zaterdag 7 mei 2011

Cirkelbewegingen

Men zegt wel dat aikido draait om cirkelende bewegingen. Dat is waar. Uke valt aan, met één van de vele aanvalsvormen – vaak in een rechte lijn – en de verdediging werkt met cirkels. In de tai sabaki en in de bewegingen van de techniek. Mitesco gaat er van genieten.
Maar dat constaterend, realiseer ik me opeens, dat judo op dat punt exact hetzelfde doet. En hoe kán het ook anders, judo en aikido zijn erg verwant qua principes van ‘zachtheid’, d.w.z. zonder geweld de energie van de tegenstander benutten. Judo neemt de aanval van uke exact op dezelfde manier over als in aikido. Cirkelend, op een paar uitzonderingen na… alleen de controlevorm verschilt uiteindelijk.

Waarom dan cirkels?


Het is een zeer ingewikkeld onderwerp, met in feite hele simpele principes.


1) Vanwege de werking van centrifugale krachten, is het zeer energiezuinig als de rechte aanvalsenergie van uke wordt afgeleid in een cirkelbeweging, slingerend. Denk aan de zweefmolen uit de speeltuin en het wiel van je fiets. Hoe groter de cirkel wordt, hoe sneller de buitenkant draait rond de as van het wiel. Uke komt altijd in de buitenste cirkel, waarin hij door de natuurkundige wetten op veel grotere snelheid wordt geworpen, dan tori er aan snelheid in moet stoppen. In judo zie je dan ook prachtige snelle worpen, met de beentjes door de lucht vliegend - en in aikido zie je uke soms om zijn pols draaien, met dezelfde vliegende beentjes. Gewoon natuurkunde hoor!

2) De versnelling van uke’s beweging wordt niet alleen door de cirkel aangezwengeld, maar ook door het ‘fulcrum’, het draaipunt dat tori is. Op een enkele uitzondering na (sommige te- en ashiwaza) is tori’s lichaam een kantelpunt, vergelijk het met de wip in de speeltuin. De energie van uke wordt als het ware gestopt/overgenomen/doorgestuurd op het draaipunt, en slingert zich cirkelvormig met grote snelheid richting tatami.

3) Uke cirkelt, maar tori ook. Om uke te laten draaien rond zijn zwaartepunt, moet tori hetzelfde doen, maar controlerend. Dat is tori’s tai sabaki. Of het nu een draai rond zijn verticale as is in koshiwaza, of horizontaal bij sutemiwaza, of het nu het sturen van de armen middels het hele lichaam is in tewaza en ashiwaza… altijd draait ook tori in een cirkel. Bij veel technieken zelf in twee cirkels! Eerst bij de tai sabaki, daarna bij de worp, vaak in meerdere richtingen. Of de worp meer energie gevend door de kracht van tori’s eigen cirkelbeweging.

4) Een aantal bewegingen kunnen bolvormig (Mifune) of golvend (Hirano) zijn. In beide gevallen gaat het om ronde bewegingen, maar de richting is niet duidelijk bepaald, open. Niet verwonderlijk dat beide genieën iedereen wierpen maar niet geworpen werden. Het is het hoogtepunt van flexibiliteit, en daarmee van ‘ju’ en zuinigheid met energie.

5) In de meeste gevallen worden de richtingen van de cirkels gecontroleerd in twee richtingen tegelijk: de trekkende hand (hikite) draait zijwaarts (veilige ukemi) en de tillende hand (tsurite) omhoog (balansverstoring en tsukuri). Beide bewegingen versterken de roterende snelheid van uke.

Verschillende cirkels

In het judo hebben we een aantal cirkelprincipes, gewoonlijk verbonden met de richting van de balansverstoring. De enige uitzonderingen daarop lijken een aantal ashiwaza, waarbij uke gewoon achterwaarts valt zonder rol. Bij ashiwaza die het been laag vegen, maaien of haken, is niet tori het rotatiepunt, maar wordt uke door de combinatie van arm- en beenbeweging in tegengestelde richting, over zijn eigen draaipunt geworpen. Bij o soto gari/ o soto otoshi kun je dat goed zien, maar zelfs bij ko uchi gari is dat zo – mits technisch goed uitgevoerd uiteraard.
Maar nu de gewone cirkels.

a) De rechte cirkel naar voren kunnen we het beste verstaan bij tomoe nage. De voet van tori is het draaipunt, de duw van uke en de trek van tori met handen en armen zet uke in beweging, en terwijl tori ‘rustig’ achterover rolt, rolt uke op zeker de dubbele snelheid in een boog voorover. (Mooie harmonie trouwens, tori en uke beiden rollend!)

b) Judo kent een heel aantal ‘guruma’ technieken, die allemaal principieel efficiënt zijn als ze ononderbroken snelheid houden. Eerste voorbeeld: kata guruma. De snelheid van uke wordt bewerkt door de trekbeweging van tori’s hand (niet door de tilbeweging, het kan zelfs met alleen de trekkende hand, kan ik uit ervaring zeggen!) en de schouder/nek van tori is het draaipunt. Tori beweegt rustig, terwijl uke vliegt. Tweede voorbeeld: hiza guruma. Helemaal volgens de principes van de beentechniek: sturen met de armen boven uke’s zwaartepunt, en dan de voet als draaipunt tegen uke’s knie. Energie vanuit de armen, blokkeren met het been, en draaien maar.

c) De otoshi. Die lijken een mooi stukje smijtwerk, maar als we bijvoorbeeld kijken naar uki otoshi of tai otoshi, zien we dat uke wordt geworpen in een boog. Zonder boog klopt de techniek niet. Tai otoshi is dan de meest energiezuinige van de twee. Waarom? Omdat tori in beide gevallen met de armen stuurt, maar bij tai otoshi zijn hele lichaam extra snelheid geeft bij het indraaien. Ja, het been wordt door tori alleen maar zo laag neergezet voor zijn eigen balans, het heeft verder geen functie in de worp – mits goed uitgevoerd!

d) De koshiwaza. Waarom tori de een of de andere koshiwaza kiest, hangt af van de aanval van uke en de richting van diens kuzushi. Bij uki goshi, waar uke (in Nage no Kata) een soort ‘yokomen uchi’ aanval-zonder-zwaard uit het aikido moet doen, draait tori zijn lichaam bijna uitsluitend rond zijn lengte-as en slingert uke als de zweefmolen in het rond. Bij tsurikomi goshi is de heup een laag draaipunt waarbij uke ‘wipt’ en schuin voorover rolt. In alle gevallen sturen de armen de richting van uke’s kuzushi door, en wordt de heup als kantelpunt voor de cirkelbeweging gebruikt.
N.B. dit geldt ook voor de tewaza die we bij Kawaishi vroeger 'schouderworpen' noemden.

e) Bij de meeste sutemi-waza en makikomi-technieken wordt uke gedwongen mee te gaan in de beweging van tori, en zeer vaak is dat in een cirkelbeweging. Niet om daarmee een statement te maken, maar ook de Nederlandse 'hi(ki)komi-technieken' draaien constant. Hetzelfde geldt voor bewegingen in newaza. Tot het moment van eindcontrole zijn de bewegingen op de grond bij voorkeur kantelen en rollen.

Of tori nu de technieken van voren, opzij of achteren doet, altijd draait hij zijn hele lichaam. Bij sasae tsurikomi ashi draait hij om zijn lengte-as terwijl hij uke aankijkt, bij uki goshi keert hij zijn zijkant naar uke toe, bij o goshi zijn rug. Hij werpt echter altijd met zijn hele lichaam!

Toepassing in Nage no Kata


In elke techniek van Nage no Kata zien we dat uke de fout maakt dat hij in een rechte lijn aanvalt. Eigenlijk is dat de basisfout van alles. Uke denkt controle te krijgen door rechte stappen te maken en tori ‘wint’ alles door cirkels te maken. (Hoezo aikido anders dan judo?)
Bij de eerste drie series zijn alle drie de technieken zo verdeeld, dat tori steeds een andere cirkel als antwoord gebruikt. Uke leert niet, nee, hij blijft maar recht aanvallen – de sukkel. En tori draait hem er altijd uit.
- Uki otoshi: bovenlichaam ca. 45 graden draaien (al mag dat volgens de Kodokan bijna niet meer te zien zijn… grrr.)
- Seoi nage: tai sabaki 180 graden en de schouder als kantelpunt.
- Kata guruma: tai sabaki 90 graden en de schouder als kantelpunt.
- Uki goshi: tai sabaki 90 graden en de heup als draaipunt met rugpakking.
- Harai goshi: tai sabaki 180 graden, de heup als draaipunt, impuls: vegend been.
- Tsurikomi goshi: tai sabaki 180 graden, lage heup als kantelpunt, impuls: armen.
- Okuri ashi barai: aanvalsrichting zijwaarts afgeweken en draaipunt in uke’s hara.
- Sasae tsurikomi ashi: tai sabaki 90-180 graden, hele lichaam draait, blokkade enkel.
- Uchi mata: voltooiing van de cirkels in tachi waza… tori neemt uke mee in een volledige cirkelbeweging, tori de kleine cirkel, uke de grotere. Bij de derde stap verandering van de as. verticale as-draai wordt horizontale as-draai, vanuit de snelheid van uke, met sturing van de armen, steunend op het opzwaaiende been.

De weg van de natuur

Dat de cirkelbeweging de weg van ‘ju’ is, konden we al weten, ook zonder de Oosterse filosofie. De hele wereld draait namelijk, en in die zin… is het draaien de archetypische oerbeweging bij uitstek, vanuit de ‘hara’ van de aarde, met de twee polen (‘hoofd’ en ‘voeten’) in perfecte balans… en ofschoon de as op de polen bijna stilstaat, is de snelheid op de evenaar... 1670 km/u! Zo hard vliegt uke nooit.

Ippon en harmonie

Wat is dan ippon? Het is héél simpel: als de draaibeweging stopt. Als uke en tori uitgedraaid zijn, is de partij over. Stilstand is het einde van judo, en daarom blijft het principe gelden: zeven keer vallen, acht keer opstaan – vertaald met: zeven keer stilstand, acht keer opnieuw bewegen.

Uit het bovenstaande is echter ook duidelijk dat de cirkelbewegingen van uke en tori met elkaar in volkomen harmonie moeten zijn. Wat in het aikido geldt, geldt ook in het judo: uke wordt fysiek van de rechte weg afgebracht (haha, wat een woordspeling) om er moreel weer op te worden teruggebracht, via draaibewegingen. Tori beweegt op dezelfde manier, en houdt daarbij zijn balans, terwijl uke die verliest. Daarom heeft tori controle en uke niet. In fysieke en morele zin: tori wijst uke de weg naar de grond, maar ook weer naar opstaan. Allemaal om van elkaar te leren in volkomen eenheid.


Naschrift:
Afgelopen week heb ik zelf overigens mogen ervaren hoe heerlijk dit allemaal is. Voor het eerst sinds heel lang ook weer veel ukemi genomen. Ja, het is heerlijk om in harmonie met een medejudoka te bewegen, te vliegen en te laten vliegen, te rollen over de mat. Te controleren en gecontroleerd te worden. Je toe te vertrouwen aan een ander. Je voelt de energie door je lichaam slingeren, vanuit je hara naar buiten. Judo is net zomin statisch als aikido. Als het goed is: roterend, bewegend, vrij en één met het universum.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten