de warmere dagen en een nieuw begin. … Daarom is voor veel mensen de sakura ook een symbool voor het beginnen aan een nieuw hoofdstuk in hun leven, met nieuwe hoop en optimisme.

dinsdag 17 april 2012

Cliché maar wel leuk (2)


Veel vechtfilms zitten vol cliché's. Soms is het vreselijk slap geklets, maar deze 'lessen' van Rocky Balboa uit 1986 vind ik toch wel erg goed. Het zijn bijna oosterse levenslessen van een sensei, verpakt in stoere boksers-taal. Ik mag dit echter wel...
Laat me je iets vertellen wat je al weet. De wereld is niet alleen zonneschijn en regenbogen. Het is een zeer gemene en slechte plek om te zijn, en het maakt niet uit hoe taai je bent, het zal je slaan tot je op je knieën ligt en je zult daar blijven zitten als je het er bij laat zitten. Jou, mij, niemand gaat me zo hard slaan als het leven. Het gaat er niet om hoe hard je kunt slaan, het gaat er om hoe hard je kunt worden geslagen en toch nog door kunt gaan. Dat is het geheim van winnen. Nu, als je weet wat je waard bent, sta op en pak wat je waard bent! Maar je moet bereid zijn de klappen te krijgen en dan niet met vingers wijzen, en zeggen dat je niet bent gekomen waar je wilde omdat die of die of wie dan ook op je pad kwam! Dat doen lafaards en dat ben jij niet! Jij bent beter dan dat! 


zondag 15 april 2012

Esthetiek en Kata (2) Perfectie

Wat is nou de schoonheid van een authentieke kata? In het vorige blog (twee weken geleden) citeerde ik wat teksten van judoka die begrip hebben van de Japanse wortels en die zich dan ook hoofdschuddend afwenden van de dwaasheid die in de westerse, competitieve manier van het kijken naar mooie kata besloten ligt. Wat is er aan de hand?

We moeten iets proberen te begrijpen van Japanse esthetiek. Wij denken bij schoonheid al snel aan perfectie. Iets is perfect als er geen enkel gebrek aan is. De kata-kampioenschappen streven naar foutloze performances. Maar zo kijken we ook naar kunst. Muziek mag geen valse toon bevatten. Schilderijen die de werkelijkheid net zo weergeven als een foto volgens strenge regels van compositie. Een oude postzegel die ‘postfris’ moet zijn, ongebruikt, ongeschonden, geen karteltje er af. Net als groente en fruit wat wordt doorgedraaid als er een spikkeltje op zit. Is foutloos ‘mooi’? Een echte Japanner denkt van niet…

Wij kunnen niet in de huid van een Japanner kruipen, zeker niet omdat Japan diep doordrongen is van Shinto-religie en het Japanse Boeddhisme. Twee elementen zijn echter van enorm belang om enigszins te verstaan.
1) Natuur
2) Wording

Het natuurlijke vinden we ook terug in het element ‘jû’ van het judo, en in alle beelden van water, de manier waarop we het lichaam laten bewegen. Maar Japanners als zodanig leven in balans met de elementen en voelen zich één met de wereld en de ziel van alles. Hun hele symboliek is daarop gebaseerd - daarover nog meer blogs de komende tijd! Een kunstmatige scheiding tussen mens/denken en de wereld om hen heen, kennen zij niet op die manier. De aanvaarding van het leven in alle facetten is sterker dan het alles in-de-hand willen houden. Ukemi is als principe dan ook belangrijker dan we denken: het is een overgave aan de natuur, waarmee niet eens de natuurwetten van Newton bedoeld worden. Het typisch-Japanse bewonderen van landschappen (bijv. de berg Fuji) is ook zo’n uitdrukking van de eenheid van land, mens en natuur.

Daarnaast is het typisch boeddhistisch om niet statisch te denken. Alles evolueert. Van een toestand van niets naar een nieuwe fase, die niet leeg is, maar vol mogelijkheden. Onze rechte tijdlijn van geboorte naar dood en verval, als zou dat een degeneratie betekenen, kennen ze niet. Het hele element traditie en het beleven van voor- en nageslacht laat een hele andere dynamiek zien dan de onze. Fasen en tijden gaan in elkaar over, en het respect voor wat je krijgt en geeft is diep verankerd in de mens.

Het derde judoprincipe, jiko no kansei, bevat het streven naar perfectie: 完成 / kansei waarbij het eerste kanji: 完 / kan (perfect, volmaakt) dus een hele andere betekenis heeft dan wij in het Westen denken, terwijl 成 /sei (worden) een typisch boeddhistische betekenis kan hebben. Het is een ontwikkeling, een streven, een proces, een weg… ja, het element van de 道 / weg past bij een bepaalde manier van denken over wat perfect is. Het beste is: op weg zijn, niet het einddoel op zich. (Daarom ben ik ook Mitesco/和成 / wasei, een pelgrim die weet dat het gaan van de weg van wa een hele weg is!)

Mijn avatar, welke ik onlangs zelf geschilderd heb, drukt dan ook ´perfect´ (haha woordspeling) uit wat ik bedoel te zeggen. Ju / 柔 en /道 zijn eigenlijk synoniem met wa / 和 en sei /成.. Ju en wa zijn verwant, maar ook en sei… De eerste twee zijn het ideaal (kan / 完) en de laatste twee de weg er naar toe. Tsk, ben ik nou een halve boeddhist geworden?

Als je zó kijkt naar kata, dan voel je al aan waar het heen gaat. Wij kijken met de verkeerde bril naar kata. Het moet zogenaamd perfect. Net als een aikidotechniek in onze ogen perfect moet zijn. Of een perfecte ippon. Wat niet perfect is, is niet goed. Is niet mooi genoeg. Dat keuren we af. Klopt dat?

Daarom oefenen we net zo lang tot we denken helemaal te harmoniëren als tori en uke. Perfecte timing. Perfecte stapjes. Elke techniek honderd keer exact zo kunnen herhalen. Een tien halen… Té perfect willen zijn… Perfectionistische kata is echter geen kata meer.

Een Japanner kan niet begrijpen wat we daar nou zo mooi aan vinden. En… het is ook geen judo, als we tenminste blijven accepteren dat judo Japans is. En dat we het echte begrip van het judo niet kunnen hebben zonder er met Japanse ogen naar te kijken. Ach, het zit al in het woord ‘jû’en ‘dô’ besloten. Wat geen weg meer is (met vallen en opstaan) is geen ‘dô’ meer en wordt dus statisch en dus geen ‘jû’ meer…

donderdag 12 april 2012

Kappō waza

Nee, niet wéér een nieuwe judotechniek, hoewel?

Kappo (活法 kappō, een samentrekking van de twee kanji Katsu (levend maken) en Ho (methode)) is een serie judotechnieken voor gevorderden, namelijk degenen die weten wat het is om bij shime-waza niet tijdig af te kloppen, of die niet merkten dat hun arme uke aftikte...

Na effectieve shime-waza volgen kappo-waza, zoiets.

Het onderwerp interesseert me, ook omdat ik onze groep best vaak (en graag) uke ben voor jongere judoka die hun verwurgingen met iemand willen oefenen die níet meteen aangeeft dat niet te willen. Mij maakt het niet uit en ik vind het niet eng dus dan ben je snel hun uke. Ik weet uiteraard wél wanneer ik moet aftikken dus het is me (nog) nooit gebeurd dat ik k.o. ging, maar ja, je weet maar nooit. Bovendien wil je de oefenende tori leren hoe een verwurging werkt, en dus ga je niet meteen aftikken als hij/zij je hals aanraakt. In het geval dat ik uke zou zijn, hoop ik dat er judoka in onze groep zijn die weten wat ze doen. Want een judoka die bewusteloos raakt in een verwurging, heeft volgens de kenners een fijne droom (dat zegt men dus) maar het is ook fijn als je er weer uit wakker wordt, en de kenners zeggen tevens dat dit niet automatisch gebeurt. 

Gevaarlijke technieken?

Shime-waza zijn niet gevaarlijk als de betrokkenen weten wat ze doen (en laten) maar uiteraard is er altijd een bepaald risico aanwezig. Het hoofd krijgt even geen zuurstof en bloed-doorstroming. In principe is het net zo gevaarlijk als een kleine hartritmestoornis (waarvan ik wél weet hoe het voelt).  Bewusteloosheid in een verwurging is gevaarlijk als de uke een propje in de bloedbaan zou hebben wat losschiet als de stroming weer op gang komt. Dat is gevaarlijk als de uke een latent ritmeprobleem heeft. Dat kan met name in shiai een probleem zijn als de uke al uitgeput zou zijn en minder zuurstof in het bloed heeft, maar wel veel afvalstoffen. Omstandigheden spelen een rol, maar laten we eerlijk zijn: dat geldt voor bijna elke judo-techniek wel. Ik voel mezelf best safe, aangezien ik anti-stollingsmiddelen en hartritme-medicijnen slik, waardoor de kans op een onverwacht infarct of stoornis feitelijk veel minder is.  Maar toch... 

Daarom hoop ik dat veel gevorderde judoka bijgaand filmpje bekijken: 


De kappo-waza in het filmpje schijnen ook nog een naam te hebben: Eri-katsu, Sasoi-katsu, en Kikai-katsu of Sô-katsu.

Een van de beroemdste voorbeelden van kappo-waza in de praktijk, is Isao Okano, tijdens de kwartfinale van de Tokyo Olympics in 1964, waar hij de Fransman Lionel Grossain verraste met een mooie verwurging. Maar hij kende ook zijn kappo-waza zo te zien...


Oefenen

Je kunt deze waza ook oefenen uiteraard, al zal de gemiddelde judoclub dit niet doen en al helemaal niet bij minderjarigen. En vind maar eens vrijwilligers die uke willen zijn, haha!

PTNippon zegt op het Judoforum (29 maart 2012):
Ik was een heel aantal jaren geleden bij een kappo clinic die door Dr. Ashida werd gegeven. Het was erg interessant en informatief. Wat grappig was, het was alleen open voor yudansha, ik denk dat je minstens sandan moest zijn. We wurgden elkaar allemaal bewusteloos en ik was verbaasd hoe veel zwarte banden nog nooit K.O. waren gewurgd. Ik was al een paar keer onderuit gegaan tijdens randori en shiai, dus ik was er wel aan gewend.  Ik denk zelf dat het allemaal niet zo'n punt is, zolang iemand maar weet hoe hij je weer moet terughalen.
Ik zie kappo-waza daarom een beetje als eerste-hulp oefeningen, of de brandweer. Je hoopt het nooit nodig te hebben, maar als het zo is, en inderdaad 'elke seconde telt' is het goed als er mensen zijn die weten wat je op dat moment moet doen. Ik vertrouw er 100% op dat mijn  eigen sensei het wel weten, maar dan nog... om veiligheidsredenen moeten deze waza wel ooit getraind worden, en in elke les waar shime-waza worden getraind, moet degene die les geeft minstens weten wie in de groep in staat is ook kappo-waza toe te passen; anders is het wel een beetje vuurtje stoken zonder brandblussers in de buurt.

maandag 9 april 2012

Yurusu (2) – Vergeven tussen vrees en vrijheid

Adem in, vrees
Adem uit, vergeving.
Vrijheid

Een tekst van Lynn Seiser (aikiweb)

“Er wordt veel gesproken over vergeving in deze dagen. Misschien dat we niet alleen moeten kijken naar het geven of ontvangen van vergeving, maar ook naar het vermijden van dingen die vergeving nodig hebben. Hoe komen we daar toe?

Vrees

Ik heb eens gehoord dat we kunnen vrezen of liefhebben, maar niet allebei. Daarom is het een belangrijke taak in het leven om vrees te verlaten en liefde binnen te laten. Liefde zal alles genezen waarvoor we bevreesd zijn, en het een nieuwe plaats geven. Vrees kan een echt obstakel zijn.

