zaterdag 19 maart 2011

Katamewaza: voltooiing van judo-interactie

Newaza en tachiwaza

Heel veel judoka zijn vertrouwd met deze twee termen. Je hebt randori newaza (寝技)op de grond, en tachiwaza (立技), staand. Je begint (meestal) op je knieën bij randori newaza en rechtop bij tachiwaza.
Het woord ‘ne-waza’ bestaat uit 寝 (ne) en 技 (waza). ‘Ne’ betekent eigenlijk: “slapen”. Liggen. In het judo: horizontaal judo. Terwijl 立 (tachi) rechtopstaand betekent – je ziet zelfs in het kanji als het ware een poppetje rechtop staan, borst vooruit. Vertikaal judo.

Je hebt dus newaza en tachiwaza als onderverdelingen. Zijn we dan klaar met onderverdelen? Nee. Newaza en tachiwaza gaan alleen maar over de positie van de judoka. Maar het zegt verder technisch en inhoudelijk helemaal niets. Ik heb er daarom niet veel mee.

Technische onderverdeling

Veel interessanter is het technische verhaal. Daarbij gaat het over judoprincipes. Jigoro Kano heeft het ook niet over newaza en tachiwaza, althans, dat is niet zijn interesse. Hij spreekt vaker over nagewaza en katamewaza. ‘Nage’ en ‘katame’, woorden die in heel veel judotermen voorkomen, en in de educatieve principes: nage no kata en katame no kata.

Waar komen deze woorden vandaan? Nagewaza schrijven we: 投技. Nagewaza is ‘werptechnieken’ (van 投げる: nageru). Nage-waza is zoals bekend onderverdeeld in twee groepen: staande worpen (tachi-waza, 立技) en offerworpen (sutemi-waza, 捨身技). Staande technieken kennen we dan in het Kodokan judo als te-waza, 手技, koshi-waza, 腰技, en ashi-waza, 足技. Bekende kost uiteraard.

Tegenover nage waza staat… hoe noemen we dát eigenlijk? Wat de Engelse taal weergeeft met ‘grappling’ is wat in het Japans Katame-waza 固技 heet. ‘Klemtechnieken’ van 固める: katameru.

‘Katame(ru)’ betekent technisch: vastpakken, omklemmen, insluiten, waarmee katamewaza vrij vertaald wordt als: worstelen.
Maar het kanji 固 (romaji soms ‘ko’, soms ‘kata’) heeft nog iets anders. Iets wat bijna tegen de geest van het judo is (au!), namelijk: hard, gesloten, verdedigend. Niet meegeven. Je ziet het al in de gesloten vierkante vorm van het karakter. Het is fixerend, controlerend. En dat kan goed zijn, bijvoorbeeld in het woord danko (断固) wat we kennen van de intellectuele judo-opvoeding, waar ‘vastbesloten’ handelen heel belangrijk is. Sowieso is controle toch belangrijk?
Niet voor niets dat klemmen (kansetsu-waza, 関節技), verwurgingen (shime-waza, 絞技), en houdgrepen (osaekomi-waza, 押込技) allemaal onder de katamewaza vallen. Finale controle. Uke helemaal vastzetten. Maar in bijna alle Japanse combinaties waarin 固 voorkomt, zitten zowel positieve als negatieve betekenissen. In alle gevallen lijkt het evenwel diametraal tegenover het kanji 柔 (ju) van 柔道, jūdō te staan… als je het isoleert is dat inderdaad zo! Daarom moeten we het juiste onderscheid maken… om 固 ook 柔 te maken.

Kano en katamewaza

Jigoro Kano was meer de man van nagewaza. Hij schrijft:
“Toen ik trainde oefende ik een beetje katame-waza, maar toen ik waardering leerde opbrengen voor naga-waza in de tijd dat ik Kito-ryu-ju-jutsu leerde, kwam ik tot de overtuiging dat nage-waza de nadruk zou moeten krijgen in de technische trainingsonderdelen van judo. Dat betekent niet dat ik katame-waza waardeloos zou vinden; integendeel. Maar ik benadruk nage-waza, gevolgd door katame-waza. Dat is omdat het oefenen van katame-waza de vooruitgang in nage-waza in de weg staat, terwijl het duidelijk is dat het eerst leren van nage-waza in een later stadium het leren van katame-waza vergemakkelijkt. Toen ik het Kodokan judo oprichtte heb ik om die reden het oefenen van nage-waza aangemoedigd.” (Mind over Muscle, blz. 28-29)

Dit was volgens Kano meer om educatieve redenen dan principieel. Maarrrr… waarom zou “het oefenen van katame-waza de vooruitgang in nage-waza in de weg staan”?

Katamewaza is judo, punt uit

Vooropgesteld moet worden dat ook het ‘harde omklemmen’ van katamewaza onderdeel van het judo is. Omdat judo nu eenmaal voortkomt uit het jujutsu, maar ook omdat effectieve zelfverdediging niet alleen kan bestaan uit een worp en verder niets. Wie werpt, moet controle houden (niet alleen voor de ippon in shiai). Stel je voor, iemand die je aanvalt, kun je niet neutraliseren zonder hem na de worp in een greep of klem te houden tot de politie arriveert. Niet iedereen kan dat met zijn ‘ki’ mentaal afmaken (grapje). Maar nee, sterker nog: we moeten het vasthouden (woordspeling) en de inhoud leren verstaan.

Principiële verschillen

Om de inhoud te verstaan, moeten we eerst proberen te onderscheiden wat het principieel verschil is tussen nage en katame. En dat is de rol van tori en uke.
Fundamenteel kunnen we dat heel goed zien in de kata die Kano heeft ontworpen, het nage no kata en katame no kata. Katame no kata kwam met name uit zijn ervaring in Tenjin Shinyô-ryû, terwijl zijn liefde voor nagewaza uit Kito-ryû afkomstig was. Beide is judo geworden, maar o zo anders.

In nage no kata is het uke die het initiatief neemt, zijn energie geeft en zo tori in staat stelt om zijn techniek toe te passen. Het principe van ‘ju’ wordt technisch zichtbaar in kuzushi van uke, en het meegeven van tori. Weinig kracht nodig, maar de controle bestaat tot en met de kake/nage fase.
In katame no kata zijn de rollen omgedraaid. Uke is reeds in een positie waarin hij zwak is, dan wel gewoon op zijn rug ligt (gecontroleerd wordt) en tori neemt/houdt nu het initiatief! Het principe van ‘ju’ wordt zichtbaar in controle die soepel blijft, niet met geweld controleert. Misschien is dat wel de reden waarom katamewaza eigenlijk veel moeilijker zijn dan nagewaza! Zachte controle is niet zo simpel. Platpersen, afklemmen en afwurgen gaat op kracht heel gemakkelijk als uke al ligt. Het leerpunt van katame no kata is daarom dat uke profiteert van de openingen die tori laat vallen als hij beweegt en van de ‘zachtheid’ van diens controle. Bij katame no kata moet tori niet te krachtig doen, en uke moet serieus proberen te ontsnappen.

In elkaars verlengde

Nagewaza en katamewaza zijn allebei judo. Jazeker! In zekere zin zou de natuurlijke volgorde van nage- en katamewaza moeten zijn, dat op elke nagewaza een katamewaza zou moeten volgen. Idealiter. Zoals het in zelfverdediging is: na de worp is er een vervolg van de controle. Shiai kan dat oefenen. Als een worp niet meteen ippon is, moet er in katamewaza worden doorgegaan. (ik vermijd om technische redenen bewust het woord ‘newaza’!) Voortgezette controle. Als uke daar (zoals in katame no kata) probeert uit te komen, moet tori wisselen van techniek tot er eindcontrole is in tijd (osaekomi) of onderwerping (submissie, opgave). Maar ja, welke judoka beseft dat dit spel in kata wordt geleerd?

Katamewaza en opvoeding

Als eerste nu terug naar de vraag van Kano: “waarom zou “het oefenen van katame-waza de vooruitgang in nage-waza in de weg staan”? Ik puzzel op die vraag. Het is gissen. Maar als ik kijk naar hoe momenteel de ontwikkeling in het judo is, dan zie ik de invloeden van wat in het Engelse taalgebied ‘grappling’ wordt genoemd. Worstelen, MMA, BJJ, en allerlei vormen van vechten zonder gi. Zoals Okano zegt (zie enkele blogs geleden) is het gi hét onderscheidende van judo. Voor worpen, maar ook voor controle – de meeste katamewaza vereisen een gi. Maar blijft staan dat grappling lekker is, je kunt er onbeperkt ‘stoeien’ en elkaar overal vastpakken om technisch te controleren. Als ik zie hoe het gemiddelde ‘randori newaza’ verloopt, zie je heel veel gebeuren in de sfeer van over-de-mat-rollen, maar zoals dat gebeurt kunnen kinderen ook ravotten op hun slaapkamers. En als er controle is, hoe ‘ju’ is die dan? Is er echt iets van leer-ervaringen, behalve dat men fysiek sterk moet zijn om de ander te kunnen controleren/onderwerpen? Weet tori hoever hij moet gaan?
Nu komt het educatieve punt. Niet alleen is het waar dat elk kind van nature al kan ravotten. Nage waza is veel moeilijker onder de knie te krijgen. Grappling zit in de menselijke natuur, veel meer dan het beheerste ‘ju’ van het werpen. Wie gewend raakt aan de zucht om met controlerend klemmen overwicht te krijgen, kan veel meer moeite krijgen met de ‘zachte’ interactie en het go no sen van nagewaza. Kort door de bocht: in grappling is tori veel te lekker actief en soms dominant-aggressief. De mindset van grappling is ánders en niet bevorderlijk voor nagewaza.
Wie evenwel eerst leert om vanuit nagewaza op een zachte manier te controleren en dát toepast in katamewaza, is niet bezig met grappling zoals een worstelaar, maar als een judoka. Wie het aanvoelt, snapt mijn onderscheid. Je kunt beter beginnen met judo te leren zoals het moet zijn, dan afleren wat het niet is.

Aanbeveling voor randori

Misschien moeten we het randori anders gaan aanpakken. Nu maken we het onderscheid tussen randori tachiwaza en newaza. In tachiwaza wordt eigenlijk nagewaza geoefend, maar meestal zonder vervolg in katamewaza. De logica wordt daarmee doorbroken. Ook wordt zelden gewerkt met staande katamewaza. Het is namelijk een misverstand om te denken dat alle vormen van katamewaza altijd newaza zijn. Osaekomi-waza zijn dat uiteraard wél. Die kun je alleen maar op de grond doen. Maar armklemmen en verwurgingen kun je ook prima staand uitvoeren, en dus in tachiwaza. Wordt zelden gedaan.
Het randori newaza wat begint in geknielde positie is weliswaar aantrekkelijk, maar is géén newaza. Het is half-tachiwaza en eigenlijk niks. Wat we in randori newaza doen is eigenlijk het komen tot katamewaza, en dan slechts een beperkt deel ervan. Zonder de voorbereidende techniek om op de grond / in controle positie terecht te komen.

Wat ik graag zou zien (en beoefenen) is een compleet randori. Beginnen bij het begin. Aanvoelen, kumikata, balans en balansverstoring, debana, tsukuri, tai sabaki, kake en nage. Zeg maar voor het gemak: tachiwaza, maar ik bedoel eigenlijk: nagewaza. En dan tori na de geslaagde worp laten doorgaan naar katamewaza, controle – voor het gemak: newaza – waarbij uke dan als in het kata zijn weerstand biedt tót tori de eindcontrole behaalt, wat mij betreft altijd resulterend in submissie. Dat is pas compleet judo. Wie durft?

Ik ben er van overtuigd dat daarmee de begrijpelijke en logische eenheid van het judo zo hersteld zou worden. En dat we daarin ook als judoka – in de geest van Kano – weer zouden leren hoe zowel nagewaza als katamewaza zachtmoedig en harmonieus zouden zijn. Het samenspel van tori en uke wat voltooid wordt in katamewaza, tot uke zich volledig gewonnen moet geven aan tori, is ten diepste een ping-pong spel van energie, van geven en nemen, van balans en harmonie in alle facetten. Submissie als eindpunt van eenheid.

Moeten we echt wachten tot de derde dan of zo, dat we dit totaal-concept van judo begrijpen? Katamewaza is een prachtig onderdeel van judo. Alleen wordt het net als het kata, op een domme manier geïsoleerd van het judo, behalve in shiai, waar het dan als newaza wordt afgevlagd met een snel mate…

Judo renaissance is een compleet verhaal. Het herstel van de principes, de drievoudige opvoeding, de mentaliteit, maar ook technisch van een judo dat inmiddels bijna verloren is: kata, randori, shiai bij elkaar, maar ook nagewaza en katamewaza bij elkaar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten