zondag 30 oktober 2011

Het geheim van kumikata (4) het ideaal van Kano, deel 2

Vervolg van vorige week. Ik pak de draad op bij het tweede punt van mijn betoog:

2) De verschillende aanvalsvormen van de oorspronkelijke weg worden verengd tot één vorm.

Om dat te snappen moeten we beseffen dat judo oorspronkelijk ook atemi kende, aanvalsvormen van slaan en stoten, en het gebruik van wapens als katana (zwaard) en tanto (dolk). In de kata is dit nog aanwezig, denk bijvoorbeeld aan de aanvallen in Nage no Kata bij ippon seoi nage, uki goshi en ura nage. Kime no kata zit vol van verdedigingen tegen gewapende aanvallen. Het aikido definieert elke techniek vanuit een bepaalde aanvalsvorm, waarbij het weinig fantasie behoeft om in de aanvallende ‘atemi’-hand een wapen te denken. Welnu, iedereen snapt dat je bij een aanval met een klievend zwaard recht op je hoofd (shomen uchi, vgl. de aanval van ippon seoi nage in Nage no Kata) niet moet denken aan een gespierde pakking, maar alleen aan snelle controle waarbij stijve kracht een nadeel kan zijn…!

Ergens is het jammer dat de atemi-aanvalsvormen verdwenen zijn in het “sport randori”. Net als inmiddels zoveel andere aanvalsvormen, zoals het grijpen van de benen. Allemaal omdat de judoka het zelf verpest hebben met hun krachttoeren en stijf voorovergebogen judo. De competitie-judoka krijgen een koekje van eigen deeg: hoe sterker ze hun judo doen, hoe minder ze mogen, en hoe beperkter het judo dus weer wordt. Wat een armoede!

Compleet judo is derhalve niet louter een judo wat werkt vanuit een basispakking en áls dat zo is, dan nóg moet die pakking zó licht zijn volgens Kano, dat de soepelheid en beweeglijkheid nóóit in gevaar komt!

Kritiek van Kano op zijn tijd


Kano heeft kritiek op de manier van randori van zijn tijd. (Hij moest nú eens een dojo binnenlopen overigens!) Drie punten uit een periode van dertig jaar:
• Ik zie dat sommige judoka hun buik intrekken, spanning zetten op hun armen, en terugvallen op verdediging, alleen maar om een nederlaag te vermijden. Zo’n manier van doen is niet alleen nadelig voor hun pogingen om te winnen, maar is ook niet goed voor hun lichamelijke groei. Als je alleen maar concentreert op de verdediging, kun je niet aanvallen, en bovendien, je zult ook niet in staat zijn om je te verdedigen als de noodzaak er eventueel zou zijn. [Kano: An admonition to judoka. Judo, (1918) Vol. 2, pp.3–4].
• Omdat een judoka kan steken [met een tanto, M.], werpen en armklemmen kan doen, moet hij niet zo ver van zijn tegenstander verwijderd staan als een bokser. Hij kan naderbij komen om de kleding of hand van de tegenstander te pakken, of zijn nek. Dat moet hij ook doen als hij op zijn benen moet balanceren als hij zich verdedigt tegen het stoten en slaan van zijn tegenstander. [Kano: How to redress an evil practice, In: The collection of Jigoro Kano’s writings (Vol.3, 1927), p.54].
• Als je in een echt gevecht verwikkeld raakt, is het nadelig als je houdingen aanneemt met de benen wijd uit elkaar, bang doet (“getting cold feet”) en je hoofd naar voren steekt in de strijd, want dan is het gemakkelijk om een klap tegen je gezicht of hoofd te krijgen. Bovendien is het met deze houding moeilijk om je lichaam snel te bewegen, en om te gaan met de aanval van de tegenstander [Kano: An admonition to judoists who practice at dojo (1), Judo, (1936) Vol. 6, p.4].
Toen in 1934 de Kodokan haar gouden jubileum vierde, vond Kano het nodig om aan te sturen op verbeteringen, en bijzonder het aanpassen van randori aan de oorspronkelijke bedoelingen. [vgl. Kano: The first priority tasks that Kodokan should purse after its 50th anniversary, Judo, (1934) Vol. 11, p.2]. Al in 1927 zei hij echter:
“Als we denken aan de meest effectieve manier van randori, zowel als lichamelijke opvoeding als het echte gevecht, moeten we terugkeren naar de randori uit de vroege dagen van het ontstaan van de Kodokan”. (Kano: My life and judo, Shin-jinbutsu-oraisha, p.77)
Wat wilde Kano dan wel?

Kano wilde in zijn latere jaren (hij stierf immers al in 1938, 4 jaar na zijn hervormingsideeën!) eigenlijk een nieuw systeem van randori opzetten, waarbij hij op basis van de soepeheid, flexibiliteit en snelheid van het ‘ju’, de verschillende vormen van aanval en verdediging kon herstellen. Zoals het was in de eerste tijd van de Kodokan.

Daarbij noemde hij twee vormen, die beide verband houden met het bestaan van atemi en gewapende aanvallen. De eerste, uit een oudere tekst, lijkt een verbinding te maken naar kendo:
Ik heb gedacht over een kata voor jonge judoka waarbij de ene judoka een mes pakt van rubber of kunststof, in plaats van een bamboe zwaard, en probeert zijn trainingspartner te steken of te klieven, waarop de partner de aanvallen moet vermijden. Kortom, ik wil een kata toevoegen die ontwikkeld wordt uit het kendo, toegepast op judo oefening [Kano: A discourse regarding the three stages of judo: upper, middle, and lower. Judo, (1918) Vol. 7, pp. 4–5].
De andere variant lijkt meer op wat we nu kennen vanuit het aikido, en wat niet toevallig ook in het Tomiki aikido tot randori-aikido is ontwikkeld – Tomiki en Kano werkten samen aan deze vernieuwing, die Kano dus niet meer meemaakte.
De benadering is als volgt: de ene judoka grijpt de rechterpols of -mouw en trekt er aan. Dan stapt hij vooruit naar de rechterzijde van zijn tegenstander, zodat de tegenstander niet kan aanvallen omdat men zijn rechterpols vastheeft. De linkerhand van de tegenstander is vrij, maar de positie is veiliger vanwege de langere afstand van de linkerhand van de tegenstander. Dat geldt ook voor het linkerbeen van de tegenstander, die ten overvloede, veel moeilijker in staat is om ashiwaza toe te passen. Een judoka moet randori benaderen met dit soort overwegingen, en niet zomaar zonder nadenken werken. [Kano: My life and judo, p.77].
Toepassingen

Deze gedachten betekenen veel. We kunnen uiteraard niet het hele judo op zijn kop zetten. Het huidige judo is evenwel al genoeg in verwarring door de strijd tussen sportificatie en traditie.

Wel is het goed om te beseffen waarom men zou moeten pleiten voor een soepele en flexibele kumikata, en dat maken deze studies wel duidelijk.

Op het moment dat we beseffen dat de standaard-kumikata slechts één van de vele mogelijke aanvalsvormen van het judo is – ook al zijn de meeste andere vormen alleen bewaard in het kata – beseffen we beter waar het om gaat. Morele opvoeding, partnerschap, en dus zachtheid is één facet, maar zelfs in technisch opzicht is flexibiliteit, soepelheid en beweging belangrijker dan kracht, om alle mogelijke aanvallen soepel te kunnen pareren. Het voorbeeld van Saigo laat dat ook zien, en daarbij is de mindset van ‘ju’ en het vermijden van competitie weer belangrijk. Mentaal en fysiek judo liggen altijd in elkaars verlengde!

Op het moment echter dat de judoka meer de nadruk gaat leggen op soepelheid dan op kracht, komt er automatisch ook meer nadruk op balans, de werking van de hara, en het aanvoelen van fijnzinner beweging bij de partner. Logisch, wie alleen sterk is, voelt niks meer. Wie evenwel anders leert ‘voelen’, heeft niet meer een hele nabije pakking nodig (om heel hard te duwen en te trekken) maar voelt ook al heel fijnzinnig hoe de partner beweegt, als hij alleen een pols voelt, of een slag ‘voelt’ aankomen. Let op: waarneming van atemi is méér dan alleen ‘zien’! Wie gevoelig judoot, neemt meer waar dan alleen zien en zwaartekracht.

Afstand en nabijheid

Op deze manier gaan judo en aikido elkaar toch raken. Want puur judo zou – aldus beschouwd – veel meer open kunnen staan voor wat uke doet, in plaats van altijd te denken vanuit tori die pakking wil hebben en dan gaat werpen, en soms/vaak dus aanvalt in plaats van verdedigt! Judo zou (net als aikido) moeten uitgaan van wat uke doet. Slaat hij? Wil hij steken? Wil hij duwen en trekken? Wil hij een deel van je lichaam grijpen (arm, hand) of wil hij je benen onderuit vegen? Wil hij naar je benen duiken? Met dan vooral de vraag: hoe gaat tori die aanval van uke pareren? Op iedere aanval een gepast antwoord. En daarbij in alles soepelheid bewaren, en als het mogelijk is: met zo min mogelijk fysieke energie controleren.

Dus: niet op elke aanval met dezelfde pakking reageren en veel kracht er in stoppen, maar nadenken wat het juiste antwoord is. Nage no kata en de andere kata laten zien / leren hoe dat werkt en waarom… maar ook het aikido, dat heel vaak kiest voor de subtiliteit van een pakking op een zekere afstand, of alleen een lichte aanraking en een duw/trekbeweging, of zelfs: pakking door je te láten pakken en dan met heel je lichaam te bewegen – en aldus te werpen vanuit je hara!

Dat laatste is zeer de moeite waard om in overweging te nemen. Aikido is een veel effectievere manier van zelfverdediging dan men soms spottend denkt, als men het over ‘dansen’ heeft. Een aikidoka die het goed doet, heeft een moment van vederlichte pakking, waarin hij alles voelt van zijn partner en door soepel en licht in te spelen op wat uke doet, is zijn ‘kumikata’ soms niet meer dan contact-houden en bewegen.

Judoka die de eigen judoworpen toepassen, zouden dat laatste moeten vasthouden bij hun pakking. Niet alleen denken vanuit ‘ik moet werpen en winnen’, maar ‘ik controleer met mijn hele lichaam en ik heb contact’.

Geheimen van kumikata?


Het geheim van kumikata is in deze twee blogs weer een beetje meer ontrafeld. Met hulp van de teksten van Kano.
1) Goede kumikata is vederlicht en ontspannen, zonder kracht.
2) Goede kumikata is voelbaar uitdrukking geven aan een niet-competieve mindset (open om ukemi te nemen) en zo mentaal ontspannen te worden.
3) Goede kumikata speelt in op de verschillende mogelijke aanvalsvormen.
4) Goede kumikata is niet altijd een kwestie van nabijheid, maar kan ook vanuit een zekere afstand ‘pakken’ en controleren.
5) Goede kumikata werkt met de handen als antennes om het hele lichaam en vooral de hara de techniek te laten uitvoeren.
6) Goede kumikata… probeert zichzelf te minimaliseren, zodat er nooit méér contact en energie is dan strikt nodig.
7) Goede kumikata is principieel zelfs mogelijk als de partner gevoeld wordt op afstand, maar dan zijn we volledig in het aikido beland…

Kortom: judo volgens Kano is een snel en soepel judo, beweeglijk en ju als water, en daarbinnen is de zachte en flexibele basis-kumikata slechts één van de manieren om een aanval te pareren, of een techniek uit te voeren.
We moeten dit zo snel mogelijk vernieuwen. Anders zal het judo in waarde verminderen, zowel in het echte gevecht, als in de lichamelijke opvoeding …[Kano: The aim of a special course of randori to be arranged in the near future. Judo, (1937) Vol. 6, pp.2–3].

vrijdag 28 oktober 2011

Okuri ashi barai anders

Als we aan okuri ashi barai denken, hebben we meestal toch de bekende vorm uit het nage no kata voor ogen. Tori en uke 'dansen' zijwaarts en dan: hoppa, de beenveeg, waarbij uke mooi door de lucht vliegt.

Een iets andere vorm van okuri ashi barai door Osawa Yoshimi:



Je ziet dat Yoshimi zijn partner niet meteen zijwaarts duwt (wat in randori ook meteen wordt opgemerkt, dan weet iedere geoefende judoka: nu komt-ie dadelijk met een beenveeg!) maar achteruit drijft. Vanuit die beweging kun je van alles doen, en afhankelijk van uke's misstap heel veel beenworpen.

Wat uiteraard wél moet gebeuren, is de verandering van richting. Je kunt okuri ashi barai nooit doen zonder de achterwaartse beweging om te buigen in een zijwaartse. Dat sturen doe je met je armen, en bij een linkse techniek vooral met je linkerarm, om uke naar tori's rechterkant te manoeuvreren.

Als je goed kijkt, zie je Yoshimi een paar opvallende dingen doen. Eerst: de versnelling bij het naar achteren duwen, zodat uke al heel goed op zijn balans moet letten. Dan duwt hij uke links-rechts heen en weer, hoog boven de elleboog waar hij de hikite- pakking had bij het duwen. De balansverstoring is daarmee 'in een bochtje', en dan komt de juiste timing voor de veeg.

Interessant!

(N.B. Over okuri ashi barai in Nage no Kata schreef ik eerder een blog op 14 mei 2010)

woensdag 26 oktober 2011

Judo zonder gi?

Op sommige plaatsen wordt ook wel eens judo gedaan zonder judogi (judopak), zeg maar: 'in je blote bast' of met alleen een t-shirt en een korte broek aan. Is dat nou echt judo? Anders gezegd: heb je per se een judogi nodig om judo te oefenen?

Geen gi nodig?

De voorstanders zeggen dat je zonder judogi op een heel andere manier leert te werpen, balans te zoeken, een ander gevoel voor elkaars lichaam krijgt. Dat je leert anders vast te pakken. Ja, uiteraard.
Het is zelfs zo, dat judo oorspronkelijk helemaal niet werd beoefend met de judogi zoals we die nu kennen. De mouwen waren korter en men had bijna een korte broek aan - zie de foto van Jigoro Kano hiernaast. Ju no kata kan helemaal zonder judogi worden beoefend, en heel veel technieken van nage no kata ook. Dus: judo zonder judogi is mogelijk. De zeer gevorderde judoka kan zelfs ontdekken dat balans en balansverstoring helemaal niets te maken hebben met kumikata, maar met je hara. Maar ja, nu zijn we er... wie komt er in die hoogste fase? Is dat dezelfde als degene die in aikido kan werpen zonder elkaar aan te raken, puur met de kracht van je 'ki'...?

Voor de doorsnee-judoka is de vraag: is judo zonder judogi nog echt judo, of is het dan een soort worstelen? Natuurlijk kun je prima eens een andere gevechtssport doen – zoals worstelen – om je judotechnieken wat te testen of zelfs te verbeteren. Zoals ik ook eens BJJ ben gaan doen, en dolgraag aikido weer zou oppakken. O ja, je kunt zeker ook aikido zonder gi doen, omdat je tóch vooral de polsen controleert en dan de uwagi (jas) bij voorkeur wat kortere (of opgerolde) mouwen moet hebben – grijpbare en blote onderarmen? Waar heb je bij aikido nou eigenlijk een gi voor nodig? O ja, heel veel BJJ is toch ook zonder gi mogelijk, verwant aan het submission grappling en MMA? Ja, allemaal mogelijk. Maar is het dan nog judo (of aikido)? Waarom hebben we eigenlijk die lastige dikke judogi aan?

Wel een gi nodig?

Los van allerlei vragen van hygiëne, bescherming en tradities, ben ik er van overtuigd dat we de judogi om twee belangrijke redenen hebben. Waarbij ik er van uitga, dat beide judoka niet op het niveau van Mifune of Hirano staan.

Tori heeft een heel arsenaal aan technieken ter beschikking, waarbij hij alleen álle worpen uit de Gokyo kan doen (op de manier zoals die thans door de Kodokan worden aangewezen en beoefend, bijvoorbeeld in nage no kata) als hij de juiste pakking heeft, en dús is de uwagi een wezenlijk instrument die hij nodig heeft voor de balansverstoring en alle worpfasen. Bij de meeste technieken komt het er écht op aan waar tori exact aangrijpt, tsurite en hikite in samenspel. De zubon (broek) zou eventueel gemist kunnen worden volgens sommigen, zeker als tori eigenlijk vooral het been grijpt, slechts enkele uitzonderingen in nagewaza en sommige kanteltechnieken daargelaten. Maar de uwagi? De voorstanders stellen dat je in newaza ook heel veel zonder gi kunt. Ja, een aantal osaekomiwaza. En kansetsuwaza. Maar hoeveel shimewaza doen we zonder de kraag te grijpen? Hadaka jime en sankaku jime? Tori is gewoon gehandicapt zonder uke’s uwagi! Het is judo voor minder dan de helft! Gesteld dat je al kunt werpen, dan slechts met beperkte controle: je kunt alleen shimekomi doen met een pakking om rug en hoofd, maar een goede hikite is dan bijna onmogelijk! Althans, als ik goed geïnformeerd ben moet tori een pols van elastiek hebben, wil hij dezelfde trekkende beweging maken als hij niet de mouw maar de pols van uke op de judomanier moet controleren! Dan kan tori maar beter beginnen met een uitgebreide taiso voor de training...

Maar het argument is vooral… uke. En daar had ik eigenlijk nooit zo bij nagedacht… Maar denk maar eens goed na! Waarvoor heeft uke een gi nodig? Niet als harnas bij het vallen, want zo dik is zijn uwagi nou ook weer niet (hoewel?). Maar toch wél voor de veilige ukemi. Goede ukemi is namelijk alleen mogelijk als tori goede controle kan houden over uke. En dát is zonder controle over de mouw bijna ónmogelijk voor de gemiddelde judoka. Het feit dat uke nog een beetje kan schuiven in zijn uwagi betekent dat er controle is, maar ook net die flexibiliteit die nodig is. Dat geldt ook in newaza, als uke in zijn gi kan schuiven als hij tegen de mat wordt gedrukt, is er veel minder kans op ‘brandplekken’. Al is het voordeel van de judogi in newaza vooral voor tori.

Okano-sensei zegt daarom ook:
Het verschil tussen gevechtssporten als sambo, sumo en Perzisch worstelen, vergeleken met judo zit hem in wat je aantrekt. De kleding maakt het grote verschil in de soort technieken die je kunt toepassen.

Veiligheid

O ja, ukemi is heel goed mogelijk zonder tori. Zo oefenen we het ook in de dojo. En dan zou de judogi dus achterwege kunnen blijven. Ja, inderdaad, net als bij de warming up en zeker bij de spelletjes op de tatami. In het aikido zijn er heel veel worpen en controles waarbij uke wél valt, maar zonder dat tori uke's gi vasthoudt. Allemaal waar. Maar dat is anders dan een judoworp! Probeer uke maar eens met kata guruma te werpen zonder zijn mouw te controleren. Gooi hem maar gewoon zo door de lucht. Is dat judo? Is dat jita kyoei, zorg voor elkaar? Voor de gemiddelde judoka is het gewoon veiliger, mét judogi.

Daarom ben ik het helemaal eens met ‘Tafftaz’ die op een van de judoforums zegt:
Ik vind persoonlijk dat zonder een gi er geen sprake is van judo, maar alleen een vorm van submission wrestling. Ukemi wordt een probleem omdat tori veel minder controle heeft over zijn uke. De gi is integraal onderdeel van judo. Zonder-gi lijkt op worstelen. Met-gi lijkt op judo. Beginners werken niet alleen met de kraag/mouw pakking om de waza te leren, maar ook om hun partners ukemi te leren. Beweren dat afzien van de judogi voor hen gemakkelijker zou zijn, is contra-productief omdat kuzushi en kake totaal verschillend zijn bij de meeste technieken met en zonder judogi.Er is niets op tegen om te worstelen met aangepaste judo-bewegingen, noem het alleen geen judo. (Makoto 12-10-11)

Judo is opvoeding

De dieperliggende gedachte daarbij is natuurlijk, dat judo een methode van complete opvoeding is, en daarbij kán de judogi een uitdrukking zijn van principes, maar het staat er in zekere zin ook los van. Een vent die in zijn hart BJJ of MMA wil doen, of keihard competitie wil doen en de 'tegenstander' met trekken en sleuren wil platkrijgen, kan het mooiste en witste judopak aantrekken dat er is, maar dat maakt hem geen judoka.

Uiteindelijk zit judo van binnen, en dus kan een judoka zonder judogi soms méér judoka zijn dan een wildebras zonder respect met judogi. Uiteindelijk toont de judoka wie hij is door met respect voor sei-ryoku zenyō en ji-ta kyō-ei alles te doen wat bijdraagt tot heil en gezondheid van zijn partner, alles te doen om blessures te vermijden. Het besef daarvan zit niet in je judogi, maar in je hart.

Dan lig ik liever drie minuten te worstelen in kesa gatame onder een judoka in zijn blote bast met zijn hart op de juiste plaats (en wat ik dan ook vóel kloppen) dan tien seconden platgedrukt of gesmeten te worden door een vechter zonder judohart in het duurste IJF-judopak...

Mike Hanon weet nog een andere reden om de judogi er in te houden: “In termen van Olympisch judo of modern judo is een gi belangrijk, want hoe moet je anders vijf minuten doorkomen waarbij je niets anders doet dan aan elkaars jas te trekken en te sleuren?” Daar is nog wat op te voeden soms... Lol.

zondag 23 oktober 2011

Het geheim van kumikata (3) het ideaal van Kano, deel 1

Dit tweedelig blog is een vervolg op twee eerdere blogs uit februari en april van dit jaar. Maar zoek vooral op het label ‘kumikata’ (kolom rechts) om even in te lezen alvorens dit deel 3 te lezen.

Uitgangspunt: partnerschap


Kern van alles in het judo, en ook als het gaat over kumikata, is wat ik eerder schreef: Letterlijk betekent Kumi-kata 組方 niet zomaar ‘vastpakken’, maar: “Een manier om je met de ander te verenigen”. Judo is een methode van zelfverdediging, maar ook zelfverwerkelijking en dus vereniging met anderen in harmonie. Dit mag nooit uit het oog worden verloren, opdat we niet blijven steken op wat Jigoro Kano noemt: het laagste (fysieke) niveau van judo.

“We plaatsen het eerste – de training om je tegen een aanval te verdedigen – onderaan, en we noemen dat: judo op het laagste niveau. Laten we de training en cultivering, wat bijproducten zijn van de training voor de verdediging tegen een aanval, judo op midden-niveau noemen. De studie hoe iemand zijn energie ten dienste kan stellen van de samenleving noemen we judo op het hoogste niveau.” Jigoro Kano, Mind over Muscle, p. 95.
Als we spreken over kumikata, dan is het ideaal dus niet: pakking om te vernietigen, maar pakking om te leren en te groeien in harmonie. Dit kan niet voldoende worden benadrukt.

Sport randori


In het moderne judo is kumikata in randori echter een hele andere weg gegaan. Normaal gesproken gaan judoka bij hun technieken uit van basis-kumikata, dat wil zeggen: één hand aan de kraag, één hand aan de mouw. Vanuit die pakking worden alle gewone technieken ingezet, maar wordt ook elke techniek voorbereid door te voelen, te sturen, uit balans te brengen en uiteindelijk in te zetten en te werpen. Ik heb al eerder onderscheid gemaakt tussen een zachte, verkennende pakking, en een steviger pakking als de techniek is gekozen en wordt ingezet, de schepping van de techniek: tsukuru 作る. De handen als scheppingsinstrumenten… of het hele lichaam?

Kano zag echter al in het begin dat de judoka dit onderscheid niet meer maakten, en dat betekende dat zij zich gingen focussen op het ontwikkelen van spierkracht om vanuit de pakking te kunnen domineren. Vastpakken en pas loslaten na de feitelijke worp. Hij vond dit een verarming, om twee redenen:
1) Het principe van ju verdwijnt in het afvoerputje
2) De verschillende aanvalsvormen van de oorspronkelijke weg worden verengd tot één vorm.

Wat als gevolg daarvan overblijft is een arm judo, een ‘sportjudo’ wat in randori en wedstrijden alleen nog werkt met kracht en een beetje gevoel, in plaats van veelzijdig te zijn als methode van aanval en verdediging. Het competitieve element van de ‘krachtmeting’ in sportrandori betekent tevens dat de vrije oefening een gevecht wordt om te winnen. Helemaal fout volgens Kano (zie hieronder!) en het gevolg is dat Kano al rond 1918 (!) inzag dat de judoka in die tijd al slechts een klein deel van het judo beoefenden… niets is veranderd…

1) Het principe van ju


Jigoro Kano zei dus in 1918:
In de Kodokan doet iedereen randori door zijn tegenstander bij de kraag en de mouw te pakken. Dat moet je doen bij beginnelingen om hun vaardigheid te verbeteren, maar die methode is niet de uiteindelijke (the ultimate one). Als je de kraag en mouw van je tegenstander vastpakt, moet je dat extreem zacht (softly) doen, en zonder kracht (without strength). Anders kun je niet snel genoeg meer bewegen. (Kano/Otaki (uitg.): Kano Jigoro: My life and judo, Shin-jinbutsu-oraisha, p.76. Oorspronkelijk in Sakko 1927-1930.)
Dit laat al zien wat ik boven aangeef: het principe van ju moet aanwezig blijven in de pakking/randori, en… er zijn méér vormen van randori/aanvalsvormen. Daarbij past, dat hij pleit voor snelheid en beweeglijkheid.

Het voorbeeld van Shiro Saigo


Een van de grote voorbeelden van Kano was Shiro Saigo, een van de vier ´Devas´ (“godenzonen”, de bijnaam van de sleutelfiguren in de vroege Kodokan), die al in 1885 wedstrijden deed toen de tegenstanders nog allemaal jujutsuka waren. Kano zei:
Shiro Saigo was vooral een briljant beoefenaar. Maar hij was een judoka die waarschijnlijk het meest van allen geworpen werd als hij oefende. Hij was een meester in slimme ukemi en hij leerde om de technieken van zijn tegenstanders te ontwijken met lichaamsbewegingen, en zo kon hij uiteindelijk geworpen worden zonder enig probleem. Veel beoefenaars proberen hun tegenstander aan te vallen terwijl ze terughoudend zijn, bang om zelf geworpen te worden. Saigo keek daar niet naar en was in zijn gevechten dus louter aanvallend, terwijl zijn tegenstanders afgeleid bleven worden door hun verdediging. De consequentie was dat de tegenstander het voor Saigo gemakkelijker maakte om een techniek toe te passen. [Kano: An admonition to judoists who practice at dojo (1), Judo, (1936) Vol. 6, p. 4].
Kano stelt dat Saigo sterk werd omdat hij niet geobsedeerd was door winnen… en daarom werd de man soepel. Hij kon zijn lichaam totaal gebruiken om te vallen, te verdedigen maar ook aan te vallen, zonder de angst van “ik mag niet vallen of verliezen”!
Je moet oefenen met de juiste houding (correct posture) zonder je druk te maken over victorie of verslagen-worden… integendeel, als het je niet uitmaakt of je geworpen wordt en er aan denkt om de ukemi te nemen als de techniek van de tegenstander voldoende effectief is, zul je uiteindelijk bekwaam worden en niet in moeilijkheden komen. Als je erg goed wordt, zul je in staat zijn om een techniek te doen terwijl je wordt geworpen, en de technieken van je tegenstander ontwijken, en opstaan. Je zult in staat zijn om je lichaam licht en vrij te maken door deze manier van oefenen. Zo’n lichaam is een superieur lichaam, goed getraind. [Kano: The special course of randori to be arranged in the near future. Judo, (1937) Vol. 7, p.4].
Zo zien we hoe dodelijk het competitie-element is voor het begrijpen van judo als ju-do, de soepele weg – en randori zoals het bedoeld is, van inhoud verandert.

Dit alles heeft vérstrekkende gevolgen voor de kumikata. Wat ik eerder heb aangegeven, wordt nu ook door deze teksten van de stichter aangetoond (NB ik kende deze teksten toen nog niet!). Alles in onze oefeningen moet vederlicht zijn, om soepel en snel te zijn, en volledig te kunnen inspelen op wat je partner doet. Alleen dán kan kumikata en techniek beide judoka ook bij elkaar brengen en verenigen. Mooie en zachte techniek kan dan óók betekenen dat je gaat genieten van ukemi, sterker nog: je wordt pas goed in judo als je je vrijmoedig durft te laten werpen…

Wordt vervolgd… in deel 2 van dit blog over de verschillende aanvalsvormen, ofwel: het geheim van kumikata is, dat het slechts één aspect van contact tussen tori en uke is. Stay tuned!

vrijdag 21 oktober 2011

Nage no kata (16) plezier in kata krijgen

Op het Judoforum loopt een draad (13-10-2011) over ‘hoe krijgen we judoka weer aan het kata’, hoe maken we kata populair. Daarbij gaat het gewoonlijk niet over ‘hoe leren we een groene band itsutsu no kata’, maar gewoon over het nage no kata.

Een goede vraag. Want Nage no Kata wordt pas ‘populair’ als men de hevig gewenste zwarte band niet met een vrijstelling op wedstrijdpunten weet te verkrijgen. (Gelukkig wordt deze vrijstelling volgend jaar vervangen door een gedeeltelijke vrijstelling d.w.z. van de sutemi-waza.)

Kata-training zit in de marge, ik wil net niet zeggen: in het verdomhoekje. Maar wees eerlijk. In de meeste dojo IS er helemaal geen kata in de reguliere training. Kata wordt apart gedaan, voor de ‘gevorderden’ en dan kunnen de ikkyu die voor hun shodan trainen apart terugkomen. Is het dat? Moet zo het kata weer populair worden, moeten judoka er zo van leren en er plezier in krijgen?

Jigoro Kano heeft zijn judo ontworpen met kata en randori als bouwstenen, met respectievelijk kogi en mondo als de bijbehorende theorie-peilers. Kata en kogi (echte theorieles – waarom en hoe) zitten er niet vanaf het begin bij. Waarom toch?

Ik ga de komende maanden intensiever met kata verder. Niet alleen persoonlijk, nu ik in onze eigen dojo een trainingspartner daarvoor heb (hoera), maar ook met de theorie.

In de draad op het Judoforum las ik echter een paar belangrijke punten om te bedenken, en die gelden niet alleen voor kata-training.

1. Geef de judoka de ruimte!

De Kodokan-dvd standaard is sowieso al een probleem. Technieken worden niet geleerd volgens het algemene principe en op de persoon toegespitst, maar volgens het boekje gedaan. Geen spontaniteit, geen begrip, geen vrijheid. Dat stoot mensen af. Je bent wie je bent en je lichaam is gewoon gemaakt voor bepaalde manieren of niet. Dat voelt elke judoka aan en als dat niet kán in kata, dan kappen ze met kata. Natuurlijk moet iemand die geen hara kan geven als uke bij Kata Guruma of Tsurikomi Goshi gewoon buikspieroefeningen trainen, of hij nu lang of kort, dik of dun is. Maar verder… het moet wel judo blijven en je kunt een goede techniek op een miljoen verschillende manieren doen. Geef elkaar de ruimte!

2. Doe niet alles ineens!

Als judoka een goede ‘uitvoering’ op dvd zien, willen ze zelf ook meteen zo’n goede ‘uitvoering’ doen. Dat kán niet. Dat weet ik uit eigen ervaring. Ik weet best een paar dingen van de theorie, maar als je het dan zelf gaan doen, vergeet je tig procent op dat moment. Dat is normaal. Je kunt niet op alle details tegelijk letten en daarom moet je eerst de grote lijn helder hebben, het verhaal en de grootste misstappen eruit halen (of de dingen die helemaal niet wérken). Sommigen blijven zo lang hangen in tsugi ashi dat de lol om te werpen over is voor men weet wie tori en uke gaat zijn. Taigyo, een ervaren judoka uit Oregon zegt:
“een van mijn leraren gebruikt het voorbeeld van een ui pellen, laag voor laag. Laat ze eerst het algemene gevoel krijgen voor het kata voor je gaat inzoomen op de details. Laat ze het op die manier ook maar even verkeerd doen, voor je de details gaat corrigeren. Als je het in een latere fase gaat bijschaven, blijkt dat ze het doen en het ook opeens werkt…”
Begin dus bij de hoofdzaken!

3. Geef positieve kritiek!

Ook dit geldt in het algemeen bij judo onderricht. En daar lopen veel judoka op stuk, niet alleen bij kata: de mopperleraren. De eerder geciteerde Taigyo zegt:
“Iets anders dat mensen wegjaagt is als men in het begin te kritisch is. Ze krijgen het hele kata er niet eens in, omdat ze om de oren worden geslagen met zoveel kritiek en aanwijzingen, dat het lijkt als één brij van negativiteit voor hen.”
Kata-deskundige Heiko uit de US zegt daarover:
“Een van de redenen waarom mensen geen kata doen is een massa negativiteit. Komt er een student iets proberen wat hij nooit heeft gedaan, wordt hij gebombardeerd met negatief commentaar. Geen enkele kata zal perfect zijn, maar dat kun je niet snappen als je constant negatieve feedback krijgt. Je moet een hond soms ook een botje gunnen!”
Dús mopperkonten: gooi het roer om en stimuleer de judoka (en niet alleen bij het kata)!

4. Integreer kata onderricht!

Uiteindelijk wordt het met kata niks als het in de marge blijft hangen natuurlijk. Heiko zegt:
“Mensen moeten kata onderricht ervaren als onderdeel van de gewone judo training en als gewoon leermiddel. Het feit dat ze kata doen, is de helft. Ze kunnen het dan plaatsen als onderdeel van hun leerervaring. Hun kata zal beter worden omdat ze het dóen en daarom zal hun judo beter worden, wat in wisselwerking ook hun kata weer beter zal maken…”
Werk aan de winkel

Er is in heel veel dojo nog een hoop te doen. Om kata weer een plaats te geven, maar ook om het onderricht als zodanig positiever en doordachter te maken. Daarmee kunnen ze de goede judoka ook vasthouden die nu soms afknappen op een negatieve atmosfeer waarin alleen maar wild gerandoried wordt zonder veel fundament en hartelijkheid. Alles moet weer in harmonie raken, wil het judo en het kata het overleven. Denk ik…

woensdag 19 oktober 2011

Ukemi en toonladders

Chopin

Vroeger, toen ik klein was, leerde ik piano spelen. Dat kon je op de muziekschool doen, waar de leraren aardig waren en je leuke lesmethoden kreeg. Speels leren spelen, en zo snel mogelijk een stukje van Beethoven kunnen spelen.
Mijn vader dacht daar een beetje anders over. Hij was zelf een begenadigd pianist en wist waarover hij sprak. Zijn visie was: “al die leuke muziekleraren leren je geen piano spelen, maar klooien. Piano spelen is hard werken en heel, héél veel saaie vingeroefeningen doen.”
Achteraf had hij uiteraard gelijk. Als je ooit iemand Chopin hebt zien spelen, weet je dat dit niet gaat met een beetje leuk doen, maar met heel veel gevoel voor de toetsen en dat leer je alleen door afschuwelijk veel oefenen, totdat je vingers en de toetsen van het klavier met elkaar vergroeid zijn. En dus leerde ik – net zoals hijzelf bleef doen – toonladders en eindeloos-saaie oefeningen van een Franse componist ‘Hanon’ genaamd, met alleen dit verschil dat mijn vader na een uur vingeroefeningen vloeiend Chopin en Bach speelde en ik… nou ja…

Leuke judolessen

Ik moet daar aan denken naar aanleiding van één van de comments op mijn blog over kogi en mondo in de praktijk, over de jeugdles van mijn neefje. Geen echte systematische ukemi-les. Nee. En ook geen uchi-komi drills. Toevallig sprak ik er ook over met mijn eigen sensei en ook hij ziet het probleem van de ‘leuke’ judolessen van tegenwoordig. De judolessen zijn net als die leuke pianolessen op de muziekschool. Snel met grappige boeken, zonder veel oefenen, ‘Für Elise' kunnen spelen. Net zoals veel judoka denken dat ze snel even judo kunnen leren met veel spel en ‘fun’ en dan meteen een toernooitje doen. Ja ja.

Volgens de kenners is één van de judoka die begon met 'leuk doen', ook onze eigen Anton Geesink geweest. In die tijd begon het oefenen van valbreken als zelfstandige oefening steeds meer vervangen te worden door valbreken-in-spelvorm of gewoon als onderdeel van de judo-oefening. Met uiteraard sneller resultaat en meer plezier voor de kinderen.

Liefde voor vervelende dingen?

Judo en muziek hebben wel wat gemeenschappelijk. Muziek is niet iets wat je leert genieten en beoefenen zonder passie en héél veel oefenen. Het lijkt allemaal zo gemakkelijk, maar doe het maar eens echt goed! En als je leert muziek te beoefenen, dan wordt het een levensvervulling. Het gevoel van een judoka met een partner is heerlijk, zoals ook het gevoel van een pianist op de toetsen een zaligheid is. Licht, dansend, klanken toverend, met gevoel, O ja, piano spelen is net als judo púúr gevoel – wie het doet, weet het! Een gevoel wat je alleen krijgt door toonladders, Hanon, en vreselijk veel uithoudingsvermogen en tijdsinvestering.

Judoka die echt goed judo willen leren, moeten eigenlijk beschikken over een gevoel voor vervelende dingen. Jazeker, ze moeten gaan houden van stomvervelende en saaie oefeningen. Fitnesstraining is al saai, maar wat iedereen het meeste háát, lijkt wel ukemi. Wie wil er nou graag vallen? En wie wil er de eerste maanden van zijn judoleven nou alleen maar vállen? Toch is dát wat ze bijvoorbeeld in Japan doen. Een nieuwe judoka mag daar leren zijn band te knopen en verder alleen te vallen, honderd, duizend keer. Werpen? Welnee! Eerst uke zijn, en dan snap je pas wat je als tori moet doen! Veilig vallen gaat vooraf aan veilig werpen. Ukemi-oefeningen en uchi komi zijn het meest saaie wat er is. Het zijn de toonladders van het judo. En toch… wie een goede judoka wil zijn, moet er doorheen. Elke les opnieuw. Eerst vallen, dan werpen. Eerst toonladders, dan Chopin.

Waarom doen we het niet?

Ik geloof (net als mijn sensei) dat er morgen geen judoka in onze sportschool meer over zijn als we écht zouden gaan judoën zoals het zou moeten. En zeker niet bij de jeugd. Dat is dus een probleem. We maken het leuk, we houden het leuk. Banden, slippen, diploma's, wedstrijdjes, medailles - het is net als de stapjes van 'Mijn eerste pianoboek', mijn tweede, mijn derde, etc...
Dus leuke spelletjes doen. Aan een lege mat heb je ook niets, denken de meeste sportschoolhouders. Maar het is op de lange termijn een weg van middelmatigheid.

Zelfs een gerespecteerd Duits judoka zegt:
Ik heb persoonlijk de laatste jaren geleerd, dat de zeer traditionele weg die ik zelf gegaan ben, niet meer past bij de tegenwoordige tijd en de verwachtingen van de kinderen en jeugdigen. En dat het in de vorm die ik heb beleefd, ook niet nodig is. Maar ik heb ook ingezien, dat men voor een deel het kind met het badwater heeft weggegooid. Iets meer klassieke ukemi-training en iets meer zorgvuldigheid bij het aanleren, zou velen helpen om beter en sneller judo te leren dan nu vaak het geval is. (Tutor, DasJudoforum.de, 14-10-11)
Tsja… zo gaat het dus. Het is niet goed, maar het komt niet meer terug. We willen het samen niet meer. Het hedendaagse judo zal geen meesters meer voortbrengen, zei Okano al eerder (kijk bij de labels voor het interview). Meesterschap willen we niet meer, we willen plezier maken.

Hoeveel piano’s staan er dus in Nederlandse huizen voor de sier, of worden matig bespeeld? Hoeveel procent van de piano’s zullen ooit de klanken van Chopin voortbrengen?
Het is misschien wel het lot van alles wat topklasse is: velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.

Hoe dat komt? Misschien omdat we te gemakzuchtig, te oppervlakkig zijn? En te weinig gedisciplineerd en te zwak van wil...

zondag 16 oktober 2011

Kiotsuke ! 気を付け

Er zijn nog steeds dojo waar men echt aandacht heeft voor de ceremonies en dojo-etiquette. Helaas lijkt het allemaal wel op zijn retour. Veel sportscholen en judoclubs beschikken niet (meer) over een eigen dojo, en men is al blij als men voorafgaand aan de les de matten in de zaal heeft liggen. Moderne sportcomplexen hebben wel eens een vaste dojo die door een vereniging kan worden gebruikt of gehuurd, maar dan heb je hooguit matten en een spiegelwand, maar geen portretten van de stichter of scrolls met de kalligrafieën met judo principes. En de mat is dan een soort sportvloer voor judo, aikido, maar ook aerobics, boksen, of andere sporten. Wat soms te zien is…
Buigen voor de mat als je de dojo betreedt? Wie doet dat? Ik ben in mijn club geloof ik bijna de enige… maar wat zou je ook buigen voor een mat die bijna - sorry - een soort 'hoer' is voor alles wat niet de 'weg' is...?

Hetzelfde geldt voor de begroetingsceremonie. De meesten kijken alle kanten op, praten door elkaar heen, en dan even een seconde geconcentreerd als de hoogst gegradueerde ‘senseeei’ roept en iedereen buigt en bromt ‘ni reeeei’. Dat is het althans bij ons. Fijne club, maar ik vind het ceremonieel mager… ik ben zelf meer dan eens degene die de ceremonie van onze les mag leiden. Ik zou zo graag nog wat toevoegen...! Zoals:

Mokuso

Op 1 december 2009 schreef ik al een blog over Mokusō 黙想 , vertaald: meditatie, contemplatie. Moku 黙 = zwijgen, stil zijn. So 想 = denken, concentreren. Wie mijn blogs volgt, kan zien, dat ook in dit kanji de basis bestaat uit de radicaal ‘shin’心, wat het hart, het gevoel betekent.

Het zou goed zijn als men in de dojo weer aanleerde dat het écht goed is om even de muiltjes dicht te houden en in zijn hart te keren: stil zijn, concentreren op waar we mee bezig zijn.

Kiotsuke

Daarnaast wordt ook nogal eens een ander Japans commando gebruikt: Kiotsuke. Dat kan klinken als een oproep om inderdaad de muiltjes te sluiten en heel veel mensen vertalen het met ‘attentie’.

Kiotsuke (気を付け) bestaat in de basis uit twee kanji ki 気 and tsuke 付 en die betekenen: ki = 'geest(en)' (enkelvoud/meervoud?) ; 付 = tsuke, en dat betekent: “blijven bij, je geven aan, je wenden tot, je hechten aan, je verenigen met.”
Om het moeilijk te maken, wordt het kanji 付 in het Japanse overigs zelden uitgesproken met ‘tsuke’ van het werkwoord ‘tsukeru’, maar bijna altijd met ‘fu’, zoals in het mooie woord 付和 fuwa: “iemand volgen in totale overgave”. Grappig is de combinatie waarin wel ‘tsuke’ wordt gezegd: uketsuke 受付, wat inderdaad het kanji voor onze ‘uke’ (受) bevat, en wat in samenstelling betekent: “het aannemen van een bestelling, het ontvangen, en ook: de receptie, de portier van een instelling” of zo.

Plat vertaald betekent kiotsuke dan ook letterlijk: wend je tot je geest, geef je aan je geest. Ofwel: attentie, concentratie.

Wat is dan het verschil met mokuso eigenlijk nog? Beide woorden iets van: treed in je binnenste, concentreer je, in gewoon Nederlands: ‘even mond dicht'?

Verbind de geesten

Ik voel daarom veel voor de uitleg die mijn judovriend Waki begin dit jaar gegeven heeft:
“Kiotsuke (気を付け) wordt in deze context meestal vertaald met "attentie", maar het heeft ook een diepere betekenis die vrijwel de meeste judoka niet kennen, namelijk: verbind de geesten.

Dit klinkt misschien als een spreuk die je in een gelukskoekje zou kunnen aantreffen; ik moet toegeven dat het wel mysterieus klinkt. Maar eigenlijk gaat Kiotsuke heel goed samen met de judo idealen Seiryoku Zenyo en Jita Kyoei. Ga maar na: Met 'verbind de geesten' wordt bedoeld dat de judoka onderling als één moeten gaan functioneren. Samen werken aan technieken, samen uitwerken wat de beste manier is om technieken toe te passen. Met andere woorden: Jita Kyoei.

Daarnaast wordt vaak gedacht, als deze leus al überhaupt gebruikt wordt, dat Kiotsuke alleen geldt tijdens de ceremonies. Maar voor degene die de échte betekenis kent en begrijpt, geldt Kiotsuke overal. Of je nu thuis zit met familie, of judo traint in een dojo. Ik vind dat Kiotsuke net zo belangrijk is voor het judo als Seiryoku Zenyo en Jita Kyoei.”
Ik ben het daar roerend mee eens. Maar Waki staat niet alleen in deze uitleg, al waren de haantjes op het Judoforum er als de kippen bij om de geestelijke betekenis de grond in te boren toen het daar ter discussie kwam. Soms zijn judoka zó oppervlakkig...!

Verdiepen van het begrip


Judoka kunnen soms wat leren van andere martial arts, en wat de betekenis van ‘verbind de geesten’ betreft, is er een kempo-studie van dr. William Durban “Kiotsuke: Attention, Join Spirits” waarvan ik een deel hier vertaal:
Als studenten worden opgeroepen tot attentie, moet de nadruk liggen op bewustzijn (awareness), wat begint met hun lichamen. Als in Kiyojute Ryu Kempo Bugei scholen de oproep Kiotsuke wordt gegeven, volgen de studenten de leraar door hun voeten bij elkaar te brengen en hun vuisten voor hen op het niveau van ‘Itten’, in één punt recht vooruit. Hun ogen zijn gefocust, strak voorwaarts, niet naar iets speciaals kijkend, maar proberend om zich bewust te zijn van alle niveaus van wat ze zien. … Maar het bewustzijn van Kiotsuke gaat verder dan alleen het bewustzijn van je lichamelijke positie.

Het bewustzijn moet ook uitgaan naar de andere studenten en de leraren. Ki betekent ´geest´. Het verwijst naar iemands persoonlijke geest, de geest van het leven, en de Universele Geest. Tsuke betekent: verenig je of hecht je. Zo bezien betekent de opdracht Kiotsuke voor alle mensen in de dojo: 'verenig je geesten', de een met de ander en met de Universele Geest. Het mooie van de opdracht is, dat het een open statement is die iedereen de kans geeft om te antwoorden overeenkomstig hun eigen gevoelens en godsdienstige overtuigingen. In veel Kiyojute Ryu Kempo Bugei Dojo, zijn er meer verschillende geloofsopvattingen. Op sommige trainingsmomenten zijn er katholieken, protestanten, boeddhisten, hindoes, Sikhs en moslims – allemaal samen om te trainen. Op het moment dat de opdracht Kiotsuke klinkt, zetten allen hun verschillen aan de kant en nemen deel aan de broederschap van de Kempo training. Zo zou het moeten zijn in alle dojo. Studenten zouden verenigd moeten worden in de eenheid van een gemeenschappelijke geestelijke kracht, toegewijd aan leren en groeien door de training. Als dit wordt gedaan, zullen alle studenten sneller en diepzinniger leren. De leraren zullen hun eigen kennis verdiepen omdat ze niet alleen hun eigen intellect gebruikten om de studenten te onderrichten, maar ook hun geesten. De nabijheid ten opzichte van de studenten zal vooral vruchtbaar zijn voor de leraar als een diepe band van liefde hen verenigt in een verbond van fysieke, mentale en geestelijke groei.

Deze eenheid van geest is ook belangrijk bij de training voor serieuze zelfverdediging waarbij de studenten groeien in het begrip van universele principes van vechten. Bijvoorbeeld, het principe van ‘gentleness’ wordt ook wel ‘Juho’ genoemd, en is een zeer belangrijk gevechtsprincipe wanneer men een grotere tegenstander heeft. Het principe van Ju is fundamenteel: ‘duw als men trekt, trek als men duwt’. (…) Dat gevoel bij de waarneming komt door de eenheid van geest bij degenen die werkelijk Kiotsuke praktiseren, vanaf het begin van de les.
Een goede leraar kan altijd zeggen wanneer een student in de geest verenigd is tijdens de les, door de manier waarop hij/zij omgaat met de partners. Soms kan een leraar iemand opmerken met wie niemand schijnt te willen werken. Als hij dan goed oplet, zal hij over het algemeen zien dat deze niet deelneemt aan de geestelijke eenheid van de anderen in de klas. Die persoon heeft vaak een ‘chip’ op zijn schouder en is onbenaderbaar. Als twee mensen samenwerken in harmonie, helpt het hen beiden om sneller te leren omdat zij eindigen met elkaar te helpen door de bewegingen en technieken. (…) Als Kiotsuke echt wordt gevolgd, en een geestelijke eenheid ontstaat, zijn studenten open om te leren, en worden de leraren enthousiast om te onderrichten. (…)

Als vandaag de dag alle verschillende leraren van de gevechtskunsten hun scholen tot aandacht oproepen, is het te hopen dat zij en hun studenten zich zullen verenigen in de geest, om betere mensen te worden, ontwikkeling in zelfverdediging, lichamelijke fitheid, geestelijke oplettendheid, en spirituele verlichting. Dit alles vraagt een echte liefde van zowel de leraren en studenten voor elkaar en de kunst.
... en dus de harmonie van de geesten

Hier kan ik alleen maar 100% mee instemmen. Het is triest dat in de judowereld zo weinig aandacht is voor deze diepe lagen van ons dojo-leven. Maar goed, beter bij andere gevechtskunsten en -wegen iets leren, dan stilstaan.
Deze harmonie van de geesten (wa 和 – ki 気) is iets om na te streven, in de dojo, en altijd. Het maakt van judoka échte vrienden, en open naar alle mensen die je dagelijks mag ontmoeten. Ik streef deze eenheid en harmonie volledig na. Kiotsuke!

donderdag 13 oktober 2011

Over balans gesproken

Een Arabische jongeman mist zijn onderbenen en voeten. En op zijn 'stompen' lóópt hij niet alleen, maar geeft hij ook een vechtsportdemo.

Wat mij boeit is, hoe deze man zonder de steun van zijn voeten zo perfect balans weet te houden! Wat knap... zijn zwaartepunt ligt heel anders dan bij mensen die de volle lichaamslengte hebben. Waar is zijn hara? Gewoon net onder de navel? Dan is het bovenlichaam topzwaar en hoe dan goede technieken doen? Dát vraagt training!

Bovendien... wij hebben onze voeten zó nodig voor onze balans. Als onze grote teen geblesseerd is, kunnen we al bijna niet lopen. Probeer maar eens te lopen op 'ministelten' die je voeten vijf centimeter van de grond tillen. Wij kunnen dan geen judo doen. Mijn mond valt dus open als ik dit zie:



Hoe deze man er in slaagt om ondanks zijn gemis aan balans op de voeten toch een soort de ashi barai te maken (1:52) en een zeer effectieve seoi nage met idioot hoge nekpakking (1:59), een vliegende ippon seoi nage (2:22) en zelfs een heuse ura nage (2:25) is spectaculair. Vooral die ura nage is helemaal perfect judo! Gemakkelijk om onder uke's hara te duiken als je zo 'klein' bent, maar kijk maar in slow motion... uke geeft alle energie bij zijn aanstormende beweging en de kleine tori neemt het helemaal over. Hmmm...

De uitdaging van G-judo/Special Needs is, om te zien wat een mens nog wél kan. Q.E.D.!

dinsdag 11 oktober 2011

Leren van je randori

Het is heerlijk om weer op de mat te staan en gewoon je zelfvertrouwen terug te vinden na een moeilijke periode met lichamelijke kwalen en ongemakken. Heerlijk om gewoon ukemi te nemen, zoals ik het zo graag doe. Voorzichtig blijven en tegelijk vrij zijn. Hmmm... ik verheug me al weer op vanavond, want dan is het weer judo-avond!

De laatste weken heb ik verschillende soorten randori gedaan. Eén sessie is me erg bijgebleven, die met een sterke en jonge wedstrijdjudoka van onze club. Het was erg fijn, moet ik zeggen, want het geeft even de gelegenheid voor deze oude man om zijn krachten te testen en staande te blijven. (Meer dan dat zelfs...) Leuk om zo te doen, en aangezien betreffende judoka een aardige kerel is die zijn judo kent, zal ik ook in de toekomst geen enkele randori met hem weigeren. Toch las ik ook afgelopen week deze wijze woorden van Neil Ohlenkamp:
Randori is moeilijk voor ons allemaal. De perfecte ippon zonder veel krachtsinspanning is al zeldzaam als je werkt met judoka die sterk zijn en van gelijk niveau, maar helemaal als ze meer vaardigheden hebben. Alleen als je de beste van de klas bent, kun je misschien gemakkelijker succesvol werpen. Toch kun je daar alleen komen, als je oefent met meer ervaren mensen en aandacht hebt voor je fouten, je zwakheden en je timing. Als je na iedere sessie evalueert wat je zou kunnen verbeteren en ze dan met toewijding oefent… het is een lang proces omdat er zoveel kansen zijn om een worp te laten mislukken.
Eén ding dat kan helpen, is de weerstand (resistance) in randori te verminderen tot het punt waarbij jij en je partner elkaar gemakkelijker kunnen werpen. Dat geeft je de kans om een worp ook eens af te maken en dat is één van de dingen die je nodig hebt om vooruitgang te maken. Als je nooit eens echt kunt werpen… misschien zijn jij en je partner dan niet echt bezig om samen te werken om elkaar te helpen om te leren… (JF 8-10-11)
Het is de vraag wat wij – ik en de jonge wedstrijdjudoka – beiden leren als we elke week alleen maar wedstrijdgericht randori zouden doen. Want eerlijk is eerlijk: ik kán dat wel, maar is het nou zo leerzaam, tenzij voor je conditie en je gevoel voor balans? Nee. Ga ik wedstrijden doen? Um Himmels Willen, Nein! Ben je echt aan het werpen? Nee, het is zoals altijd: een paar techniekjes, de rest láát je wel. Is het echt een vrije oefening? Nee, je staat beperkt te doen.

Misschien zou het juist bij deze gevorderde judoka interessant kunnen zijn om af te spreken, het niveau van spierkracht eens op de helft te zetten bij het gevecht om de pakking, en als een van beiden inzet (en inzetten is dan niet zo’n halve beenworp!) ook slechts lichte weerstand te bieden. We zijn toch niet bang van een beetje ukemi? En dan ook doorgaan in (korte) grondcontrole om zo ook beiden te leren hoe je dat doet in een ‘levensecht’ gevecht? Ik ben er zeker van dat ik nog veel te leren heb, maar die andere jongeman ook! En dat kunnen we alleen ontdekken als we elkaar ook laten werpen en dan zien waar we onze misstappen maken (letterlijk of figuurlijk). Elkaar kansen geven, zonder ze cadeau te geven. Uke zijn zonder mee te springen en tegelijk mee te geven.

Uiteindelijk kun je met een trainingspartner alles afspreken wat je wilt. Je wint allebei het meest als je leert. Soms win je dan meer als je allebei tien keer keihard op je rug landt in een grondcontrole. Pas dan leer je waar je verdediging zwak was, waar je krachtenverdeling mislukte, waar je voeten verkeerd stonden, waar je handen waren waar ze niet moesten zijn, waar je nét iets te laat was, kortom: wat je echt waard bent op de mat zonder de dekmantel van je sterke armen en benen…

zondag 9 oktober 2011

Trainingsmethoden (4) Shugyo 修業

Adem in: intentie
Adem uit: intensiteit
Train in de diepte
Shugyo

Shugyo is extreme keiko/training. Dieptetraning. Dat wil niet zeggen, wat veel judoka daaronder verstaan: zo diep gaan dat je komt op het punt dat je moet overgeven van uitputting en uitdroging. Dat is eigenlijk een combinatie van lichamelijke afmatting en mentale onoplettendheid, waarvan je alleen kunt zeggen: je bent niet goed wijs. Op die weg vind je alleen matige techniek en lichamelijke blessures. Training moet altijd intens zijn, geconcentreerd, met een ontspannen lichaam en een kalme geest, heel diep in eenheid raken met jezelf.

Shugyo ( 修業 ) is uiteraard een Japans woord dat bestaat uit twee kanji. Shu 修, betekent: jezelf verbeteren, beheersen, leren, cultiveren. Gyo 業, betekent: roeping, bezigheid, werk, maar ook Go : karma. Het kanji wordt ook uitgesproken als waza maar mag niet verward worden met 技 wat we onder judo-waza verstaan, bijv. 立技 tachi-waza.

Daarmee is echter wel duidelijk dat de gewone vertaling met ‘studie’ ontoereikend is, shugyo betekent meer iets van werken aan verbetering, een roeping en activiteit om tot perfectie te komen. Dat is meer dan alleen een tijdelijke activiteit, dat is een trainingsmethode die het leven omvat.

-- Intentie: doelgericht met aandacht, gefocust op een einddoel
-- Intensiteit: vastbeslotenheid; concentratie; er totaal voor gaan

Intentie en intensiteit is altijd bewust en behelst alles: geest en lichaam. Shugyo is een discipline voor alle gevechtskunsten en ‘do´ als zelfdiscipline, zelf-onderzoek, zelf-ontdekking en voortdurende zelf-correctie op een weg naar perfectie en volmaaktheid in alles.

Enkele voorbeelden…



De beroemde "vader van modern karate-do", Gichin Funakoshi stond er om bekend dat hij buiten ging trainen, om het voordeel te hebben van de storm voor zijn training. Je moet weten, dat stormen zeer hevig kunnen zijn rond zijn thuis, het eiland Okinawa. Men zegt dat hij een tatami mat vastpakte om weerstand te creëren terwijl hij in vliegende storm op het dak ging staan, om zo te testen of zijn staande posities wel sterk genoeg waren. De betekenis van dit verhaal voor de discussie over shugyo is niet om te vertellen hoe excentriek Funakoshi was en zijn voorliefde om te trainen bij extreem weer, maar wel omdat het goed illustreert hoe vastbesloten hij was om onder elke omstandigheid de ware natuur van zijn studie te begrijpen, de weg van karate in dit geval.

Chito-Ryu-Karate-stichter Tsuyoshi Chitose, kreeg van zijn eerste leraar, Arakaki, de opdracht om dezelfde kata (standaard routine van karate technieken), Seisan , zeven jaar lang onafgebroken te studeren alvorens een andere te mogen leren. Degenen die niet bekend zijn met shugyo zullen ongetwijfeld onder de indruk zijn door de diepe toewijding en concentratie van Chitose… hou daarbij even in de gaten dat Chitose, Funakoshi en al die legenden van de gevechtskunsten in feite niet zo bijzonder waren. Integendeel, allen waren gewone mensen, net zoals ieder ander in alle aspecten, uitgezonderd speciale omstandigheden, zoals taal, nationaliteit etc. Wat zou betekenen dat ieder ander persoon dit zelfde zou kunnen doen. Inderdaad, met de juiste ‘mindset’ kan iedereen hun daden herhalen en navolgen. Eigenlijk is het enige wat deze ‘grootheid’ van de massa onderscheidt, het feit dat ze hard hebben gewerkt én het onverwoestbare geloof dat ze hun doel zouden bereiken. Belangrijk is hierbij, dat men niet moet focussen op glorieuze prestaties, met het risico ze te verafgoden, met als gevolg dat iedereen die niet voldoet aan het ideaal tekort wordt gedaan – we zijn immers allemaal stervelingen. Het is belangrijker om de wil te hebben deze meesters na te volgen, ze proberen te begrijpen, hoe ze hun grootheid bereikten, en dat is zonder uitzondering door shugyo.

Jigoro Kano en shugyo

De voorbeelden van Funakoshi en Chitose laten een fysieke manifestatie van shugyo zien. Wat is de relevantie van shugyo voor de intellectuele en geestelijke dimensies van onze psyche? Daar kunnen we een voorbeeld nemen aan Jigoro Kano. Kano, een levenslang opvoeder, was ten diepste vertrouwd met het taalgebruik van Bunbu Ryoudo ( 文武両道 ), Culture and Martial Power, Both Ways Together . Deze uitdrukking belicht het ideaal van een harmonie tussen intellect en kracht, wat impliceert dat de afwezigheid van het ene, het andere onmogelijk maakt. Kano geeft veel voorbeelden van deze intellectuele shugyo in woord en daad. De inwonende studenten, Uchi Deshi ( 内弟子 ) van Kano waren verplicht om dezelfde tijd aan het bestuderen van boeken te besteden (filosofie, politieke wetenschappen, economie en psychologie) als die aan de lichamelijke training werd besteed. Talrijke voorbeelden van de bunbu relatie, worden duidelijk als je kijkt naar waar de grote meesters nog meer in uitblonken. Chitose was arts, terwijl Kano en Funakoshi hoog aangeschreven professoren waren. De grootste zwaardvechter van Japan, Miyamoto Musashi, blonk uit in kunst en poëzie. Je ziet daar een patroon.
Na lange dagen werken, zag men Kano zelf vaak nachten lang studeren. Kano zei: "We moeten niet specialiseren in een soort training zonder te bedenken waar die training voor bedoeld is. " (Trevor Leggett, The Spirit of Budo Old Traditions for Present-day Life p.110) Deze gedachtegang is een bevestiging van het Confucianistische gezegde "De echte man is niet slechts een werktuig. " Het is duidelijk dat de karateka en budoka die nalaten hun intellect te ontwikkelen en de capaciteit om na te denken, zichzelf overleveren aan een spel van mimiek, alleen in staat te reproduceren wat hen is verteld, zonder te begrijpen of wat ze hebben geleerd wel waar is. Je lessen beperken tot de dojo is hevig nadelig voor je eigen leven, zoals Kano benadrukt "Zoek de toepassing van judo op je leven en praktiseer niet alleen op de mat." (ibid. p. 118)

Misschien is wel het beste voorbeeld van iemand die spiritueel shugyo beleefde en de voordelen van een leven op zoek naar het goede daarvan, de stichter van het aikido, Morihei Ueshiba. … Ueshiba wijdde zichzelf gelijkelijk toe aan de studie van het lichamelijke, intellectuele en spirituele. Als je wil begrijpen wat de band is tussen spiritualiteit, shugyo en de gevechtskunst, hoef je alleen maar te kijken naar Ueshiba's meest herhaalde aansporing, "Aikido is de studie van de geest! Het goddelijke kent geen grenzen." (John Stevens, Three Budo Masters, p.136.) Vanwege een inherente gevoeligheid en complexiteit van het onderwerp, is spiritualiteit misschien wel het moeilijkste aspect van shugyo…

Overal trainen

De term shugyo impliceert dat er geen vastgestelde trainingstijd is, dat een flexibele geest altijd oefent en overal mogelijkheden ziet om te trainen, in alles, in wezen dat het hele leven kan worden beschouwd als één grote kans om te studeren en te oefenen. Daaruit volgt dat het leven een serie van kansen is om alles wat is bestudeerd en geoefend, ook toe te passen, in alle dingen die er zijn, en dat shugyo het mechanisme is waardoor al die kansen worden benut. Misschien is het juist daarom dat we zeggen dat wie dit doet, de weg/do zal zien in alles wat hij doet…
De ultieme vraag, "Wat is shugyo?" lijkt tot onze teleurstelling meer vragen dan antwoorden op te roepen. Iedere poging om tot één betekenis te komen, is vergeefs, aangezien het concept van nature volledig subjectief is. Het zit in ieders persoon, en elke definitie is in ieder geval niet compleet als niet wordt vastgehouden aan grote lichamelijke, intellectuele en spirituele rigorositeit, gepaard aan een resolute gevoel van volharding.” Craig Cox - Tasseikan dojo, Oatley, NSW, Australia, 2004

Dit is wat judo zou moeten zijn

Op deze manier wordt de training exact wat judo beoogt te zijn. Een opvoeding op alle aspecten van het menszijn. Met de innerlijke deugden die we eerder deze zomer behandelden in het kader van de blogs over de Chinese krijgsmoraal: wil en wilskracht, moed en volharding.

Mij bevalt het woord ‘roeping’ en ‘dieptetraining’ wel. Weg met de oppervlakkigheid, weg met de vrijblijvendheid. Wie judo beoefent, gaat een weg van het leven. Je bent begonnen, je kunt niet meer stoppen. Het is een deel van het leven, het wordt je leven. Geen enkel deel van je leven kan er van worden losgemaakt. Wie écht wil leven, doet dat met een vaste intentie en grote intensiteit.

Lesson not just karate only, lesson for whole life. Whole life have a balance, everything be better. Understand?
Mr Miyagi, The Karate Kid (1984)

zaterdag 8 oktober 2011

Judo drama

Eén miljoen Yen is de boete die een Japanse judoleraar moet betalen, voor het uit de hand gelopen ukemi onderricht aan een zesjarige jongen (!) in een private judoschool in Osaka. Aldus de berichten in de internationale media.

Volgens het bericht gooide de 36-jarige 'leraar' het kind zo vaak (en kennelijk zo hard) dat het kind uiteindelijk hersenbeschadiging opliep en stierf...

Uiteraard weet ik niet meer dan wat de media brengen, maar het lijkt er op, dat dít nu precies het gedrag was wat Jigoro Kano probeerde uit te bannen toen hij het judo introduceerde. Dit militaire, leren-door-eindeloos te repeteren zonder je verstand erbij te gebruiken, was zo ongeveer wat in de oude jujutsu scholen bestond.

Nu kunnen we uiteraard denken 'dit is Japan zoiets gebeurt bij ons niet'.
Pas op! Wij zijn weliswaar o zo zuinig op kleine kinderen en bij ons worden kinderen min of meer gepamperd zo van 'wee degene die aan mijn kind komt' en dat verder geen weldenkend judoleraar een kind van zes honderd keer keihard zal gooien, is duidelijk.
Maar ik hoor aan de andere kant net iets te vaak mensen die in de competitiewereld zitten, zeggen dat judoka keihard moeten zijn. Er wordt in ons land goed op de hersenen gelet en de veiligheid staat hoog in het vaandel, maar onder invloed van de hardere gevechtssporten, hebben we in bijna iedere dojo wel een jongen die géén echte judo-mentaliteit heeft in de zin van 'zachtheid' en 'rekening houden met de ander' in diens fysieke toestand. Ik ken een succesvol wedstrijdjudoka waarmee andere jongeren niet graag randori doen, "want hij schopt je helemaal kapot" en daar komt de grens in zicht...

Dit soort horrorverhalen laten zien, dat 'jû' en 'dô' nog steeds dingen zijn waarvan we ons bewust moeten zijn. Niet overdreven krachtig willen doen. Altijd het welzijn en de gezondheid van een ander op de eerste plaats. Zeker iets om ook in onze dagen nog steeds waakzaam op te zijn.

Persoonlijk ben ik daarnaast verbaasd dat deze 'leraar' daarmee zo wegkomt in Japan. In Nederland zou dit (waarschijnlijk) niet met een boete worden afgedaan, maar gelden als 'dood door schuld' (WvS 307) en daarop staat ten hoogste twee jaar gevangenisstraf. Zeker in de situatie dat het hier om een zesjarig kind gaat, zou hij die maximumstraf in Nederland mogelijk best krijgen... en ik vind dat zéker een judoleraar zich bewust zou moeten zijn van veiligheid en jita kyoei. Altijd!

donderdag 6 oktober 2011

Antwoord op het raadsel: hikite...

Twee weken geleden had ik het blog "onze grootste zwakte" over een jongen die zijn linkerarm miste en toch één worp heel goed kon doen, waarmee hij toernooien kon winnen. Geen basis-kumikata mogelijk en tóch effectief judo. De koetjesreep voor degene die het juiste antwoord kon geven.

De winnaar was mijn eigen sensei, Eddie. Hij wist het meteen, hoefde er niet langer over na te denken dan het snappen van de vraag. Ervaring... met G-judoka. Wat niet wil zeggen dat alle andere antwoorden, zoals dat van Jacob in de comments, niet zouden kloppen, er zijn wel zeker meerdere mogelijkheden.

Maar de linkse ippon seoi nage die Eddie inbracht, klinkt voor mij erg plausibel. In ieder geval moet het gaan over een schouderworp, want daar heb je in principe genoeg aan de trekkende arm (hikite) en de juiste tai sabaki om je schouders onder uke te draaien...

Dit is de logica van het judo ten voeten uit, en uit het voorbeeld blijkt ook het belang van de hikite beweging (van 引く: hiku = trekken, en 手: te = hand). Bij kata guruma en seoi nage is het in principe heel goed mogelijk om de techiek te doen met één hand, de trekkende. De andere hand is bij deze worpen alleen nodog om uke een beetje netjes op de schouder te controleren, maar wie het goed doet, kán zonder. Vandaar ook dat de verwijten tegen de IJF bij de laatste regelwijzigingen, alsof men kata guruma nu zou hebben afgeschaft omdat men de benen niet mag grijpen, onzin zijn. Je kúnt het been grijpen, maar het hóeft helemaal niet, als je maar perfect kunt trekken. Ik heb het zelf ondervonden en gedaan, het werkt gewoon! Misschien in shiai alleen als je héél bedreven bent, maar ja, daar train je voor...

Toevallig zag ik zaterdag jl. in de jeugdles van mijn neefje (zie het blog van gisteren) dat deze leraar dit exact zo demonstreerde bij zijn uitleg, een variatie van ippon seoi nage vanuit 'kikkerstand'. Kijk goed naar de foto hieronder (helaas wat vaag, inzoomen met een iphone is niet alles...) en let op de los hangende rechterhand. Deze jongen vlóóg hoor, zonder tori's rechterarm te gebruiken. Ja, ook deze leraar kende het belang van hikite en dat legde hij zó uit. Ik dacht op dat moment aan het raadseltje van de G-judoka zonder linkerarm. Hmmm...

woensdag 5 oktober 2011

Kogi en mondo in de praktijk

Afgelopen zaterdag zat ik mitori geiko te doen in Waalre, waar mijn jongste neefje van zeven de judodraad weer oppakte waar hij gebleven was: met een gele slip aan zijn witte band. Het manneke had er zich de hele week op verheugd en uiteraard moet de grote judo-oom dan komen kijken.

Hmmm... ik heb de leraar na de les een compliment gemaakt dat hij de kinderen weet te boeien met een onvervalst lesje Kodokan judo. Ik ben erg tevreden over onze eigen sportschool in Helmond, maar gelukkig is er op andere plaatsen ook goed judo.

Met onvervalst Kodokan judo bedoel ik, dat er na de warming up een duidelijk en doordacht lesprogramma volgde, waarbij de leraar het vraag-en-antwoordspel helemaal toepaste. Kogi en mondo in de praktijk. De technieken worden nog een beetje aangeduid met de kindertermen als 'spierballenworp', maar de Japanse namen wordt bij alles geleerd. Nota bene: het oudste kind was negen. Bij alles wordt uitgebreid verteld waaróm dingen werken of ook niet. Met foefjes om ze te leren snappen waar het ook níet om gaat. Bijvoorbeeld: op een gegeven moment moesten de kinderen allemaal een andere judoka vastpakken in een ura nage-achtige tilpakking. Wat uiteraard alleen bij enigszins gelijk gewicht werkte. Och arme, mijn kleine neefje zuchtte en steunde, als de kleinste en jongste... Daarna de vraag: "bij welke worpen moeten jullie de andere judoka nou tillen?" Je hoorde de hersenen kraken. De enige die het snapte was een wat oudere nikyu-judoka die erbij was als uke/assistent, en die er alles aan deed om met gebaren de kleintjes het goede antwoord te laten geven - vergeefs overigens.
Het vraag-en-antwoordspel wat volgde, was een uitleg waarom het bij judoworpen niet aankomt op tilkracht, maar beweging en balansverstoring, waarop een kleintje het moest demonstreren bij een grotere.

Wat mij positief verbaasde was de tijd die deze leraar besteedde aan theorieles. Alle kinderen in seiza aan de matrand, en luisteren en vragen stellen of beantwoorden. Zelf leren nadenken en snappen en dan gaan judoën. Opvallend véél theorie-tijd. Dat zoiets kán, prima! Het moet gezegd worden dat je aan de kopjes wel kan zien dat Waalre een braaf dorp is met gemiddeld meer academici per vierkante kilometer dan Helmond. Daar wordt thuis misschien ook meer kogi en mondo gedaan aan de ontbijttafel. Kan zijn. Maar het was voor mij alleraardigst om te zien dat het in ons land in de praktijk wél blijkt te werken. Judo voor kinderen met een degelijk theoretisch fundament. Het enige wat ik miste, was een systematische les ukemi. Hmmm... maar dat is misschien volgende week wel een onderdeel.
Leerzaam dus, voor mijn neefje en voor mij.

zondag 2 oktober 2011

Trainingsmethoden (3) Hitori Geiko 独り稽古

Kun je judo in je eentje doen? Op het judoforum zijn daarover al heel wat discussies gevoerd. Basisgedachte is, dat je voor judo altijd twee personen nodig hebt. Judo is nooit ‘solo-training’. Je kunt jezelf niet werpen, althans… ik heb wel vaker judoka door de lucht zien vliegen als ze zichzelf ‘wierpen’ als ukemi-oefening, maar ja… is dat judo?

Principieel is judo voor mij altijd partnerschap, een band met de ander. Dus nooit solo. Maar ja, zelfs de meest zachtmoedige 'dô' kent het begrip Hitori Geiko, dus wat moet ik dan zeggen?

Vanuit het Japans


Ik herhaal nog een keer dat het kanji 独り (hitori) niets te maken heeft met 見取 (mitori) of het bekende woord 取 (tori). Het is tricky om het Japans te verstaan vanuit de rômaji, de klanken omgezet in westers schrift. 独り (hitori) is een apart woord, en zonder de Japanse toevoeging り op het authentieke kanji, spreekt men 独 uit als ‘doku’ en het betekent hoe dan ook gewoon ‘solo’, ‘alleen’.

Toch kennen de Japanse 道/dô’ allemaal hitori geiko als systematische trainingsmethode. Waarbij opgemerkt moet worden dat wederom het aikido de sterkste nadruk legt op deze naamgeving. Judoka op het judoforum hebben er nooit een woord over gezegd, maar de inhoud is wél bekend. Hoewel?

Toch is het interessant genoeg om op dit blog een poging te wagen om de solo-training een plaats te geven in het judo, en het gewoon – zoals het hoort – de Japanse naam te geven. Terug naar de basis.

Twee soorten training


Ik zou bij hitori geiko het onderscheid willen maken tussen de twee trainingselementen die een judoka altijd al kan trainen: fysieke en mentale training.

Fysieke training


Uiteraard kun je – behalve fitness met apparaten en conditietraining – ook heel gerichte judo-oefeningen alleen trainen, elke dag. Als je een mat en ruimte hebt, kun je ukemi doen, zoveel je wilt. Zonder die ruimte, kun je overal waar je bent tai sabaki maken, zowel die van judo als die van aikido (tenkan), beide oefeningen zijn even nuttig. Verder kun je eindeloos ippon seoi nage trainen met een rubberen band of een doorgeknipte fiets-binnenband aan een paal of verwarmingsbuis, en op de grond van je (slaap)-kamer heen een weer kruipen in ebi. Opdrukken, sit-ups, alles kun je thuis oefenen. Basisbewegingen, maar ook ademhalingsoefeningen, balansoefeningen op één been, strekoefeningen, de warming up van aikido met al je ledematen losgooien, of een mooie taiso, alles kun je ook thuis alleen doen. Allemaal hitori geiko wat – als je het consequent zou doen – een enorme winst voor je judo betekent.

Het enige probleem wat elke judoka ongeveer heeft is dit: het is zo ontzettend saai… je moet heel erg gedreven zijn, tolerante onderburen hebben, anders doe je dit een dag, twee dagen… en het is weer voorbij. Zo staan er op zolders (en Marktplaats) heel wat dure fitnessapparaten te verstoffen. Gebrek aan zin en discipline. Een Amerikaan merkte daarom eens op: “wat is het dan fijn als je thuis een broertje hebt.”

Mentale training


Daar hebben we misschien meer aan. Want uiteindelijk blijkt al uit het bovenstaande, dat een gebrek aan innerlijke discipline de solo-training vaak opbreekt. Eerlijk gezegd, ik geloof dat heel veel wat ik boven schrijf mogelijk is, maar in de praktijk vaak mislukt omdat we fysiek sterker zijn dan mentaal. En als die onbalans in onze training sluipt…o wee. Niet alleen bij shiai in judo is mentale sterkte het leeuwendeel van de ippon, maar ook bij elke gewone training. Wie slap of ontmoedigd is, wordt al kuzushi in zijn hoofd, voor zijn voeten de mat hebben geraakt.

Dat heeft te maken met wat bij het aikido en andere 道/dô heel goed begrepen wordt, nl. dat je moet leren concentreren vanuit je hara. Spiritueel ingestelde aikidoka zullen het snel hebben over hun 気/ki’ en willen toewerken naar de ideale techniek waarbij de ‘ki’-energie gaat vloeien (ki no nagare), het op één na hoogste stadium van aikido-training. Hmmm… dat hebben judoka dus niet. Maar wat hebben ze wel? Hebben ze gevoel voor hun diepe innerlijke balans? Is hun energie-baan wel vrij? Heel veel judoka zijn zo stijf als wat. Enorme spieren, soepel als het nodig is, maar wel een strak lijf wat niet zo los zit zoals je bij een taiso je handen en voeten letterlijk laat ‘wapperen’. In staat om uren te rennen, maar niet om als het ware over de mat te zweven in een zachte dansbeweging. Goed in balans als ze met een ander staan te duwen en trekken, maar geen idee wat er onder de navel gebeurt.

Mentale training is in feite een permanente bewustwording van je lichaam. Het heeft iets van ‘zen’, waarbij je heel actief in het nu leeft, ademt, waarneemt, geniet, concentreert. Een judoka zou veel meer moeten mediteren en zichzelf leeg leren maken. Dat ontspant, dat maakt vrij en dat geeft het lichaam de kans zich met zijn geest te verenigen en een innerlijke balans te (her)vinden. Oefeningen om dit te bereiken doet de judoka ipso facto alleen. O ja, je kunt met meerdere judoka een zaaltje huren en samen stil worden. Maar dit soort oefeningen moet je eigenlijk… de hele dag doen. En vanuit die bewuste ademhaling en concentratie ontstaat vanzelf een heel diep gevoel voor je hara en de innerlijke kern van je balans.
Wie vanuit die houding fysieke oefeningen gaat doen, zal merken dat hij die anders doet; je moet dat voelen om het te beseffen. Het is ook de basis voor een ontspannen kumikata, de golven van Hirano en andere legenden. Je hele lichaam is los, ontspannen, en vanuit die mentale setting kom je terug op het fysieke niveau.
Dan is het doen van tai sabaki in je slaapkamer een balansoefening in diepe concentratie en totaal vanuit je hara. Dan is elke beweging die je maakt bewust. Dan léér je bij elke stap die je zet, leer je je lichaam kennen en kun je na langdurig zo trainen, echt over de mat glijden en ‘ben’ je je judo in plaats van dat je het ‘doet’.

Hitori geiko, een must

Ja, niemand kan een echte judoka worden of zijn, als hij niet op het niveau van zijn ‘zijn’ getraind is. Zijn innerlijke balans heeft gevonden, zijn hara beheerst, zijn adem kan genieten en zo zijn omgeving kan opnemen in zijn techniek. Het is ook de basis van harmonie, die dus eerst ontstaat in jezelf, en pas vanuit die innerlijke eigen harmonie kan groeien naar harmonie met anderen. ‘Wa’ is iets wat diep in je hart begint, een mentale groei die naar buiten gaat stromen. Een persoonlijke interactie van twee energiestromen, die vloeien van mens tot mens. Dit moet je zelf kiezen, zelf bewust worden, zelf leven. Judo wordt dan werkelijk een weg, een dô. Jouw persoonlijke perfectie waarvoor je de ander nodig hebt om mee te oefenen, maar waarvoor je de basis legt in je eigen ziel. Zelf te trainen.