zondag 11 maart 2012

Small is beautiful? (1)

Eind januari stond er in de Wegener-regionale bladen een heel artikel over de veranderingen bij de fitness-centra in ons land. Alles wordt groter, de kleine centra worden opgekocht en elke vierkante meter volgepropt met apparaten, er wordt gestunt met prijzen en abonnementen, want de tent moet vol. De persoonlijke begeleiding lijdt daar wel onder maar ja… big is beautiful, want dat levert geld op…

Waar kennen we dat van?

Voor de judoscholen is een zelfde ontwikkeling zichtbaar.
We hebben in Nederland gemiddeld gesproken drie soorten judoscholen.
1) Je hebt de klassieke dojo, eigendom van de sensei/bv of vereniging/stichting, waar behalve een kleine dojo voor ‘budosporten’ een basis-fitnessruimte is, kleedlokalen met sanitair, een ontmoetingsruimte en een kantoortje. Zoals het in Japan en het Europese verleden overal was, al is de uitgebreide fitness iets van de laatste decennia.
2) De verenigingen en clubs zonder faciliteiten in eigendom, die een zaal of dojo huren van de gemeente, en waar matten liggen of gelegd moeten worden.
3) De grotere sportscentra, waar de (airconditioned) dojo één deel is van een heel complex, waar de nadruk vaak ligt op fitness en gezondheid, en de sensei wordt ‘ingehuurd’ door de directie, en waar hij één van de vele personeelsleden is.

(Model 3 is hier uiteraard heel wat anders dan de grootschalige judo-scholen in Japan, waarvan de Kodokan er slechts één is, denk aan de universiteiten...)

Ik ben in alledrie de typen dojo geweest in mijn leven, en sommige sportscholen type 1 houden ook nog trainingen in sportzalen elders in de stad. Judotraining is judotraining, en alles hangt af van de leraar/sensei en de sfeer die hij in de groepen weet te brengen. Kwalitatief judo hangt niet samen met de grootte of opzet van de dojo/club/vereniging/sportschool als zodanig. De sfeer eromheen daarentegen is wél van grote invloed op hoe de judoka zich gedragen onderling en hoe de sensei zich voelt.

Grote en kleine schaal

De tendens in ons land is, dat dojo type 1 plaats maakt voor dojo type 3. En dat heeft vooral te maken met geld. De klassieke sensei waren vaak idealisten, die lééfden voor hun judo, zoals bijvoorbeeld ook huisartsen en andere maatschappelijke beroepen dat waren. Huisartsen gaan echter steeds meer part-time werken, laten privé en werk strikt gescheiden houden en werken in grote combinatie-praktijken. De judoleraren doen hetzelfde.
Bij mijn eigen sensei – die van mijn jeugdjaren en tegenwoordig – stond/staat de achterdeur op zijn Brabants open, en is de sfeer gemoedelijk en niet-commercieel. Nee, wij hebben geen tourniquet en pasjes met chip om de dojo binnen te gaan. Onze fintess is klein (zie foto hierboven) Wij hebben geen barpersoneel en lockers. Ons kent ons en na de training is er thee aan de bar, sensei is zelf het ‘barpersoneel’. Het is naderhand houdoe als vrienden, de sportschool is leuker dan het bruine café. Maar het verdwijnt, heel geleidelijk aan. Het als de café’s. Net als de klassieke huisarts. Omdat… het niet te betalen is. En omdat de moderne judoleraar meestal ook nog een ander leven dan judo heeft, zeker als hij ook een gezin heeft…

Veel judoclubs zijn van type 2. Een vereniging/stichting die een dojo huurt en boft met een goede sensei die vaak ook nog een andere baan heeft, die judoleraar-zijn als betaalde hobby heeft. Daarmee kun je het gigantisch goed treffen, als de sensei een kei is. Ik ken er wel een paar van dit type. Sommige dojo kunnen zich zelfs specialiseren, op kata of op competitie, of organiseren jaarlijks een mooi regionaal toernooi in de plaatselijke sporthal. Uitblinken met een eenvoudige organisatie. Maar helaas zijn de meeste dojo van dit type kleine amateurclubs, waar je gewoon lekker kunt judoën, maar waarmee je niet doorbreekt. Veel jeugd, soms een gezellige seniorengroep die elkaar al jaren kent, en geen grote pretenties.

Wat overblijft is vooral type 3: het professionele sportcentrum. Deze centra zijn uiteraard vooral te vinden in en rond de grote steden, want je hebt gewoon een x aantal ‘klanten’ nodig. Een verzorgingsgebied van tussen de 100.000 en 200.000 mensen, kan de schoorsteen voldoende laten roken om een paar duizend vierkante meter sport en fitness te laten renderen. Dit type sportcentrum vind je steeds meer bij grote winkelcentra, of zelfs op industrieterreinen, of in woonomgevingen waar men een bestaand gebouw met voldoende vloeroppervlak en parkeerplaatsen heeft kunnen (her-)bestemmen. Wie kan nieuwbouwen, doet dat, want het is mooier en flitsender om iets neer te zetten wat als sportcomplex is gebouwd, dan in een bestaand complex alle zalen, ruimtes, airco en voorzieningen in te bouwen. Als de bank je businessplan goed vindt, bouw je een eigen sportbedrijf…

Vragen

In het krantenartikel over de fitness-centra stond vrij duidelijk dat de echte kwaliteitstrainers weglopen bij de mega-centra. Te massaal, te commercieel en te weinig aandacht voor de mens die komt sporten.
Het is de vraag of ook de JBN die steeds meer lijkt te wedden op de paarden van de grote centra, die investeert in grootschalige regionale trainingsscentra, niet dezelfde kant op gaat met het judo…

Wordt vervolgd

1 opmerking:

  1. Je kunt dit probleem vanaf 100 verschillende kanten benaderen, maar het is steeds oude wijn in nieuwe zakken: het judo is verdwijnende, en maakt plaats voor iets anders: "sportjudo".

    En of dit "sportjudo" nu in kleine ruimtes, grote ruimtes of op de fiets gebeurt: mij zal het een biet zijn. Men zoekt het maar uit met deze sport.

    Ik interesseer mij in judo. Dat is het niet meer, dat kun je overal zien en lezen en zelf meemaken als je de twee werelden van dichtbij kent.

    Het "sportjudo" is niet alleen iets dat mij niet bijzonder interesseert, het irriteert mij zelfs mateloos. De hufterigheid en onwellevendheid die in deze "sport" meer bij standaard dan bij uitzondering tentoongesteld wordt is voor een oude, traditioneel ingestelde judoka hemeltergend.

    Het enige waar ik nog tevreden mee ben, is dat mijn oude Sensei dit allemaal niet mee hoeft te maken.

    BeantwoordenVerwijderen