Over het algemeen bestaat er niet zoiets als vrees en angst. Fijn om te weten hè? Er zijn alleen negatieve gedachten en fantasieën waarvan we denken dat ze echt zijn en zo maken we we een hele structuur van dwanggedachten om ons heen. Dat is een belangrijke bron van misleiding, onze eigen geest te veel geloven. Wij baseren onze emoties op deze mentale constructies (echt of vals) en daarmee vormen we ons gedrag.

In relaties is de intimiteit van de liefde onze grootste angst. Eigenlijk is dat, dat we geloven dat er iets gebeurt als we ons helemaal geven en ons kwetsbaar maken voor een andere mens. Als we positieve gedachten hebben, zouden we liefde omarmen. Omdat we negatieve gedachten hebben over wat er met onszelf kan gebeuren als we liefhebben, blokkeren we het, hebben we het niet, en zijn we nijdig over mensen die het wel hebben.

In Aikido (en andere martial arts training) benadruk ik, dat meestal beiden komen vanuit een positie van vrees. Aanvallers en indringers zijn vaak meer bevreesd maar omdat ze aannemen dat hun slachtoffers nog banger zijn dan zij, kunnen ze hun eigen angst beheersen. Het zou beter zijn als je alleen zelf bevreesd was. Ik denk dat je beter de ander kunt kiezen. Voordat je namelijk hun angst kunt gebruiken, moet je eerst zelf onbevreesd zijn.

Vergeven

Hoe komen we van uiterlijke (of innerlijke) vreesachtigheid naar innerlijke (en uiterlijke) vergeving? Hoe kunnen we onze vrees transformeren op het moment dat we beseffen dat het een fantasie van onszelf is, waarbij we een nieuwe werkelijkheid scheppen die vergeving mogelijk maakt?

Inzicht betekent: kijk door je intellectuele onwetendheid en illusies heen. Misschien moet je wel nog beter leren kijken wat je eigen blinde vlekken zijn, maar dat vraagt moed. Wanneer en waar is dat begonnen, die vreesachtigheid? Wie heeft ons dat geleerd? Is er echt bewijs dat waar we zo bevreesd voor zijn, echt bestaat, mogelijk is, of waarschijnlijk? Misschien moeten we onszelf vergeven dat we geloven in al die schijn-werkelijkheden die onszelf en anderen beschadigen.

In de dojo, op de mat, zullen anderen mij aanvallen met mijn toestemming. Misschien vallen ze ons wel niet zo aan zoals wij zouden willen. Hun aanval kan beperkt worden door hun angsten en hun gebrek aan vaardigheid. Ze kunnen aanvallen met woede en agressie, omdat ze denken dat het zo hoort of omdat ze een slechte dag hebben en dat ik daarom doelwit van hun gevoelens moet zijn. Wat iemands innerlijke toestand is, wordt duidelijk in de aanval, qua intentie en intensiteit. Het vloeit uit hun binnenste, intellectueel, emotioneel en moreel. Het is de gave die ze mij schenken en ik moet die accepteren. Dat accepteren wil niet zeggen dat ik het begrijp, ermee eens ben of waardeer. Acceptatie wil alleen zeggen dat we samen zijn en dat ik ermee moet leven zoals ik ben op dat moment. Als iedereen nou samenkomt, met de bagage van ons alledaagse leven, geven we elkaar wie we zijn.

In relaties moet ik me steeds bewust zijn dat niet alles om mij draait. Mijn partner kan een slechte dag hebben, een nare voorgeschiedenis hebben die nu net naar boven komt. Maar dat geldt ook voor mijzelf. Ik kan wel denken dat ik alleen maar reageer of antwoord op wat mijn partner doet, maar het is veel waarschijnlijker dat ik reageer of antwoord op mijn eigen ideeën en interpretaties van wat ze doen, op basis van mijn eigen geschiedenis. Mijn partner heeft zijn pijn, maar ik ook. Onze relatie is, waar onze individuele pijn elkaar ontmoet en de kans heeft om versterkt of geheeld te worden, afhankelijk van hoe we ieder individueel en collectief kiezen om er mee om te gaan. We kunnen antwoorden door onze eigen vrees en pijn op de ander te projecteren, of we kunnen kiezen voor inzicht en verstand, empathie, compassie en liefde. Eigenlijk is er op deze manier niets te vergeven omdat geen van beiden opzettelijk iets verkeerd doet. We hebben de keus in wat we teruggeven, ongeacht wat de ander geeft.

Veel mensen zien vergeving als iets van “het is wel goed.’ Maar als het goed was, was er niets te vergeven. Daarom impliceert vergeving ook dat we toegeven dat er iets fout was dat vergeving nodig heeft.

Als we een ander vergeven, is dat een statement dat er iets mis was en dat wij denken dat die ander dat verkeerd deed. We geven dat eerlijk aan hem terug.
Als we onszelf vergeven, is dat niet onzelf laten gaan, maar aanvaarden en toegeven dat we dingen verkeerd hebben gedaan. Bij programmeren spreken ze over ‘amends’ maken. Dat betekent dat we meer moeten doen dan sorry zeggen en terugvallen in dezelfde patronen die oorzaak waren van de fouten. Het gaat om het bekennen van je onkunde, de domheid van je gedachten en gedragingen en ‘a-menderen’ (veranderen), genezen, zodat we niet dezelfde fouten blijven maken. Zonder die fundamentele verandering is er geen basis voor echte vergeving.

Vrijheid

Door vergeving kunnen we er voor kiezen om onze vrees naar vrijheid om te buigen.
Volgens mij gelooft iedereen in vrijheid van denken en expressie, zolang ze het met je eens zijn. Maar dat betekent alleen maar dat wat de ander denkt overeenkomt met wat jij denkt. Het zegt niets over waarheid of wie gelijk heeft. Als je het niet eens bent met iemand wil het dus ook alleen maar zeggen dat die ander het niet ziet zoals jij. Het zegt niets of de ander het bij het rechte eind heeft of niet.
Er is een citaat van een oude Clint Eastwood western, waar hem wordt gezegd dat hij moet opletten omdat hij andere mensen bang maakt. Hij antwoordt kalm dat het enkel is wat andere mensen denken over zichzélf, wat hen bang maakt. Vrees zit in onszelf.
Ik stap op de mat met een heleboel tijd voor de mat en de realiteit. Ik denk dat er een houding van arrogantie in zit. Andere mensen worden ongemakkelijk omdat ze zich indenken wat ik allemaal kan. Anderen voelen zich echter prettig omdat ze weten dat ik wat kan en dus mezelf kan beheersen. Sommige mensen hebben een bepaalde behoefte om zichzelf te bewijzen en aan te vallen vanuit hun onzekere gevoel. Ze zijn niet boos op mij of zo (ze kennen me helemaal niet) maar ze zijn boos om hun eigen gevoel, onzekerheid en behoeften. Ik herinner me dat ik eens óók op dat niveau stond. Het is nu mijn taak om hen de kans en ervaring te geven om over hun eigen innerlijke angsten heen te komen, waar ze ook vandaan komen. En het is hun taak om mij dezelfde kans en ervaring te geven. Samen gróeien we door de training.

Het is net zo in de echte wereld buiten de dojo. Mensen hebben hun angsten en onzekerheden (meestal met een lange en onuitgesproken geschiedenis). Als ze op de automatische piloot staan zoals zo veel mensen, zullen ze hun angsten en onzekerheden uitkuren in hun relaties, thuis, op het werk en op straat. Als wij dan zelf óók op die automatische piloot staan, reageren wij vanuit onze eigen geschiedenis. Dat maakt onze relaties en ons leven dan tot een herhaling én versterking van onze wederzijdse angsten en onzekerheden. Dan is er geen vrijheid.
Vrijheid is het, als wij handelen en antwoorden vanuit een andere houding. Ondanks onze eigen geschiedenis met angst en onzekerheid, neigen we al de andere kant op, om het goede te doen. Ook als we het nooit hebben geleerd of ontvangen, weten we dat we het weten en dan kunnen we het geven. Het vraagt inzicht en moed om door je eigen vrees en die van anderen heen te kijken en het om te buigen naar vrijheid. Het vraagt hetzelfde inzicht en dezelfde moed en compassie, om door alles heen te kijken en daardoor anderen de kans en gelegenheid te geven om vrijheid te ervaren.”

donderdag 5 april 2012

Yurusu (1) – de kunst van vergeven

In deze dagen rond Pasen is Mitesco (uiteraard) bezig met de grote thema’s van het christelijk geloof en daarbij hoort ook een toepassing van zijn filosofie rond judo en aikido. Want de zachtmoedigheid, de verhouding tussen jezelf en andere mensen is een thema, wat fundamenteel is voor iemand die een ‘dô’ gaat. Judo en aikido zijn geen simpele vechtsporten die je een paar uur per week beoefent. Net zomin als dat een gelovige alleen christen is als hij in de kerk zit. Je bént waar je voor staat, in alles wat je denkt en doet.

Vandaag deel 1 van: yurusu. Vergeving, barmhartigheid.

Japanse taal

“Yurushimasu” betekent ‘vergeven’ en het wordt gewoonlijk zo geschreven: 許します maar het eerste kanji kan verschillen. Want er bestaat ook 赦します en beiden betekenen “yurushimasu”, en het is duidelijk dat de Japanners hebben geprofiteerd van de overvloed aan Chinese karakters, om nuances aan te brengen. 赦します is dieper en sterker dan het gewone 許します. Het woord 赦します wordt vooral ook gebruikt in de katholieke betekenis: Ego te absolvo, “ik ontsla je van je zonden”. De Japanse absolutieformule is dan ook あなたの罪を赦します of あなたを赦します.

Het verschil tussen beide is volgens een ‘kenner’ dat vergeven met 許します betekent dat je iemand niet meer op zijn fouten aankijkt, maar ze worden niet vergeten. Het vergeven van 赦します betekent: echte verzoening en ‘vergeven en vergeten’. Het laatste kan gewoonlijk alleen God. In die zin kent het Japans dan ook 赦免 (shamen) als woord voor ‘absolutiem, begenadiging, amnestie’ en 赦免状 (shamenjō) als ‘aflaatbrief’. Christelijke begrippen dus die in het Japans een plaats hebben gevonden!

De aikidoka Francis Takahashi schreef daarover (aikiweb):
Yurushimasu in het Japans, is de beslissing en de handeling om iemand te vergeven voor een handeling of bedoeling die slecht of schadelijk is. In een samenleving die zo over-gecontroleerd is zoals Japan dat is, is de waarde van vergeven en vergeven-worden, met geen goud te betalen, en misschien wel onmisbaar voor die samenleving. Voor mij betekent het vergeven van de persoon in kwestie geenszins dat ik automatisch wegkijk van de schade die de ander heeft aangericht, of de gevoelens die dat heeft teweeggebracht. Het is ontzettend belangrijk om dat te onderscheiden, om op een goede en redelijke manier de conflicten en misverstanden op te lossen tussen alle betrokken partijen. Aan de ene kant worden dus de fundamentele verhoudingen tot de ander bewaard en hersteld, terwijl aan de andere kant constructieve maatregelen worden genomen om de situatie te herstellen, en verzoening te brengen tussen echte emoties, gevoelens en houdingen. …

Laten we daarbij niet vergeten te kijken naar het misschien wel belangrijkste aspect van "yurusu", wat is: de essentiele vaardigheid en bereidheid om jezelf te vergeven, als je een misstap of fout hebt begaan. Hoe vaak zien we niet dat mensen enorm veel tijd verliezen, angsten hebben, kansen missen, simpel omdat ze weigeren met zichzelf in het reine te komen, hun eigen feilbaarheid, gebrek aan visie, hun persoonlijke voorkeuren, en er dus niet in slagen om een gezond zelfbewustzijn op te bouwen, gebaseerd op echte liefde en waardering voor dat bekende gezicht dat ze elke dag in de spiegel zien. Ja, die ene, die ene die er altijd is en altijd bij je is, door dik en dun, die verdient altijd een nieuwe kans! De beste vriend die je hebt, staart je aan en die kun je nooit buiten sluiten tot in lengte van dagen. Jezelf vergeven is nogal zwaar, maar uiteindelijk een wezenlijke houding die je moet koesteren en opbouwen.

Als we Aikido technieken beoefenen, bewegen, en open-minded houdingen hebben op de mat, moeten we ook de lessen insluiten die 24 uur per dag de toepassing van de aiki principes vragen, waar we ook zijn, wat we ook besluiten. We moeten onze commitment aan de aiki idealen niet beperken tot het uurtje op de tatami, maar ze onvoorwaardelijk, consequent en constant toepassen in alles fasen van ons leven en in alle relaties die we aangaan.

In zijn boek over Aikido, Yurusu Budo, wilde Shoji Nishio Sensei proberen uit te leggen wat zijn idee was over hoe Morihei Ueshiba’s wens voor welwillendheid (benevolence) in Budo kan worden gerealiseerd. Een echte en realistische verandering in gedrag, strevend naar verzoening en het geweldloos oplossen van verschillen in woord en daad. Dat kan alleen beginnen met een verandering van inzicht bij degenen die serieus trainen in een traditioneel Budo systeem, en die kunnen echt besluiten de vergeving een plaats te geven in hun keuzes en reacties. Dat zou een verandering van instelling betekenen.”
Ik ben het er helemaal mee eens. Als judoka en aikidoka, gelovig of niet, zouden we een diepe houding moeten hebben van barmhartigheid en verzoening met onszelf en de anderen. Er kan gerust een gezonde rivaliteit bestaan, zeker als judoka randori doen. Je meet je kunnen met elkaar. Maar diep in jezelf zit meer dan ‘respect’ voor de ander.
Je neemt een ander van harte aan zoals hij is, mét alle tekortkomingen en vervelende houdingen. Je houdt van je mede-beoefenaars als mens, en je wilt zelfs van hen leren. Judo en aikido-technieken werken vanuit partnerschap, en daarbij mag uke weliswaar als aanvaller de ‘bad guy’ spelen, maar hij wordt desondanks niet genadeloos verpletterd als hij geworpen of gecontroleerd wordt. Tori is nooit onbarmhartig. (Het is waar wat Morihei Ueshiba zegt: “degenen die wedijver zoeken, maken een grote fout. Om iemand te verpletteren, verwonden of vernederen is de grootste zonde die iemand kan begaan. De echte weg van de Krijger is het voorkomen daarvan, het is de kunst van vrede, de kracht van de liefde.” En dat is dus niet het technisch foefje, maar de hele houding die hij heeft. Zijn uke wordt ‘vergeven’ voor zijn aanval, zijn misstap, en al wordt hij geworpen met ura nage (judo) of weggeslingerd met uchi kaiten nage (aikido), het is nooit hard, maar zachtmoedig. Van harte barmhartig en tot het uiterste gecontroleerd.

In alles wat we doen, beleven we dat zo. Wie we ook ontmoeten, wat ze ook doen, hoe akelig, agressief of vervelend mensen ook kunnen zijn, wij zetten ons hart open. Wij veroordelen niet, wij schrijven niet af, wij zijn niet wraakzuchtig of hard. Wij hebben geleerd van onze technieken om anders te zijn dan de onverzoenlijke wereld om ons heen. Wij hebben geleerd alle anderen als partners te zien, en harmonie en liefde te scheppen door de energie niet keihard af te blokken, maar op te nemen. Wij leggen de fouten van de anderen als het ware op onze schouders en brengen verzoening. Op de mat, in het leven, in ons hart.

dinsdag 3 april 2012

De taal van één foto

Soms zegt een foto méér dan een heel verhaal. Ik kan schrijven over de etiquette van judoka tijdens toernooien en in de dojo, maar deze prachtige foto van Eric van den Brink tijdens de Bremen Masters -17 van 10 dagen geleden, zegt meer dan wat dan ook.


De Japanse judoka doet zijn Mokuso, volledig in balans, één met zijn hara, terwijl andere judoka op de achtergrond (vlnr) een paar flesjes water hebben gehaald (met de wedstrijdband al om), zonder zori (met kromme tenen) zitten te eten, of verveeld opzij kijken.  Japan vs. Europa? Of gewoon geen gevoel voor dat judo méér is dan het spelletje?

Foto (c) Eric van den Brink

zondag 1 april 2012

Esthetiek en Kata (1) Probleemstelling

Wat is perfecte kata? Is dat een oogstrelende kata? Een perfecte, foutloze opvoering? Is dat het perfecte schoonheidsideaal? Wat is het criterium of een kata een ‘mooie kata’ is?

Ptnippon zegt op 28 januari 2012 op het Makoto-forum:
Ik snap niets van de moderne trends in kata. Het is duidelijk dat de esthetiek van elke kata belangrijker is geworden dan volgens mij de echte bedoeling is, en het gevoel dat je in iedere kata moet stoppen. Ik snap het niet. Dit type filosofie komt overal op, inclusief in de Kodokan.
Ik ga niet meer naar kata clinics. Ik wil deze ‘verwaterde’ kata niet leren, en toch is dat de huidige standaard? Ik vraag me af of ik niet ruimdenkend genoeg ben. De kata zoals ik die doe is in ieder geval niet waardig voor de kata-wedstrijden. Ik snap het niet, echt niet…

Cichorei Kano antwoordt daar op:
Ik ben het eens met de bekommernis die je uitspreekt, met alleen de correctie dat waar het bij moderne kata om gaat niet eens iets met esthetiek te maken heeft. Esthetiek is onderdeel van sommige kata, maar dat is erg onbekende kost. Het is zoiets als ‘noh’ (nōgaku of nō, 能), is een belangrijke vorm van klassiek Japans muzikaal drama dat sinds de 14e eeuw wordt uitgevoerd.). Esthetiek is er een integraal onderdeel van, maar we hebben het dan wel over Japanse esthetiek en wel die waarvan Zeami de fundamenten heeft gelegd. Ik zou wat we vandaag de dag in kata zien, zeker niet (Japanse) esthetiek noemen, maar "pseudo-esthetiek", misschien zelfs "Westerse sports-type" oppervlakkige aangenaamheid, en ze conflicteert zelfs met Japanse esthetiek. Denk aan Nô. Wij kunnen niet zeggen wat de esthetiek van Nô is, als we niet weten waar Nô over gaat. Zo kunnen we ook niets zeggen over de esthetiek van kata (in de demonstrerende vorm) als we het kata niet goed begrijpen. Aldus wordt de esthetiek waar we mensen naar zien streven, misschien in een bepaalde kata competitie of standaardisering (…) een soort oppervlakkige indruk die in de plaats komt van begrip. Dat wordt dan nog eens versterkt door kata iets te maken wat moet lijken op wat men als regels op een stuk papier heeft geschreven. Hoe minder punten iemand verliest, hoe ‘esthetischer’ het kata zou zijn. Ik heb op European Championship jû-no-kata winnaars gezien, wiens kata zo getimed was met precisie dat het allemaal kreten van bewondering van het publiek ontlokte, uiteraard een indrukwekkend resultaat van training, maar wat weinig te maken had met jû-no-kata.

Er circuleert een video van Itsutsu-no-kata waarbij de uitvoerenden bij de laatste beweging zo getimed opereren, dat je zou denken dat ze bijna versmelten. Indrukwekkend, maar helemaal verkeerd, omdat het een compleet misverstaan van dit kata uitdrukt. Het is als de westerling die vol enthousiasme het meest perfecte machinaal-gemaakte stuk porselein uitkiest, denkend dat dit overeenkomt met zijn idealen van esthetiek, terwijl hij in werkelijkheid volledig onkundig is van wabi en sabi, die deel uitmaken van de echte esthetiek.
Wat is dus schoonheid? Is dat een perfecte kata? Hmmm… nee. Niet voor wie iets probeert te begrijpen van de Japanse roots…

Wordt vervolgd. Dit is deel één van een serie van vier.