vrijdag 31 december 2010

Nage no kata (7) Voorwaarts uke !

Is het iemand wel eens opgevallen dat bij Nage no kata de beweging van uke altijd voorwaarts is? Met als gevolg dat uke nooit achterover wordt geworpen?

Het zegt iets over de manier waarop de Stichter aankeek tegen het wezen van de judo technieken.
1) Judo is aanvallend van natuur, maar bij de keuze van de technieken in Nage no kata koos Kano uitsluitend voor een overname van de energie van uke. Dat wil zeggen: het is ALTIJD uke die het initatief neemt en aanvalt, waarop tori zijn antwoord heeft.
2) Uiteraard is de aanval van uke altijd voorwaarts. Niemand valt aan door achteruit te gaan, dat weet zelfs een bokser. Achteruit gaan is altijd verdedigen. Je moet ruimte scheppen vóór je, en je hebt geen ogen op je rug. In een zelfverdedigingssituatie moet je nooit struikelen over iets achter je, wat je niet kon zien.
3) De technieken waarbij uke achterwaarts valt in de Gokyo zijn over het algemeen alleen beentechnieken, waarbij het been wordt gemaaid/geveegd (kari waza bijv. o soto gari, uchi gari) en Kano vond dit niet de meest grootse technieken, omdat ze minder actie van het hele lichaam vereisen.
4) De kari waza zijn zelden gracieus van aard, de achterwaartse ukemi van uke is overrompelend en zo mooi als de voeten van de mat komen bij een achterwaartse rol, zo onmogelijk is dat als de voeten vanuit staande positie worden gemaaid – tori zou een trap tussen zijn edele delen krijgen. Het is voor uke dus ook heel moeilijk om gecontroleerd achterover te vallen, terwijl voorwaartse en zijwaartse ukemi veel beheerster is.
5) Om die reden kiest tori er bij tomoe nage niet voor om de gelegenheid van een achterwaartse val voor uke te proberen, maar trekt hij hem alsnog naar voren in een offerworp als uke zijn balans voorwaarts herstelt.

Totale beheersing en controle is bij kata enorm belangrijk. Daarom wordt elke techniek door tori ook met waardigheid uitgevoerd. Als tori achteruit trekt bij uki otoshi bijvoorbeeld, zakt hij niet halverwege weg en voorover, maar blijft hij strak met de borst vooruit geknield terwijl hij werpt. Controle over zijn eigen ademhaling, kracht en houding.
Overigens weet tori bij alle technieken waarbij hij zelf achterwaarts stapt, precies wat er achter hem is en is hij de meester van zijn stappen. Anders zou het namelijk in theorie kunnen gebeuren, dat uke in een boos moment tijdens zijn duwbewegingen een kari waza toepast op tori. Waarmee maar weer duidelijk is dat tori in deze kata laat zien dat hij elke beweging snapt en controleert.

Zoals de goede verstaander van Nage no kata begrijpt dat tori… constant beheerst aan het verdedigen is. Jazeker, verdédigen tegen de aanval die op hem afkomt.

--------------------------------------------------------------

Dit is de laatste blog van 2010. Ik wens alle judoka-lezers een goed en gezond nieuw jaar toe.

Vanaf heden ben ik trouwens ook te vinden op Facebook. Ik heb er lang over getwijfeld, maar voor de internationale contacten werkt het beter dan zoiets als Hyves... Iedereen welkom op mijn vriendennetwerk - klik in de balk rechts op 'Facebook'.

dinsdag 28 december 2010

Zeven keer vallen, acht keer opstaan

Vallen op het ijs

Iedereen kan er op wachten deze winter, dat je een keer lekker onderuit glijdt. Zeker nu het in het Zuiden een beetje dooit en weer opvriest… en dus ging ik vanmorgen keihard onderuit bij het buiten zetten van het oud papier. Uit balans met drie dozen op je armen. Terwijl ik al vier weken balansoefeningen doe bij elke stap. Ja, mijn hara maakt overuren, en zelfs op de fiets en gladde wegen wist ik mijn zwaartepunt tot nu toe te focussen en te balanceren. Mooie judo-oefeningen. Tot vandaag. Vol ippon, op de rug. Wel harder dan een mat, dat ijs… Au… het hoofd mooi op tijd hoog gehouden, mooi met beide handen ‘gepetst’. Lekker op dat ijs, dat voel je naderhand wel. En mijn horlogeband was gebroken. Ja, die heb je bij judo niet om, en terecht: daar kan hij dus niet tegen.

Leren vallen

Vandaag op het judoforum een toepasselijk onderwerp daarover. Van een onbekende schrijver werd het volgende stukje over vallen aangehaald:
Een dronken man valt om als een kegel zonder zichzelf pijn te doen, merkte Chuang-tsu meer dan tweeduizend jaar geleden al op. Dat komt omdat zijn lichaam relaxed is en zijn geest niet waakzaam. Maar als wij worden geconfronteerd met een val, is die kennis niets waard: het lichaam trekt automatisch samen en verstijft.

Een judoka moet leren te vallen, om de grond als het ware ‘te ontmoeten’, in plaats van te proberen weg te blijven van de bodem – en dus de hele klap op te vangen met een klein deel van het lichaam, zoals de pols. Na een tijdje kan hij een val op de judo mat aan, en als de leraar zegt: “val”, dan kán hij dat.
Maar er ontbreekt iets. Op een dag komt de leraar stiekem van achteren op hem af, en trekt hem omver. Als hij dán goed valt, is het een deel van hem; hij doet het zonder te weten wat hij doet. Als hij door het verrassingseffect alsnog verstijft, is zijn training nog niet voltooid.
Zelfs als hij deze test doorstaat, is er nog één meer. Op een dag zal hij vallen, op het ijs of waar dan ook, en hij zal ook dan goed vallen. Als dit gebeurt, zal het zijn lopen en judo-praktijk gaan beïnvloeden, omdat hij in zijn onderbewustzijn altijd bang was om te vallen. Nu is de bodem zijn vriend geworden.

De toepassing van de Weg is om in het leven te vallen. Om in staat te zijn een grote ramp of tegenspoed te accepteren, met de hele persoonlijkheid, zonder ervoor terug te schrikken, en net als de enorme klap waarmee de judoka de mat raakt, meteen weer op te staan.
Om niet te schrikken van een morele valpartij. Want het maakt niet uit. De judoka probeert met alle middelen om niet te worden geworpen, maar als hij wordt geworpen, deert het hem niet en in zekere zin maakt het dus niet uit. Het maakt enorm uit en tegelijk maakt het niet uit.

七転八起 : “Val zeven keer en sta acht keer op.”

maandag 13 december 2010

Kata en voorlezen

Mooi voorlezen

Wie kan het beste voorlezen? Is dat degene die weet wat er staat of iemand die weet wat je van taal kunt maken?

Voorlezen is een vak apart. Je moet de zinnen die je uitspreekt, precies begrijpen en je in ieder detail kunnen inleven. Een man die boos zegt: “Is het nou onderhand afgelopen?” moet je dat niet laten zeggen op een toon alsof hij vraagt of je een schaaltje bonbons wilt doorgeven! Dan moet het búlderen: “Is het nou onderhand ÁFgelopen?” Met een enorme klémtoon op ‘AF’. Als je de klemtoon die zin legt op ‘nou’, of op ‘lo-’ in lopen, dan is het weliswaar nog steeds Nederlands, maar dan klinkt het al niet boos meer. Als je de nadruk sterk wilt leggen op “AF”, dan moet je de eerste woorden van de zin (Is het nou onderhand ) sneller en zonder extra accenten uitspreken om dan alle energie op “AF” te kunnen storten. Dan komt de zin áán. Boos! En zo gaat het met een héle tekst. Wie wil vóórlezen, bereidt die minutieus vóór en er mag geen detáil ontbreken. De kunst van de juiste accenten in de zin, de intonatie, of een zin aan het einde zachter of harder klinkt, hogere en lagere spreektonen… o wat is taal dan opeens moeilijk. Als je de letters kent, ken je nog geen woorden; als je woorden kent, ken je nog geen zinnen; als je zinnen kent, ken je nog geen taal. Laat staan dat je poëzie bedrijft.

Tot zover deze lange inleiding op kata in judo.

