zondag 13 november 2011

Trainingsmethoden (5) Yaku Soku Geiko 約束稽古

De fijnste judo-ervaring tot nu toe heb ik gehad met een judoka waarmee ik licht ‘dansend’ over de mat bewoog, met een extreem soepele kumikata in de voorfase van de worp, en alleen stevig pakkend bij het werpen. Beginnend in tachi-waza en eindigend in katame-waza. Heerlijk, want: soepel, snel, beweeglijk, en… eigenlijk zonder weerstand.

Ik heb steeds het idee gehad, dat ik met hem randori deed. Nou, dat was ook wel zo. Want ik denk dat randori idealiter zo zou moeten zijn in judo. Judotechnieken met de lichtvoetigheid van aikido. Beweeglijk in plaats van alleen maar sterk. Ju-randori.

Zeldzaam?

Waarom heb ik dat tot nu toe maar bij één judoka zo gevonden? Is dat alleen omdat betreffende judoka net zo wil judoën als ik, ook van aikido houdt en daarom extreem zachtmoedig judoot? Is dat een kwestie van gevoel naar elkaar toe? Ja en nee. Want het mag ook best fel zijn, en worpen zijn niet ‘soft’, ook al houd je je aan het principe van ‘ju’.

Ik heb er vaak over nagedacht, waarom dit zo zeldzaam is en ik dit nooit meer heb ervaren. Tot ik bij toeval ontdekte dat het hierbij gaat om een oefenvorm die in het judo zo ongeveer is uitgestorven. Een hele gewone oefenvorm…

Ju-randori

Het gaat hierbij om Yaku Soku Geiko 約束稽古. Dat is eigenlijk een soort oefengevecht. Letterlijk is yaku soku: “afgesproken, overeengekomen”. Wat spreken de partners af? Dat ze elkaar de kans geven om te werpen, uke geeft geen weerstand, wat niet wil zeggen dat uke dus meespringt. Het is dus in zekere zin een vorm van randori, want het staat niet vast welke techniek men wederzijds gebruikt. Je mag alles op elkaar uitproberen. Maar als tori een techniek toepast, laat uke zich daarmee vrij werpen om daarna snel weer op te staan. Het is dus oefenen als nagekomi/kata, met vrije techniekkeuze, en wederzijds dus gewoon lekker kunnen werpen. Het wordt ook wel ‘ju-randori’ genoemd, en die term is helemaal to the point, vind ik. Randori-zonder weerstand: ju.

Hanon-sensei kent het uiteraard wel. (JF 27-3-2007):
Yaku soku geiko is 'randori' waarbij iedere judoka de ander toestaat om te werpen als hij dat wil. Randori wordt normaal beoefend met weerstand van de judoka, maar geworpen worden is geen verlies. Het doel van randori is om je waza aan te scherpen en nieuwe te leren, en daarmee komt de geest van shiai niet overeen.
Hiermee verwant is Kakari Geiko (掛り稽古), met alleen dit verschil dat uke passief is, en zelf geen pogingen doet om te werpen. Deze vorm wordt veel toegepast als uke bijvoorbeeld veel ervarener is en de lager-gegradueerde tori zijn conditie en mogelijkheden moet testen. In aikido en kendo wordt dit zelfs gedaan met meerdere uke’s, razendsnel achter elkaar. Nee, géén showgevecht, het is allemaal echt! Maar ook allemaal zonder de hevige weerstand die zo kenmerkend is voor het moderne judo-randori.

Elkaar wat gunnen

Waarom is het begrip van yaku soku geiko uit ons judo verdwenen? Net als het kata, hebben we gewoon een enorm probleem met het competitie-element in het judo. Ik vrees dat dit alles verpest. Yaku soku geiko en kakari geiko hebben met kata en aikido gemeen, dat ze geen enkele andere pretentie hebben dan ‘samen’ leren en doen. Sámen, mét elkaar en niet tegenover elkaar. Yaku soku geiko is oefenen en elkaar je techniek gúnnen. Vrij zijn en elkaar laten werpen. Vrij zijn en je lekker láten werpen ook. Je wint niet en je verliest niet. En dat laatste is het probleem: we kunnen niet meer tegen ons ‘verlies’, dan gaan we strak staan en verzet bieden. En wat leren we daar van?

Zo is mijns inziens het ‘ju’ van het judo naar de knoppen. Water is sterk, maar soepel. Het biedt geen weerstand. Weerstand is soms nodig om iets specifieks te oefenen. Hara geven is ook nodig om technieken te laten slagen. Soms moet je jezelf testen in shiai. Maar dan nog: mét elkaar.

Synthese

Mijn denkbeelden tekenen zich steeds sterker af. Door veel te lezen en het te voelen op de mat, kom je achter de kern. Wij moeten de authentieke elementen van training herstellen. Alle trainingsvormen beoefenen. Kata om de principes te verstaan. Mitori geiko, hitori geiko, shugyo. Maar ook de zachtmoedige wederzijdse oefenvormen. Misschien moeten we voorlopig het randori-met-weerstand maar even opschorten, net als shiai. Of het de plaats geven die het toekomt: niet als het hoofdelement van training. Als we vrij willen oefenen, kunnen we beter yaku soku geiko gaan doen. Licht, harmonieus, en tóch totaal intens. Kijk maar naar de video. Niks softs aan. Maar wel vrij.



Ik denk terug aan mijn mooiste judomomenten. Ik weet nu dat dit eigenlijk heel gewoon zou moeten zijn. Konden we het maar realiseren samen… Brian, nota bene degene die mij met de wereld van BJJ liet kennismaken, heeft gelijk als hij zegt:
“Ik denk dat volle weerstand heel sterk moet worden ontmoedigd, in judo en aikido. Het grappige is, dat veel mensen het vaak hebben over of judo effectief is of niet. Het is misschien niet zo rechtdoorzee zijn als judorandori, maar er zijn absoluut goede elementen in ju-randori. En behalve dat, het voelde gewoon goed om het te doen.” (JF 27-3-2007)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten