vrijdag 27 mei 2011

Shiai 試合

Ik moet toegeven dat ik mezelf in veel teksten die ik heb geschreven nogal heb vergist met het schrijven over shiai. Tot ik deze week getroffen werd door een topic op het Judoforum en een blog van 'Waki', en naar aanleiding van het Judoforum wat correspondentie ontstond met één van de leden die mij zijn eigen geschiedenis vertelde. En hij kon me exact het verschil vertellen tussen shiai en competitie.

De Engelse taal leent zich daar nog beter voor dan het Nederlands. Want het Engels kent twee woorden voor ‘wedstrijd’ in onze taal. Ze hebben het over een ‘match’ of ‘contest’ en over ‘competitie’. Twee verschillende dingen.

Maar laten we om te begrijpen waarom Jigoro Kano wél voor shiai was en niet zo voor competitie, de taal zelf er bij nemen.

Een test

Shiai. 試合
De analyse van de twee kanji maakt ons wijzer.

合 ai. Ai, dat is een mooi kanji… Hoe komt het sleutelwoord van bijvoorbeeld 合気道 aikidō nu terecht in een woord wat zo ‘besmet’ kan klinken door onderlinge strijd. Ja, het is hetzelfde kanji en zelfs in deze samenstelling verliest het niet opeens zijn betekenis Het betekent altijd iets van ‘vereniging, eenheid’. Al wordt het kanji in zeer veel verbindingen niet uitgesproken als ‘ai’.
試 shi. Shi betekent zoveel als ‘proberen, testen.’ Alle Japanse woorden voor examen en repetities hebben dit kanji in zich.

Shiai betekent dus letterlijk vanuit de kanji: het testen van de eenheid. En dat zou het nu ook nog moeten betekenen. Daarom is het Engelse woord ‘match’ (niet te verwarren met lucifers) een prima vertaling die zelfs een Duits Kanji-Lexikon daarom gewoon laat staan. ‘Match’ betekent: het komt overeen. ‘Contest’ komt uit het Latijn contestari, en betekent: ‘samen iets laten zien’. Het woord ‘test’ is van dezelfde stam. Een test = laten zien wat je kunt. Het woord ‘contest’ is in de kern dus de meest letterlijke vertaling!
In de wedstrijdbetekenis van shiai komt verder altijd het speelse karakter naar voren. Shiai is ook een ‘spel’, geen gevecht op leven en dood. In dat geval kom je meer uit bij 戦闘 in rômaji sentou, of het woord voor competitie-vechten 闘技 tougi, waarin hetzelfde kanji 闘 tou zit, wat met gewelddadig vechten te maken heeft. Shiai heeft dat niet in zich. Het kanji ‘ai’ wijst in de richting van harmonie.

Competitie
Het competitie-element heeft meer te maken met het tegenovergestelde van beide strijders. Het Latijnse com-petere is zoveel als: ‘samen streven, aanvallen, aanpakken’. Het ‘samen’ van competition en contest is heel verschillend. Maar dat is de oorsprong. Hoe het nu beleefd wordt, is bijna gelijk. Dan zit je, ook als het sportief bedoeld is, in de sfeer van oppositie en rivaliteit. Tegenstanders.
Daar kan het Japans ook wat van. 競争 in Rômaji kyousou. Het kanji 争 heeft in zich altijd iets van concurrentie, strijd, en als je het kanji 競 kyo(u) al goed bekijkt zie je als het ware twee poppetjes staan waarvan de linkse de rechtse een scherpe schop tegen zijn achterste geeft… Het kanji komt in alle verbindingen voor waarin sportwedstrijd wordt gehouden. Een van beiden moet winnen, een wed-kamp. Jij óf ik, in plaats van jij én ik.

Dat laatste is het beslissende, ook in judo. Het gaat fout in judo-filosofie wanneer het ‘jij én ik’, de fundamentele eenheid en harmonie, wordt doorbroken. Dan wordt het één van de twee en dat is geen harmonie. Dat één van de twee is concurrentie, competitie. (Ik moet overigens wel opmerken dat het Japans één combinatie kent 競合 kyogi, die het kanji 競 en 合 verbindt. Het betekent zoveel als: ‘wederzijds’ vechten. Ahum.)

Toepassing

Een van de leden van het judoforum schreef me “Shiai is what Kano envisaged as the ultimate test of a judoka and his judo, competition is about winning.” (Shiai werd door Kano beschouwd als de ultieme test van een judoka en zijn judo, competitie gaat over winnen.) En dat klopt. Er is niet alleen taalkundig (zoals ik boven aantoon) een verschil tussen shiai en competitie, maar ook als je het toepast.

Ik wist dat eigenlijk al, want op mijn website citeer ik Hanon, die al in 2008 zei: “In judo is onze partner de belangrijkste persoon die we hebben. Waarom? Wel, iedere keer als we shiai doen, en willen winnen door een ippon, en we zo doen, werken we al oefenend aan het nut/de voortgang van onszelf. Het echte doel van shiai is om onszelf te trainen en de lichamelijke handeling is meer het middel wat we daarvoor gebruiken.” Tsja.

Shiai is hartstikke goed!

Eigenlijk is shiai dus iets goeds in het judo en als zodanig door Kano ook gewild. Als een soort examen. Ik snap NU ook pas waarom men vanouds shiai koppelde aan danexamens. Niet het danpuntenverhaal van tegenwoordig. Want shiai is eigenlijk een vaardigheidsexamen, een praktijktest. Laat maar eens zien dat je het kunt. Niet aan je ‘tegenstander’ want die bestaat niet. Maar aan jezelf! Dat je een graad waardig bent of niet. Ippon voor je eigen judo. Niet omdat je de ander op de rug gooit of onderwerpt, maar omdat je samen technisch iets goeds neerzet. Con-testari. Samen tonen… Met verschillende partners waarop jij moet reageren. Allemaal als test. Een test in harmonieuze judo-partnerschap.

Is dat echt zo?

Ja, dit is echt zo. Maarrrr… wie beleeft dit zo? Ik zou ondanks mijn leeftijd en gezondheid best op enig moment shiai willen doen met judoka die zichzelf ook willen testen – al hoef ik niets te bewijzen, ik ben wie ik ben… Maar waar zijn die judoka waarmee we die test kunnen doen? Wij hebben ons met dank aan de judobonden en federaties overgeleverd aan een sportief judo waarin het winnen het doel is geworden. De judoka die me via het judoforum zijn verhaal vertelde, schreef me over zijn wedstrijden die hij deed om zijn eigen kunnen te testen, zonder drijfveer van medailles – shiai – en hoe veel hij daarvan leerde. Later werd hij professional en moest geld verdienen met overwinningen en hij wist dat wat hij toen deed anders was – competitie – inclusief de vuile trucs en strategieën. Interessant dat er mensen zijn die het zó sterk gevoeld hebben. Het is waar.

Het lukt niet meer
Het probleem tegenwoordig is het ontbreken van echt shiai. Judoka die zichzelf willen testen, lopen tegen judoka aan die jou willen breken, althans… jou als tegenstander zien. Shiai is iets van twee judoka, niet van één die met een andere intentie een toernooi in gaat. In theorie kán dat, maar in de praktijk niet. Als jij zoekt naar eenheid met iemand die dat niet zoekt, heb je geen eenheid, zo simpel is dat. Ik weet inmiddels ook wat judo is met een judoka die eenheid zoekt, en hoe goed dat voelt. Dan heb je bijna geen zin meer in ander judo. It takes two to tango, en zo ook voor judo. Het moderne competitieklimaat heeft andere bedoelingen.

Het juiste onderscheid

Het is mij wel duidelijk geworden dat shiai in oorsprong iets beters betekent dan wat er gewoonlijk van gemaakt wordt. En men heeft gelijk, dat de nadruk op competitie het judo uit balans brengt zonder kata en randori. Maar ik zou het dus met deze blog nog sterker willen zeggen. Kata, randori en shiai moeten in balans zijn, zoals de Stichter het wilde. Kata de grammatica, randori de vrije oefening, shiai het examen. En om die reden niet alleen examen willen doen – wie wil dat nou? Maar judo moet eigenlijk he-le-maal stoppen met competitie. Competitie is géén shiai en competitie is tegen de geest van het judo. Die strijd is echter al zo oud als het judo zelf… dus waar hebben wij het dan nu over?

Ik moet mijn websites aanpassen. Begrippen zuiveren. Ik zette op mijn website het citaat van Kano: “Een van de redenen voor het verval van het judo zoals dat vandaag de dag wordt beoefend is, dat allereerst het hedendaagse judo in toenemende mate competitief van natuur is. Wedstrijden waren aanvankelijk geïntroduceerd als een middel om bij de studenten een grotere interesse voor judo training op te wekken.” (Jigoro Kano, Judo Memoirs, p.38.) Waki citeert het terecht. Het is wel de vraag welk woord er in het Japans gestaan heeft. Ik heb het uit het Engels vertaald en daar staat ‘competitive’ als ik competitief vertaal, maar waar ik wedstrijden vertaal, heeft Brian Watson (de vertaler) het woord ‘contest’. Tsja. Taal maakt veel uit. De valkuil is duidelijk. Om te verduidelijken wat Kano zegt, vertaal ik ook het vervolg van Kano’s citaat: “In de Kodokan zijn er nu maandelijkse grading contests, in aanvulling op de rood-witte team competiton die twee keer per jaar wordt gehouden, in het voor- en najaar.” Kano ziet dus al twee soorten ‘wedstrijden’, die ter gelegenheid van een bandexamen worden gehouden – en ik wed dat dáár ‘shiai’ zal staan in het Japans – en die twee echte competities, die in alles lijken op sportieve wedstrijden. Daarbij moeten we bedenken dat volgens Kano deze problemen met het toenemende competitieve denken al sinds… 1885 bestaan – toen de eerste regels voor de rood-witte competitie zijn uitgevonden. (vgl. Judo Memoirs p. 41) Duidelijk is, dat zelfs de uitvinder van het judo niet in staat was competitie tegen te houden…! Als je dit allemaal leest, snap je nog beter waarom Morihei Ueshiba alles wat maar op wedstrijden leek, in aikido verbande. Het is al in de oorsprong van het judo misgegaan.

Mentaal punt

Uiteindelijk zou het zo ver niet hoeven komen, als de mens niet zo slecht was en zo graag de medemens als tegenstander zou beschouwen. Shiai is goed bedoeld en zou goed moeten zijn voor het judo, maar in handen van mensen die hun ego ermee willen promoten ten koste van anderen, wordt het als kernenergie in de handen van bommenmakers. Het probleem is niet wat het is, maar wat men er van gemaakt heeft. Om reden van doel en resultaat, is de balans nog belangrijker. En kwetsbaarder.

Het juiste onderscheid maken. Uiteindelijk is de grote test van ons judo: het leven. De echte shiai doen we met ons hart. Interactie met mensen op de tatami van ons bestaan. De test of we werkelijk één kunnen zijn met mensen. Wasei. Een levenslang examen van harmonie en vrede. Het probleem is niet het judo, maar de mens. Positief gezegd: de uitdaging is de mens in het judo en daarbuiten. De ander als jezelf beschouwen. Slagen we voor die (con)test?

zondag 22 mei 2011

Ippon voor tori en uke tegelijk

Twee verhalen

"Een westerse expert in boogschieten, bezocht in de jaren dertig Japan en liet aan een Japanse meester zien dat zijn westerse stijl accurater was dan de Japanse. Ze gingen naar de baan en de westerling had inderdaad betere resultaten in de roos. De westerling bood de Japanner aan om wat lessen te geven, maar tot zijn verbazing was de Japanse meester niet onder de indruk en zei: “Je bent beter op de baan, maar dat is het punt niet.” De westerling raakte natuurlijk geïrriteerd en zei: “Wat is dan het punt van boogschieten, als dat niet gaat om de beste resultaten?”

“Wel, laten we onze bogen pakken met drie pijlen. Dan gaan we aan weerszijden van de baan staan,” zei de Japanse meester. “Laten we schieten op elkaar. Als jij de betere boogschutter bent, dan win jij.”
De uitdaging werd afgewezen. "Dat is het punt van boogschieten," voegde hij er aan toe. De westerling vertrok in stilte." (Akeru, 10-12-2005)

Wat betekent dit?

Een ander verhaal gaat over een oude aikido-sensei die werd aangespoord om zijn dojo van de hand te doen aan een jongere aikidoka. Hij nodigde de jongeman op de thee uit, en plaatste twee echte zwaarden tussen hen in. De oude sensei vertelde dat hij een kamikaze piloot was geweest in de Tweede Wereldoorlog, maar dat de oorlog afgelopen was voor zijn nummer werd opgeroepen. En daarom was zijn leven daarna een extra geweest, een gave. De jonge man zei dat de oude sensei gek was en vluchtte weg. (Taigyo, 13-12-2005)

Judo meer dan sport?

Begrijp me goed. Ik zal niemand uitdagen tot een duel op leven en dood. Het is zelfs strafbaar in ons land, en dat is maar goed ook. Zeker judoka zijn altijd uit de veiligheid van een ander, en dus neem je het leven en het lichaam van de ander in bescherming, op de mat en daarbuiten.
Maarrr… judo is wel meer dan een spelletje, een sport. En wie dat gelooft, kan wel iets met de twee verhalen uit het klassieke Japan.

Judo is een levensweg, zeggen we zo gemakkelijk. Als ik dat hoor, dan denk ik vaker: ja ja, het leven… een weg. Haha! Je moet een heel bepaald soort geestelijke gesteltenis hebben om dát te kunnen waarmaken. Het verhaal van beide Japanners getuigt niet zozeer van roekeloosheid (al is dat in het Oude Japan zeker aanwezig geweest, een mensenleven was (is) niet altijd gerespecteerd in zijn waarde) maar wel van de vrijheid om het te geven.

Technisch meesterschap is het doel van de westerse sporten, terwijl meesterschap over jezelf het doel is van alle gevechtskunsten die eindigen op 道(do).

Je leven uit handen geven


Meesterschap over jezelf heeft te maken met ‘geven’, en ‘offeren’. Iets wat wij westerse mensen niet gemakkelijk kunnen, is ons leven GEVEN. Wij geven niks, wij nemen liever. Wij pakken het krampachtig met onze handen vast om het nooit meer los te laten. Maar die handen laten ontspannen, dat hebben wij niet. Dat merk je wel in kumikata overigens. En wedstrijden. Grrr… ik heb er zo vaak over geschreven. Wat is het mentale proces van zachtheid en ontspanning? Is dat alleen maar een judo-spelletje, een foefje, of heeft dat te maken met een levensinstelling, een weg? Heeft het te maken met meesterschap? Met kunst?

Vanuit mijn eigen levenservaring en geloofsachtergrond, voel ik me eigenlijk erg thuis bij beide voorbeelden, en zeker het verhaal van de aikido-sensei die zijn leven - na een ingrijpende mentale loutering op leven en dood - als een gave kon beschouwen. Wat was die man vrij! Wow! Misschien moet je bijna dood zijn geweest om dat te beseffen. Ik weet het niet, al weet ik het zelf dus wel uit ervaring. Het leven als gave… wie dát kan beleven, is over zijn angsten heen. Wie zijn leven zo durft te verliezen, zal het pas vinden. Die wordt meester over zichzelf. Ik heb het een keer beleefd op een vrijdagavond op de ‘spoedeisende hulp’… wie overleeft, leeft daarna als nooit tevoren.

Geestelijke vrijheid

De westerling in beide verhalen was niet iemand die zo ver was. Hij zou het gevecht met de Japanner verloren hebben. Niet op techniek misschien, maar wel op het punt van mentale vrijheid. Het punt dat hij ook in de omstandigheid van de spanning op leven en dood nog in staat zou zijn om adequaat te handelen. En dát, het bereiken van die toestand van innerlijke vrijheid, is nodig om het dieper geheim van budo te verstaan.
Judo is geen sport. Want sport gaat over prestaties en vaardigheid. Mentale training is daarbij wel een onderdeel, zeker als men wedstrijden doet, maar dat is training voor het moment. Cool zijn om te scoren. Dat is slechts een klein stukje van waar het om gaat.

Judoka zouden om die reden ook wat moeten doen met meditatie en gebed. Vind ik. Het richt je hart op een werkelijkheid die boven jezelf uitstijgt. Dat kan gebeuren als je je concentreert op het leven als gave, door Zen bijvoorbeeld en je ademhaling bewust te gaan ervaren. Dat kan zijn door je leven te beschouwen in relatie tot God of een leven wat uitstijgt boven wat je nu bent. Pas dan kun je misschien loskomen van je eigen zelfbehoud, de spanning die verhindert je totaal te geven. Meesterschap bestaat niet anders dan in totale openheid. Openheid die je leeg maakt van je eigen zelf.

Perfectie


Judo gaat om het leven, is een weg die uiteindelijk zijn voltooiing vindt in de perfectie. Perfectie die pas volmaakt is op het moment van sterven. Alles wat je tegenkomt op de weg naar dat moment is een training. Een ware meester in het judo is degene die op elk moment klaar is om die ultieme training te doen. Dat vraagt een innerlijke houding die bijna zo ver gaat als een duel. Het duel van het leven met de dood.

Een judoka zou om die reden niet moeten streven naar de overwinning op de ander (sportief wedstrijdjudo) maar de overwinning op zichzelf (spiritueel wedstrijdjudo). De ware strijd wordt gevoerd in het hart, en nergens anders. Een judoka moet om die reden durven vallen. Hij moet zich durven overgeven. Hij moet om deze levenstraining te volbrengen zichzelf totaal in de handen van een medejudoka durven geven. Rustig, beheerst, overtuigd, vrij. Vreedzaam en harmonieus, dat wel.
Wij spelen geen duel met een echt zwaard. Ofschoon ook in het judo er een moment kan zijn waarop tori in theorie zijn uke zou kunnen doden, bijvoorbeeld in een verwurging. Het toelaten van deze technieken door uke, is – ondanks het gevoel van veiligheid in het judo – wel een klein moment waarop die vrijheid en overgave dichtbij komt. Even je angst wegzetten alsof je die kamikazepiloot bent die zich durft overgeven aan zijn missie. Zijn als een parachutespringer die bij elke sprong de dood in de ogen kijkt maar wél totaal vrij is. In het judo is tori de parachute en uke de springer. Een heerlijke vrijheid.

De winnaar is...


Wie die vrijheid heeft, is echt vrij. Die kan niet meer door de dood worden getroffen, want die wint zelfs als hij verliest. Wie zijn leven verliest, zal het winnen. Jezus zei het al. Een paradox van leven en dood. Ippon voor tori en uke tegelijk.
Is dat het punt van budo?

zondag 15 mei 2011

Kodokan kata cursus

Eind augustus wordt er in Amsterdam een kata-weekend gehouden, waarbij de Kodokan kata worden gedemonstreerd en uitgelegd.



Tijdens de cursus is er aandacht voor de 6 Kodokan Kata;
NAGE NO KATA (Vormen van werpen)
KATAME NO KATA (Vorm van controle)
KIME NO KATA (Vorm van beslissingen)
JU NO KATA (Vorm van meegeven)
KOSHIKI NO KATA (Historische vorm)
ITSUTSU NO KATA (Vijf vormen)

De inschrijving loopt in principe tot vandaag...
Mitesco gaat in ieder geval één dag.
Het is ontzettend goed dat er aan de kata zoveel gerichte aandacht wordt besteed. Kata moet uit de hoek kruipen en weer meedoen in de trainingsprogramma's. Laat deze cursus een goede aanzet daartoe zijn.

zaterdag 14 mei 2011

Meetmomenten

Perfectie

Volgens het derde judo principe (jiko no kansei) streven judoka altijd naar de vervolmaking van de eigen persoon. Het woord ‘streven’ voegen we zelf toe, maar uiteraard is dat to the point – Jigoro Kano benadrukt altijd en overal dat judo doelgericht moet zijn, en dus streven we naar perfectie: het eigen ik in relatie tot de ander en de samenleving. Vastberaden en principieel op weg. Hajime.

Op een weg naar een doel zetten we altijd stappen, en formuleren we tussentijdse doelen. De stappen in het judo (en andere budo als aikido) zijn de graden. Kyu- en dangraden, met het bijbehorende technische programma. Op het Judoforum zijn dit soort onderwerpen altijd hete aardappelen, want niets ligt zo gevoelig als graden in budo… sommige mensen streven érg hard (‘hoe lang doe ik er over om zwarte band te halen?’) en anderen doen er erg geringschattend over (‘rank means nothing’). Voor buitenstaanders is de kleur band zeker zo belangrijk. Gisteren vroeg mijn behandelend specialist in het ziekenhuis, toen hij hoorde dat ik judo en aikido doe, geinteresseerd: “En nu haalt u zeker snel de zwarte band?” Haha. Wat is waarde en waarheid? Wat is ons doel? Wat zijn onze stappen op de weg?

Meetmomenten in competitie

Voor wedstrijdjudoka is er ook altijd een traject naar grote internationale events. De JBN heeft bijvoorbeeld voor de Europese kampioenschappen een streng selectiebeleid en slechts weinigen zijn uitverkoren. Dangraad of niet: je moet jezelf bewijzen op zogenaamde ‘meetmomenten’, waar zelfs jongelui van 15-16 jaar aan mee moeten doen. Ben je op die-en-die training trouw present? Check. Heb je een podiumplaats of minstens bij de eerste zeven op toernooi A? Check. Toernooi B? Check. Alles bij elkaar goed voor de ranking en wie hoog staat (én de juiste connecties heeft in ‘Judo-Sicilie’) mag mee. Gemeten, gewogen, geselecteerd. Iets om naar te streven. Ja?

Nog iets interessanter zijn trajecten naar Olympische Spelen. Om in de godentempel van de sport te mogen aantreden moet je eerst naar de film ‘Devil’s Advocate’ hebben gekeken en je kunnen identificeren met Kevin Lomax in zijn streven naar eeuwige roem. Je wordt gemeten van binnen en van buiten - en alleen als je meewerkt aan het traject wat anderen hebben uitgekozen, mag je heel misschien mee. Als de duivel zich deze keer wél een betrouwbare partner toont tenminste… en Judo-Sicilie een beetje meewerkt. Maar werkelijk, sommigen zijn bereid hun bloedeigen sensei te verraden om hogerop te komen. Pfff… zijn dat de stappen op je weg?

Wat zegt dit dus eigenlijk over de persoon op zijn/haar weg in het leven?
En dan komen we ook op het punt van de graden terug. Ik schreef er eerder over, vorig jaar: http://mitesco.blogspot.com/2010/11/waar-zijn-al-die-judoka-gebleven.html

Moeilijk meetbaar

Graden in alle budo worden toegekend aan de hand van technische examens of buitengewone prestaties. Dat wil zeggen: de kyugraden gaan meestal volgens een vastgesteld examenprotocol, en bij de dangraden kán dat ook zo gaan, maar vaak komt daar ook de honoraire graad in beeld, of vrijstellingen van examens of gedeelten daarvan, op basis van prestaties elders. De indruk zou zelfs kunnen ontstaan dat je ze met bonuskaart gewoon bij de kassa van de JBN-shop kunt afhalen als je het shiai-zegelboekje hebt volgeplakt. Nou, soms is de werkelijkheid nóg gekker, dat kan ik je zeggen.
Wat we zien, is dat met name kinderen en jeugd in onze prestatiegevoelige maatschappij heel sterk worden gefocust op voortgang in graden. De gekleurde banden en slippen zijn daar een onderdeel van. In ons land hebben we die kleuren in het judo voor volwassenen gehandhaafd, maar in andere landen is het wit-bruin-zwart, of in aikido zelfs zwart-wit. De competitiesfeer in het judo maakt dat nog een beetje extra interessant: “wow, ik heb van een bruine band gewonnen!” Zwarte banden zijn helemaal een soort rode lap voor de stier, zeker voor kyu-graden. “Kijken of ik van die zwarte band kan winnen!”

Maar ook de volwassenen kunnen zich soms enorm ophemelen in hun dan-waan. Ik ben helemaal afgeknapt op een paar ‘hoge dangraden’ die zich op de Judoforums ophouden, maar die zó neerkijken op mudansha, en zich zelfs liefst in aparte discussielounges terugtrekken om ‘onder elkaar te zijn’. En maar vertellen hoe hard ze hebben gewerkt voor hun graad. Bloed zweet en tranen. Ja ja. Maar op een forum waar een rokudan niet eens de moeite neemt om een goede vraag van een sankyu te beantwoorden, zien ze mij niet meer terug. Dangraad = dienstbaarheid, en volwassen gedrag. “Judoka met een zwarte band gedragen zich nimmer arrogant!” Mooi rijmpje hè? © Mitesco.

Graden en waarde

Iets in mij zegt, dat we met onze examens en graden misschien wel naast de doelen van het judo (en andere budo) schieten. Want alle graden zijn in feite moeilijk meetbare, éénmalige meetmomenten van slechts één facet van de kunst. Het zijn technische (of Siciliaanse) peilmomenten, maar wat zeggen ze eigenlijk over het geheel van de opvoeding op de weg? Judo is toch levenslange opvoeding in fysieke, intellectuele en morele betekenis? Hoe meet je waar het écht om gaat? Een graad is als een schoolrapport, waarbij een rotzak die drie jaar na zijn diploma alleen nog carrière in de bajes kan maken, met vlag en wimpel slaagt. Wat zegt een diploma met mooie cijfers als de persoon die het diploma heeft, eigenlijk nog niks voorstelt? Wat kopen we voor een zwarte band als eindexamen (en afscheid van het judo) als was de judoka een schoolverlater na de havo? We hebben misschien niets beters… hoewel ze in het bedrijfsleven tegenwoordig écht wel naar meer kijken dan alleen het cijferlijstje om te beoordelen of iemand ergens geschikt voor is. Terecht overigens. Een mens is méér dan een certificaat of diploma. Mede om die reden moeten ze dangraden niet uitreiken aan kinderen.

Waarom hebben we geen andere meetinstrumenten uitgevonden voor de budo-kunsten? Onder andere hierom: omdat de stichters ze zo hebben ingevoerd. En wel heel hiërarchisch. Wij snappen sowieso al niks van het denken van de Oosterse mens. In een blog over ‘rei’ (in voorbereiding) kom ik daar eens op terug. De eerbied voor alles wat ‘hoger’ is, is inherent aan het Oosters denken. Wij kennen dat niet en snappen het maar half. In een dojo is om die reden ook een sterke onderverdeling in yudansha en mudansha, zit iedereen op graad geordend, en is zelfs de kant waar men in seiza zit, is van belang. Echt Japans. Wij zijn bijna allergisch voor hiërarchie (letterlijk vanuit het Grieks: ‘heilige ordening’!) en zo behandelen we zelfs God en zijn dienaren. Laat staan een ‘sport’ als judo. Het is ook een cultuurconflict.
Maar ook in het moderne Japan zijn er veel rituelen die langzaamaan zonder inhoud zijn. Dat kan ook dáár zomaar instorten. Dan wordt hiërarchie spoedig archaïsch, en voor je het weet anarchie. Vergelijk het met de kerken in onze streken. Als de inhoud wegvalt, stort het huis echter zeker in!

Een dieper probleem met graden

Toch leveren we ons over aan een systeem wat we niet ten diepste begrijpen. Graden die wij Westerlingen nastreven, hebben daarom niets te maken met een innerlijke waarde, maar met presteren. Wij hebben de inhoud weggenomen. Wij zijn allemaal door-en-door gedrenkt in een concurrentiedenken, waarbij wij ons ik afmeten aan de verhoudingen naar anderen. We voelen ons meer of minder, met de eventuele bijbehorende minderwaardigheidscomplexen en compensaties. We maken onszelf groter door te presteren. Winnen is geluk. Je wilt geen loser zijn. Een kleur band als ego-prothese? God beware ons toch! Kun je niet gelukkig zijn als werpvlees-witte-band die nooit wat wint maar wel lekker bezig is? Misschien is iemand die een goede uke is wel de sterkste… en moeten de strevertjes maar eens lekker langdurig geworpen worden om écht zichzelf te worden.
Dat dit in het origineel judo niet hetzelfde was, waag ik trouwens te betwijfelen. Als ik de geschiedenis lees van Kano en zijn metgezellen, was het al in zijn tijd oorlog rond dangraden en werden deze graden met veel politiek en vuil spel toegekend. Bah. Mooie woorden allemaal over jita kyoei, tot het moment dat de graden en de competitie tussen de diverse ryu en scholen in beeld kwamen. Morihei Ueshiba bande de competitie uit het aikido, maar de graden hield hij. Waarom eigenlijk? Opdat ook aikidoka ergens naar toe kunnen werken? O ja, het is een klassiek systeem wat het dojo-leven ordent, maar in wezen… soms ook nietszeggend als Popstars. Omdat het vanaf den beginne niet de perfectie en progressie meet, maar alleen de technische momentopname is waarna men voor eeuwig een bepaalde graad mag hebben. Ook zonder verdere bijscholing. Ook zonder moreel/intellectueel gehalte.
Zelfs technisch zien we dat terug: sommige judoka zijn na hun bandexamen de technieken net zo snel vergeten als ze werden aangeleerd. Althans… dat blijkt bij een snelle ‘praktijkoverhoring’ meer dan eens. Om over de rest van de idealen maar te zwijgen.

Progressie en perfectie

Helaas helaas moeten we constateren, dat bij een aantal mensen de opwaartse lijn zelfs helemaal niet doorgezet wordt, naarmate de graad stijgt. Ik ben persoonlijk de laatste tijd best wel teleurgesteld in het gedrag van enkele hogere danhouders in het judo als het gaat over hun persoonlijke ontwikkeling. Graad erbij, maar progressie? Eerder regressie. Macht en ego dat mensen zo in bezit kan nemen, dat ze eigenlijk terugzakken naar niveau – zeg maar – yonkyu. Moreel dan. Technisch misschien heel goed, maar is dát de perfectie van een judoka? Nee, um Himmels Willen, nee! Ben ik nou gek dat ik aan een judoka met zoveelste dan iets wil kunnen zien van een soort hoogstaand gedrag, een houding in het totale leven waaruit blijkt dat men waardig is? Als dat er niet is, nooit geweest is, en ook alleen maar minder lijkt te zijn, wat moet ik dan met zo’n dangraad? Een soort hiërarchisch respect voor hebben? Ik doe het hoor, uit beleefdheid, maar in mijn hart ben ik dan ook geen Japanner.

Ik las op een van de forums eens een klacht over een aantal ‘kohaku’ Japanse ‘sensei’ (6e dan en meer) die op een symposium in ons land geen enkele aandacht bleken te hebben voor dojo-etiquette. D.w.z. roken en drinken met hun gi aan, zonder zori buiten de mat wandelen en weer terug er op zonder te groeten, en meer van dat soort basis-wangedrag. Terecht dat men daaraan aanstoot neemt. Maar dat is slechts de buitenkant. Hoe erg is het, als mensen met een kohaku-band om hun buik zich schuldig maken aan smerige spelletjes in de judowereld, achter geld en roem aanlopen, of andere judoka en/of sportscholen willens en wetens kapot maken? Is dat de perfectie waar het judo naar streeft?

Nee, daarom schreef ik eerder dat jiko no kansei nauw verboden is met jita kyoei. Zoals de Stichter dat ook vond. Maar daaraan zou ik willen toevoegen: ook graden zijn verbonden met deze principes. Waar dat niet gebeurt, haalt men de graden omlaag (tot ze niets meer waard zijn dan het papier waarop ze gedrukt zijn) en uiteindelijk het hele judo.

Mijn gevoel

Ik voel het dus allemaal anders. Ik waag het om een zonderling te zijn in de judowereld. Mij zeggen kleuren banden eigenlijk niets meer, en ook de graden op zich steeds minder. Allemaal tussenbalansen met een zekere pedagogische waarde in een ideale ego-loze wereld die er niet is. Eigenlijk is er echter maar één meetmoment, de eindbalans. Wat de Stichter ook voor ogen had. Op het einde van ons leven mogen we ons de vraag stellen “wat hebben we gedaan voor het welzijn van de samenleving en de perfectie van onszelf?” Dat meetmoment is zonder ego, want dan hebben we alleen de Schepper om verantwoording af te leggen – en die laat zich niet om de tuin leiden door mooie diploma’s en fraaie verhalen. Tot die tijd is het écht geen continue progressie. Was het maar waar! Het is vallen en opstaan, zeven keer, acht keer, honderd keer. Conjunctuur. Heuvels en dalen, alle omwegen van de mens. Niet meetbaar in graden, maar alleen voelbaar in personen.

Wat is het heerlijk om soms iemand te ontmoeten die misschien niet de hoogste graad heeft in zijn budo, maar die voelbaar (en dus toch meetbaar) rechtschapen is. Liever van zo iemand leren, dan van een sensei met weet-ik-welke dan, maar die leeft als een vos. Want dan pas ik op mijn kippen. Ik wil mede door het judo voor dat laatste meetmoment niet met lege handen staan. Liever met een witte band zuiver daar aankomen, dan met een zwarte band rond een zwarte ziel. Ik ben geen Al Pacino.

Misschien wil ik in mijn budoleven alleen nog streven naar dat eindexamen. De tussentijdse meetmomenten kunnen misschien komen als ze onontkoombaar zijn, maar ik zal ze niet opzoeken. Ik ben heel gelukkig zo. Het liefste droeg ik de rest van mijn leven een witte band. Verder geloof ik meer in genieten en ontspannen bezig zijn, gewoon dagelijks leren, en geen andere ambitie hebben dan dit: met mijn medejudoka en –aikidoka harmonieus bezig zijn, je in eerlijkheid en rechtschapenheid aan elkaar toevertrouwen. Gewoon judo omwille van het judo en je partner op de mat. Je totaal kunnen geven omwille van wie je bent. In de dojo en in het dagelijks leven. Volgens mij is dát helemaal perfect. In die geest: jiko no kansei.

zaterdag 7 mei 2011

Cirkelbewegingen

Men zegt wel dat aikido draait om cirkelende bewegingen. Dat is waar. Uke valt aan, met één van de vele aanvalsvormen – vaak in een rechte lijn – en de verdediging werkt met cirkels. In de tai sabaki en in de bewegingen van de techniek. Mitesco gaat er van genieten.
Maar dat constaterend, realiseer ik me opeens, dat judo op dat punt exact hetzelfde doet. En hoe kán het ook anders, judo en aikido zijn erg verwant qua principes van ‘zachtheid’, d.w.z. zonder geweld de energie van de tegenstander benutten. Judo neemt de aanval van uke exact op dezelfde manier over als in aikido. Cirkelend, op een paar uitzonderingen na… alleen de controlevorm verschilt uiteindelijk.

Waarom dan cirkels?


Het is een zeer ingewikkeld onderwerp, met in feite hele simpele principes.


1) Vanwege de werking van centrifugale krachten, is het zeer energiezuinig als de rechte aanvalsenergie van uke wordt afgeleid in een cirkelbeweging, slingerend. Denk aan de zweefmolen uit de speeltuin en het wiel van je fiets. Hoe groter de cirkel wordt, hoe sneller de buitenkant draait rond de as van het wiel. Uke komt altijd in de buitenste cirkel, waarin hij door de natuurkundige wetten op veel grotere snelheid wordt geworpen, dan tori er aan snelheid in moet stoppen. In judo zie je dan ook prachtige snelle worpen, met de beentjes door de lucht vliegend - en in aikido zie je uke soms om zijn pols draaien, met dezelfde vliegende beentjes. Gewoon natuurkunde hoor!

2) De versnelling van uke’s beweging wordt niet alleen door de cirkel aangezwengeld, maar ook door het ‘fulcrum’, het draaipunt dat tori is. Op een enkele uitzondering na (sommige te- en ashiwaza) is tori’s lichaam een kantelpunt, vergelijk het met de wip in de speeltuin. De energie van uke wordt als het ware gestopt/overgenomen/doorgestuurd op het draaipunt, en slingert zich cirkelvormig met grote snelheid richting tatami.

3) Uke cirkelt, maar tori ook. Om uke te laten draaien rond zijn zwaartepunt, moet tori hetzelfde doen, maar controlerend. Dat is tori’s tai sabaki. Of het nu een draai rond zijn verticale as is in koshiwaza, of horizontaal bij sutemiwaza, of het nu het sturen van de armen middels het hele lichaam is in tewaza en ashiwaza… altijd draait ook tori in een cirkel. Bij veel technieken zelf in twee cirkels! Eerst bij de tai sabaki, daarna bij de worp, vaak in meerdere richtingen. Of de worp meer energie gevend door de kracht van tori’s eigen cirkelbeweging.

4) Een aantal bewegingen kunnen bolvormig (Mifune) of golvend (Hirano) zijn. In beide gevallen gaat het om ronde bewegingen, maar de richting is niet duidelijk bepaald, open. Niet verwonderlijk dat beide genieën iedereen wierpen maar niet geworpen werden. Het is het hoogtepunt van flexibiliteit, en daarmee van ‘ju’ en zuinigheid met energie.

5) In de meeste gevallen worden de richtingen van de cirkels gecontroleerd in twee richtingen tegelijk: de trekkende hand (hikite) draait zijwaarts (veilige ukemi) en de tillende hand (tsurite) omhoog (balansverstoring en tsukuri). Beide bewegingen versterken de roterende snelheid van uke.

Verschillende cirkels

In het judo hebben we een aantal cirkelprincipes, gewoonlijk verbonden met de richting van de balansverstoring. De enige uitzonderingen daarop lijken een aantal ashiwaza, waarbij uke gewoon achterwaarts valt zonder rol. Bij ashiwaza die het been laag vegen, maaien of haken, is niet tori het rotatiepunt, maar wordt uke door de combinatie van arm- en beenbeweging in tegengestelde richting, over zijn eigen draaipunt geworpen. Bij o soto gari/ o soto otoshi kun je dat goed zien, maar zelfs bij ko uchi gari is dat zo – mits technisch goed uitgevoerd uiteraard.
Maar nu de gewone cirkels.

a) De rechte cirkel naar voren kunnen we het beste verstaan bij tomoe nage. De voet van tori is het draaipunt, de duw van uke en de trek van tori met handen en armen zet uke in beweging, en terwijl tori ‘rustig’ achterover rolt, rolt uke op zeker de dubbele snelheid in een boog voorover. (Mooie harmonie trouwens, tori en uke beiden rollend!)

b) Judo kent een heel aantal ‘guruma’ technieken, die allemaal principieel efficiënt zijn als ze ononderbroken snelheid houden. Eerste voorbeeld: kata guruma. De snelheid van uke wordt bewerkt door de trekbeweging van tori’s hand (niet door de tilbeweging, het kan zelfs met alleen de trekkende hand, kan ik uit ervaring zeggen!) en de schouder/nek van tori is het draaipunt. Tori beweegt rustig, terwijl uke vliegt. Tweede voorbeeld: hiza guruma. Helemaal volgens de principes van de beentechniek: sturen met de armen boven uke’s zwaartepunt, en dan de voet als draaipunt tegen uke’s knie. Energie vanuit de armen, blokkeren met het been, en draaien maar.

c) De otoshi. Die lijken een mooi stukje smijtwerk, maar als we bijvoorbeeld kijken naar uki otoshi of tai otoshi, zien we dat uke wordt geworpen in een boog. Zonder boog klopt de techniek niet. Tai otoshi is dan de meest energiezuinige van de twee. Waarom? Omdat tori in beide gevallen met de armen stuurt, maar bij tai otoshi zijn hele lichaam extra snelheid geeft bij het indraaien. Ja, het been wordt door tori alleen maar zo laag neergezet voor zijn eigen balans, het heeft verder geen functie in de worp – mits goed uitgevoerd!

d) De koshiwaza. Waarom tori de een of de andere koshiwaza kiest, hangt af van de aanval van uke en de richting van diens kuzushi. Bij uki goshi, waar uke (in Nage no Kata) een soort ‘yokomen uchi’ aanval-zonder-zwaard uit het aikido moet doen, draait tori zijn lichaam bijna uitsluitend rond zijn lengte-as en slingert uke als de zweefmolen in het rond. Bij tsurikomi goshi is de heup een laag draaipunt waarbij uke ‘wipt’ en schuin voorover rolt. In alle gevallen sturen de armen de richting van uke’s kuzushi door, en wordt de heup als kantelpunt voor de cirkelbeweging gebruikt.
N.B. dit geldt ook voor de tewaza die we bij Kawaishi vroeger 'schouderworpen' noemden.

e) Bij de meeste sutemi-waza en makikomi-technieken wordt uke gedwongen mee te gaan in de beweging van tori, en zeer vaak is dat in een cirkelbeweging. Niet om daarmee een statement te maken, maar ook de Nederlandse 'hi(ki)komi-technieken' draaien constant. Hetzelfde geldt voor bewegingen in newaza. Tot het moment van eindcontrole zijn de bewegingen op de grond bij voorkeur kantelen en rollen.

Of tori nu de technieken van voren, opzij of achteren doet, altijd draait hij zijn hele lichaam. Bij sasae tsurikomi ashi draait hij om zijn lengte-as terwijl hij uke aankijkt, bij uki goshi keert hij zijn zijkant naar uke toe, bij o goshi zijn rug. Hij werpt echter altijd met zijn hele lichaam!

Toepassing in Nage no Kata


In elke techniek van Nage no Kata zien we dat uke de fout maakt dat hij in een rechte lijn aanvalt. Eigenlijk is dat de basisfout van alles. Uke denkt controle te krijgen door rechte stappen te maken en tori ‘wint’ alles door cirkels te maken. (Hoezo aikido anders dan judo?)
Bij de eerste drie series zijn alle drie de technieken zo verdeeld, dat tori steeds een andere cirkel als antwoord gebruikt. Uke leert niet, nee, hij blijft maar recht aanvallen – de sukkel. En tori draait hem er altijd uit.
- Uki otoshi: bovenlichaam ca. 45 graden draaien (al mag dat volgens de Kodokan bijna niet meer te zien zijn… grrr.)
- Seoi nage: tai sabaki 180 graden en de schouder als kantelpunt.
- Kata guruma: tai sabaki 90 graden en de schouder als kantelpunt.
- Uki goshi: tai sabaki 90 graden en de heup als draaipunt met rugpakking.
- Harai goshi: tai sabaki 180 graden, de heup als draaipunt, impuls: vegend been.
- Tsurikomi goshi: tai sabaki 180 graden, lage heup als kantelpunt, impuls: armen.
- Okuri ashi barai: aanvalsrichting zijwaarts afgeweken en draaipunt in uke’s hara.
- Sasae tsurikomi ashi: tai sabaki 90-180 graden, hele lichaam draait, blokkade enkel.
- Uchi mata: voltooiing van de cirkels in tachi waza… tori neemt uke mee in een volledige cirkelbeweging, tori de kleine cirkel, uke de grotere. Bij de derde stap verandering van de as. verticale as-draai wordt horizontale as-draai, vanuit de snelheid van uke, met sturing van de armen, steunend op het opzwaaiende been.

De weg van de natuur

Dat de cirkelbeweging de weg van ‘ju’ is, konden we al weten, ook zonder de Oosterse filosofie. De hele wereld draait namelijk, en in die zin… is het draaien de archetypische oerbeweging bij uitstek, vanuit de ‘hara’ van de aarde, met de twee polen (‘hoofd’ en ‘voeten’) in perfecte balans… en ofschoon de as op de polen bijna stilstaat, is de snelheid op de evenaar... 1670 km/u! Zo hard vliegt uke nooit.

Ippon en harmonie

Wat is dan ippon? Het is héél simpel: als de draaibeweging stopt. Als uke en tori uitgedraaid zijn, is de partij over. Stilstand is het einde van judo, en daarom blijft het principe gelden: zeven keer vallen, acht keer opstaan – vertaald met: zeven keer stilstand, acht keer opnieuw bewegen.

Uit het bovenstaande is echter ook duidelijk dat de cirkelbewegingen van uke en tori met elkaar in volkomen harmonie moeten zijn. Wat in het aikido geldt, geldt ook in het judo: uke wordt fysiek van de rechte weg afgebracht (haha, wat een woordspeling) om er moreel weer op te worden teruggebracht, via draaibewegingen. Tori beweegt op dezelfde manier, en houdt daarbij zijn balans, terwijl uke die verliest. Daarom heeft tori controle en uke niet. In fysieke en morele zin: tori wijst uke de weg naar de grond, maar ook weer naar opstaan. Allemaal om van elkaar te leren in volkomen eenheid.


Naschrift:
Afgelopen week heb ik zelf overigens mogen ervaren hoe heerlijk dit allemaal is. Voor het eerst sinds heel lang ook weer veel ukemi genomen. Ja, het is heerlijk om in harmonie met een medejudoka te bewegen, te vliegen en te laten vliegen, te rollen over de mat. Te controleren en gecontroleerd te worden. Je toe te vertrouwen aan een ander. Je voelt de energie door je lichaam slingeren, vanuit je hara naar buiten. Judo is net zomin statisch als aikido. Als het goed is: roterend, bewegend, vrij en één met het universum.

zondag 1 mei 2011

Het derde judoprincipe

Iedereen die een beetje serieus met judo bezig is, weet wel wat de twee judoprincipes zijn.
精力善用 en 自他共栄. Ze hangen in elke dojo als het goed is wel ergens aan de muur (hoewel?). Nog niet duidelijk zo? Het zijn seiryoku zenyo en jita kyoei nu in Rômaji, de kanji in westers schrift. Optimaal gebruik van energie en wederzijds geluk en welzijn, vertalen we dat.

Er is volgens de overlevering nog een derde principe: “Streef naar perfectie van je hele persoon”, maar waar dat nou vandaan komt, is niet zo duidelijk. Als we in de geschriften van de Stichter zoeken, vinden we:
We hebben nu vastgesteld wat de drie aspecten van judo zijn: training voor de verdediging tegen een aanval; cultivering van geest en lichaam, en je energie optimaal gebruiken. We hebben ook vastgesteld dat het hoogste doel van judo is: de perfectie van de eigen persoon, ten bate van de samenleving. (Mind over Muscle p.95)

Ik ben daar een beetje op gaan broeden, en het blijkt dat je er verder niet zo veel over vindt. Ik heb het zelf op mijn website geciteerd, en velen doen dat. Maar waar komt het vandaan en hoe is het bedoeld?

In de eerste plaats de spelling, als formaliteit. Pas als je gaat zoeken in het Japans, kom je er achter dat allerlei websites zeggen: jika no kansei. Heb ik ook gedaan. Helaas, jika bestaat in het Japans helemaal niet in deze betekenis. Jiko wel. Jiko (自己) is: je eigen zelf, een persoonlijk begrip. Het woord heeft verwantschap met 自他/jita – zie jita kyoei! – en het kanji 自/ji is inderdaad hetzelfde. In Jiko betekent het puur het eigen ik, terwijl jita letterlijk betekent: ‘ik en iemand anders in wederkerigheid’. Kyoei betekent dan in feite 共/kyo = gezamenlijk 栄/ei = stralen. Ei betekent echter ook ‘ eer’ en ik wil vast aangeven dat ik een hele mooie vertaling voor jita kyoei zou vinden: “ ik en de ander eren elkaar gezamenlijk.” Partnerschap en rei tot in het kwadraat!

Terug naar jiko no kansei: daar zien we hetzelfde 自/ji terug, maar het achtervoegsel 己/ko is normaal in elke kanji-verbinding ik-gericht, naar binnen, neigend naar egoïsme.
完成/kansei bestaat uit twee kanji: 完/kan = perfect, volmaakt, terwijl 成/sei betekent: worden. (vgl. Mitesco/和成/wasei!). の/no is “van” in de betekenis van de genitief, tweede naamval.
Jiko no kansei betekent dan letterlijk: “ het volmaakt worden van het eigen ik.”

Als ik het zo bekijk, is de gedachte dat jiko no kansei een derde judoprincipe zou kunnen zijn, alleen te begrijpen als de context van de woorden helder is. Je zou het namelijk ook helemaal verkeerd kunnen verstaan als het volmaakte egoïsme! Jiko no kansei mogen we, zoals Kano Shihan in zijn eigen tekst aangeeft, echter uitsluitend uitleggen in relatie tot jita kyoei! Ten bate van de samenleving. Ja, nog wat sterker: het volmaakt worden van de eigen persoon, bestaat alleen als het eigen ik loskomt van de egoïstische grondgedachten en zich opent voor de ander en hem rei en eer geeft, in gezamenlijkheid. Perfectie bestaat niet in opgeslotenheid, maar in openheid. Niet in nemen, maar geven en nemen. Het eigen ik komt niet tot voltooiing tenzij met en in de ander. Wie zichzelf eert, eert niets. Wie de ander eert, eert in het spiegelbeeld dat de ander is, zijn eigen persoon in volmaaktheid. Wij zien wie wij zijn in de ander. Wij worden gelukkig in wederzijdsheid.

In die geest: jiko no kansei ! 自己の完成 !

Voor mij persoonlijk: 和成/wasei... harmonie worden.