Kata wordt wel eens de grammatica van het judo genoemd. Terecht. Wie kata beheerst, beheerst alle technieken precies zoals ze horen te lopen. Maar kata is ook een climax van het judo. Wie kata kent, kan judotechnieken als het ware ‘voorlezen’. Wie een kata loopt, kent niet alleen de technieken in hun onderdeeltjes (woordjes), maar kent de hele zinnen, met alle gevoel wat er in opgesloten ligt. In kata drukt een judoka zijn eigen gevoel bij de ‘tekst’ uit, hij interpreteert in zekere zin de literatuur en maakt er een levend kunstwerkje van. Wie dát beheerst (ik zet het accent nu expres op de a), wie dát beheerst, beheerst álles. Mitesco schrijft zijn teksten ook altijd alsof hij ze uitspreekt. Niet voor niets – ik typ bijna net zo snel als ik denk en spreek. Dan is een tekst ook levend. Dan kun je er ook mijn gevoel uithalen. O ja, alles wat met kunst te maken heeft is in feite hetzelfde. Expressie die door anderen wordt opgepikt. Wat koop ik er voor als ik iets wil zeggen en niemand kan het begrijpen? Of wat betekent mijn tekst als iedereen het verkeerd verstaat? Dan doe ik iets niet goed!

Levende kata

Als een judoka Nage no Kata demonstreert, en niemand begrijpt het principe dat hij wil uitdrukken met zijn techniek, is zijn kata dood. Heel veel judoka lopen hun kata op een dode manier. De techniek klopt wel, maar lééft niet. Er zit geen ‘Schwung’ in - zoals de Duitsers dat noemen. De emotionele en mentale bedoeling van een techniek wordt niet uitgedrukt. Heel vaak omdat… de judoka het zelf niet eens heeft begrepen. Iemand die het gevoel wél heeft, merkt dat direct. Die zíet het, zoals een Nederlander hoort als een buitenlander een Nederlandse zin voorleest die hij niet begrijpt.

Ippon seoi nage bijvoorbeeld

Een voorbeeld. Sommige judoka weten wel wat ippon seoi nage is. Voor velen is dat nog steeds de eerste schouderworp, maar voor iets meer ontwikkelde judoka heeft die techniek een Japanse naam. Voor de kata-liefhebbers: eerste serie Nage no Kata, tweede techniek. Gaan we die in het kata lekker als ‘spierballenworp’ doen? Dat dénk ik toch niet. Het principe is namelijk niet de ‘spierbal’, de sterke biceps in de oksel van de ‘tegenstander’, maar een overname van een keiharde aanval van uke – zo heet de ‘tegenstander’ bij het kata... De overname van de energie die uke aan tori wil geven door een klap op zijn kop, een soort klievend zwaard, met héél veel woede en energie uitgevoerd. En omdat uke zó ontzéttend kwaad is op tori die hem net met uki otoshi door de lucht heeft laten vliegen, gebruikt hij veel meer domme kracht dan nodig. En dat betekent dat hij wéér gaat vliegen, maar nu omdat tori die aanvallende arm gijzelt op zijn ‘spierbal’ en op exact het juiste moment indraait, even door zijn knieën gaat onder uke’s zwaartepunt en hem dan ‘over zijn schouder laat slingeren’.

Een spannend verhaal

Beste lezers en lezeressen, ippon seoi nage is een spannend verhaal, vol dynamiek, en degene die kata laat zien, wil aan iedere toeschouwer tonen hoe vol woede, energie en spanning deze korte ‘zin’ in Nage no kata is. Uke en tori zijn allebei verantwoordelijk voor het mooie rollenspel van deze ‘voorleeszin’. Faalt één van beiden, dan loopt de hele zin niet meer. Als uke boos is, maar tori reageert nét iets te traag, dan is de hele spanning er uit – gesteld dat de worp überhaupt nog lukt. Als tori op scherp staat en snel genoeg is voor de bewegingen, maar uke te braaf is dus niet genoeg energie geeft, zijn snelheid en energiestroom niet op elkaar afgestemd en moet tori veel te hard werken voor zijn worp. In beide gevallen wordt de techniek mogelijk ‘correct’ uitgevoerd met de stapjes en het resultaat dat uke op de mat landt, maar dan nóg lijkt het nergens op… want het gevoel van de worp is NIET overgebracht.

Kunst

Welaan, wat is kata dan opeens moeilijk. Allerlei judoka die hun zwarte band willen halen, denken het ‘kunstje’ wel even te flikken, terwijl het dus écht een KUNST is met een grote ‘K’. Het is pure kunst, vóórlezen van diep doorleefde principes, een diep verstaan van wat judo is, en wat de Stichter met zijn gedichten ons wilde voordragen. Het vraagt een heel goed literair gevoel om zo iets moois te kunnen declameren, en de kijkers een genoeglijk moment te laten zien.

Persoonlijk ben ik nogal een judogenieter. Ik zie graag mooie poëzie. Taal is een gave, en dat leer je alleen te verfijnen door jarenlange ervaring in lezen en schrijven. Voor judo geldt hetzelfde. Kata is de proef op de som. Heb je het écht begrepen? Dan wordt het een kunststuk. Waar zijn de judo-artiesten toch gebleven?

zaterdag 13 november 2010

Kime no kata

Op het Judoforum is naar aanleiding van de aanhoudende discussie over de 'Nederlandse' kata (door Chris de Korte 'Busen' genoemd) de idee opgekomen om volgend voorjaar een weekend te organiseren (met forumleden en gevorderde judoka) om Kime no kata en Ju no kata te studeren. De schrijver van dit weblog heeft dit idee uiteraard omarmd en zal er alles aan doen om dit ook mogelijk te maken qua organisatie.

Of ik zelf de mat op zal gaan met al de grote namen die verwacht worden, weet ik nog niet. Waarschijnlijk niet. In onze eigen dojo is het idee met enthousiasme ontvangen, vooral bij enkele gevorderde judoka. Ik heb nu ter bestudering de Kodokan DVD kime no kata op mijn bureau liggen, en Ju no kata heeft me sowieso altijd geboeid. Ik heb uiteraard niets tegen randori en de randori-kata, maar ik heb nog steeds het gevoel dat we bij deze kata - die ook door Jigoro Kano zo werden gewaardeerd - héél dicht bij de wortels van het judo zitten. Ergens jammer dat ze alleen geleerd worden door mensen die vierde dan of hoger willen worden - het gaat in feite over de grammatica.

Waarom zijn deze twee zo oorspronkelijk? Ju no kata vanwege de perfectie van de beweging en interactie (het summum van de harmonie van krachten met de grootst mogelijke zachtmoedigheid) en Kime no kata omdat je dáár de maximale efficientie van het judo als zelfverdediging ziet. Wie Kime no kata echt beheerst, hoeft tevens niet meer bang te zijn voor jochies met messen (als ze tenminste van voren aanvallen) want vreemd genoeg is het bij Kime no kata Uke die aanvalt, en tori die perfect verdedigt. Het eerste deel in newaza, het tweede deel met echte steekwapens, een zwaard (katana) en een dolk (tanto). Ik heb beide wapens al enige tijd in bezit (foto: mijn 'arsenaal'), en ben benieuwd of ik op dit weekend ga zien hoe ze te gebruiken zijn als judoka. Al moet er dus duidelijk bij vermeld worden, dat het Uke is die ze gebruikt, en Tori die ont-wapent. Judo blijft de zachtmoedige weg, waarbij techniek werkelijk zegeviert over geweld, en zelfs effectief is tegenover wapens.

Over beide kata zijn overigens uitstekende boekjes geschreven door Mas Blonk en Richard de Bijl. Ik heb de boeken gelukkig nog tweedehands kunnen kopen, want Uitgeverij Elmar heeft ze niet meer. Hieronder voor wie nog nooit van Kime no kata gehoord heeft, een videootje. Niet schrikken van de kiai...

maandag 25 oktober 2010

Hulde

Ondertussen in Helmond

Afgelopen zaterdag was er in onze sportschool een huldigingsavond voor alle kampioenen die het laatste jaar goed gepresteerd hebben op de mat. Ik was er (uiteraard) ook aanwezig. Als je van alles doet in een sportschool, ben je er bij als er feest is, en de vrijwilligers ook een beetje in het zonnetje worden gezet. Aan de andere kant ben ik niet zo van de nadruk op wedstrijdprestaties alleen. Want je kunt pech en geluk hebben, en ook judoka die geen medaille winnen, kunnen echte winnaars zijn. Soms zit een overwinning aan de binnenkant. Meestal misschien wel. Waar kun je trots op zijn? Dat je ergens voor kunt staan, en je ergens keihard voor hebt gewerkt. Motivatie ook als je het eigenlijk misschien niet zomaar had gekund. Een geboren winnaar hoeft niet trots te zijn op prestaties, maar een verliezer die een klein stapje vooruit gaat, die wint pas écht. Zo kijk ik er tegenaan tenminste.

Het goede van onze sportschool is, dat daar een Eddie rondloopt die juist dát in iedereen naar boven haalt. Een G-judoka die na lang oefenen een o soto gari goed kan maken, maar die vooral niet meer bang is voor zichzelf, is waarschijnlijk een grotere kanjer dan een nationaal kampioen. Zoiets. Dat is judo ten voeten uit. Jita kyoei: geluk en wederzijdse hulp om vooruit te komen. Dat is de grootste hulde waard.

Persoonlijk weet ik ook héél goed wat dit betekent. Daarom kan ik misschien ook goed aanvoelen wat de reden is waarom onze sportschool zo goed presteert op alle terreinen. De kampioenen worden gemotiveerd, maar ook de eenvoudige mensen die op mat niet zoveel voorstellen misschien, maar die zich er goed voelen met een steun in de rug, motivatie met soms een schop onder je achterste. Positief zijn, en het worden als je het nog niet bent.

Aangezien ik al enige tijd af en toe een penseel in mijn hand houd, vond ik het wel een goed idee om Eddie mijn dank uit te spreken in de vorm van een schilderij. De stichter van het judo... Jigoro Kano, een blijvende inspiratie voor judoka, om altijd te blijven kijken naar wat we voor elkaar kunnen betekenen, zonder onze energie te verspillen. Hulde!



Liam in Alkmaar

Ondertussen was onze Australische gast in Alkmaar om te knokken. Na de lange afvalrace werd Liam uiteindelijk de grote winnaar in zijn klasse -60. Jazeker, hij heeft het gehaald. 59,7 met t-shirt aan. Na een vrijloot in de eerste ronde, versloeg hij een andere afvaljongen (Tyron Pijloo) met yuko, daarna Bram Lichtenberg uit Arnhem met wazari, en in de finale uiteindelijk de Zweed Andreas Lindqvist met ippon. Hulde! Als de youtubes klaar zijn, komen ze hieronder...

dinsdag 19 oktober 2010

Randori is net schrijfkunst

De meeste mensen hebben moeite met randori in jûdô. Randori is zoiets als het schrijven van een tractaat. Randori is een interactief tractaat in jûdô. Om een tractaat te schrijven, moet je het vocabulaire en de grammatica beheersen. Het is niet moeilijk om een computer te vullen met een database van het vocabulaire, grammatica regels en een spellingcontrole. Ondanks dat schrijven weinig computers spannende romans.
Er is dus meer nodig dan alleen vocabulaire en grammatica. Een goede schrijver is dus niet alleen technisch goed, maar ook een kunstenaar met woorden. Zijn of haar woorden kunnen emoties pakken en overbrengen, en landschappen beschrijven alsof je er zelf geweest bent. Dialogen zijn natuurlijk, komen uit het niets voort en geven je het gevoel er deel van uit te maken. Good schrijverschap vraagt een bepaalde graad van vrijheid. Hoewel het moeilijk is om te leren hoe je een goed schrijver kunt worden, is algemeen aanvaard dat er manieren zijn om het te worden. Twee dingen zijn: 1) boeken lezen en 2) het schrijven beoefenen. Er zijn technieken die ertoe bijdragen om bepaalde zwakheden te verbeteren. Een woord waarmee je moeite hebt herlezen en herschrijven zal waarschijnlijk ertoe bijdragen dat je beseft dat je in plaats van ‘gelofen’ beter ‘geloven’ kunt schrijven en dat ‘huis’ iets anders betekent dan ‘thuis’, maar dat maakt je nog geen echte schrijver. Ik verwacht uiteraard wel dat een schrijver ‘huis’ en ‘thuis’ niet verwart en dat hij nooit ‘gelofen’ schrijft. Goede schrijfkunst komt voort uit iemands binnenste, zonder al te veel kunstgrepen, als een bron van stromend water.
Randori is vergelijkbaar niet iets wat je doet, randori is niet jezelf, randori is er gewoon, en door het te doen wordt je er deel van, "muga mushin". Er moet geen 'ego' zijn in randori in de zin dat het niet om JOU gaat. Randori gaat om jûdô, en ‘het’ zal communiceren via je lichaam door te vermijden dat je zou willen zijn waar je niet wilt zijn. Ten gevolge daarvan heeft de tegenstander niemand anders te overwinnen als zichzelf, aangezien hij/zij niets anders zal tegenkomen als een schaduw zonder ego.

Cichorei Kano, 16 October 2010 op Judoforum.com.

vrijdag 3 september 2010

Kôdôkan jûdô

Kôdôkan jûdô is not being taught in its totality at the Kôdôkan.

Deze uitspraak van ‘Cichorei Kano’ op het Judoforum (2-9-2010) kan als een schok klinken. Immers, de wortels van het judo liggen toch in Japan? Kano is toch de stichter van het judo? Als het ergens ter wereld nog helemaal wordt onderwezen, dan toch op die plaats waar alles bij elkaar komt, de beste sensei, de boeken, de erfenis…?

Nee dus. De geschiedenis van het judo wordt momenteel op het forum uitgebreid besproken en als iets duidelijk wordt is het dit: al ver voor de tweede wereldoorlog sloeg de corruptie, het bederf toe. Kano moest al vanaf het begin vechten met de overheden die er het liefste een militair instituut van maakten, wat bij de Butokukai wel meer lukte. Vechten tegen het bederf van jita kyoei, het principe van vrede en harmonie. Maar gaandeweg lukte dat al niet meer. Dangraden werden een kwestie van politiek. ‘Ik een derde dan, jij ook’. Geld corrumpeert natuurlijk helemaal alles. Na de oorlog was het judo een tijd verboden. Japan had de oorlog verloren, en het judo mocht van de Amerikanen alleen terugkomen als het een onschuldige sport zou worden. Hetgeen geschiedde. De grote sensei vertrokken uit Japan: Hirano, Michigami, Abe. Zij gingen in Europa het oorspronkelijke Kodokan judo onderwijzen. Aan Anton Geesink onder andere. Daar ging het langzaam verder via de sensei waarvan er nu nog steeds een aantal in leven zijn, al worden ze zeldzamer.

Wat we nu in Nederland ‘Kodokan’ noemen is wat het huidige Kodokan leert. Bij kata zie je hoe belachelijk dat is. Het boek van Chris de Korte over Busen kata is natuurlijk een dwaze historiserende constructie zonder veel onderbouwing. Maar wat Japan momenteel aan kata video’s en instructies laat zien, daarvan springen de tranen je ook in de ogen. Dat is de Kodokan nu. Sport-hogeschool. Met veel nationalisme, veel aanzien, maar ook veel vriendjespolitiek. Misschien moet je er eens geweest zijn. Het is nu WK in Tokyo. Ik had komende maandag het vliegtuig willen pakken, maar het werk laat het niet toe. Dan zou ik ook zeker de Kodokan hebben gezien. Willen zien zelfs. Maar niet om daar het ‘oorspronkelijke’ judo te zien, of de volheid. Want die is er niet meer. Die is ook niet meer te reconstrueren. Hoe meer ik lees, hoe meer ik besef dat gedane zaken geen keer nemen. Geesink is dood en zijn leermeesters ook. Het echte totale judo bestaat niet meer. Dat wil zeggen: dat bestaat in de harten van de beoefenaars die het doen zoals het bedoeld is: met de principes in hun harten geschreven. Daarvan ken ik er gelukkig wel een paar. Daar leeft het judo.

Maar helaas moeten we daarvoor niet per se in de Kodokan zijn. Ook daar zijn goede judoka. Net als hier. Maar om echt Kodokan judo te leren, hoef je dus niet naar Japan te reizen…

vrijdag 27 augustus 2010

Anton Geesink 1934-2010


Judolegende Anton Geesink is vrijdag in zijn woonplaats Utrecht na een kort ziekbed op 76-jarige leeftijd overleden. Geesink was al langere tijd ziek. Hij lag al enkele weken in het ziekenhuis. (bron: Telegraaf)

Moge hij rusten in vrede en dat zijn betekenis voor het judo in Nederland en ver daarbuiten, altijd in ere wordt gehouden!

Zie voor de betekenis van Anton ook mijn website: mitesco.nl, menu 'judolegenden'.

dinsdag 24 augustus 2010

Tachiwaza en newaza strijden met elkaar

De laatste IJF regels

Met de laatste regels van de IJF lijkt het wel alsof newaza nog meer in de verdrukking komt. De nadruk ligt meer en meer op staand judo. En dan nog wel mooi staand judo. Ippon judo. Meteen raak. Geen gedoe op de grond, dat wordt met ‘mate’ beloond. De armklemmen moeten er als eerste aan geloven. Op de meeste toernooien mag de -17 ze zelfs niet meer toepassen. Waarom zouden wedstrijdjudoka ze nog leren? Alles wat niet meer mag, wordt niet meer geleerd. Testcase: Kani Basami. Wie kent die techniek nog? Dan loop je al heel lang mee, want die is al heel lang ‘verboden’!

Hoe was het oorspronkelijk?

Newaza was altijd een specialiteit van zij-stromingen van het judo. Kosen, BJJ en later de alles-bij-elkaar MMA, waarin na harde klappen het slaan, worstelen en onderwerpen op de grond verdergaat. Submissions. Krijg de ander er onder tot hij zich overgeeft. Veel ‘cooler’ dan judo natuurlijk – dankzij Eurosport!
De waarheid is echter, dat de stichter Jigoro Kano al veel eerder zijn voorkeur uitsprak voor staand judo – het werpen (nage waza) in tachiwaza.
“Toen ik trainde oefende ik een beetje katame-waza, maar toen ik waardering leerde opbrengen voor naga-waza in de tijd dat ik Kito-ryu-ju-jutsu leerde, kwam ik tot de overtuiging dat nage-waza de nadruk zou moeten krijgen in de technische trainingsonderdelen van judo. Dat betekent niet dat ik katame-waza waardeloos zou vinden; integendeel. Maar ik benadruk nage-waza, gevolgd door katame-waza. Dat is omdat het oefenen van katame-waza de vooruitgang in nage-waza in de weg staat, terwijl het duidelijk is dat het eerst leren van nage-waza in een later stadium het leren van katame-waza vergemakkelijkt. Toen ik het Kodokan judo oprichtte heb ik om die reden het oefenen van nage-waza aangemoedigd.”(Mind over Muscle, p. 28-29)

Katame-waza is iets anders dan newaza, maar vooruit... voor de meeste judoka is controle via osaekomi-, kansetsu- en shime-waza gelijk aan newaza. Kort door de bocht.
Dit had nog pedagogische redenen:
“Je energie is begrensd en als je je energie aan het een hebt besteed kun je het niet aan iets anders besteden – dat is onvermijdelijk. Daarom heb ik een duidelijke opvatting over randori in de toekomst. Als katame-waza wordt geoefend nadat men nadruk heeft gelegd op nage-waza, is het voor sommigen mogelijk om enorm goed te worden in beide onderdelen. Maar gewoonlijk kan iemand niet uitblinken in beide waza. Dan moeten de meesten hun energie maar besteden om nage-waza te beheersen en dan maar wat minder energie aan katame-waza besteden.” (p.30)

Je moet je energie goed besteden en er zuinig mee omspringen. Een van de twee grote judo-principes (seiryoku zenyo) en bij elk opvoedkundig systeem van belang.

Anti-grappling

Toen echter de strijd begon tussen de scholen, voelde Kano al aan dat dit onhoudbaar zou worden. Wie goed is in newaza, kan snel een gevecht naar zich toetrekken op de grond. Ook nu zijn er in Nederland sportscholen die erg goed zijn in newaza. Een judoka weet dat je tegen zulke judoka vooral staande moet blijven, anders ben je er aan. In andere landen, waar judoka meer ‘cross-trainen’ in BJJ en worstelen, gaat dat nog veel meer meespelen. Daarom wil de IJF ook zo sterk allerlei technieken verbieden die de ander snel op de grond gooien, zoals morote-gari die leidt tot een ‘do-osae’ situatie op de grond (tori tussen uke’s benen, de ‘guard’ in BJJ) en die dus ook leidt tot newaza dat haaks staat op judo! Wie de ander zonder echte techniek in newaza laat gaan, krijgt ook meteen mate.

Het is vervelend voor mensen die houden van ‘grappling’ en lekker stoeien op de grond, maar het heeft er alle schijn van dat het judo zich weer meer en meer terug-ontwikkelt naar de roots, d.w.z. staand judo. Zich daarmee onderscheidend van alle andere martial arts die wél op de grond willen vechten. Het eigene van judo is de ippon na de worp. De rest wordt steeds meer in de hoek gedrukt.

Ik vond een schokkend citaat van Jigoro Kano daaromtrent. Wie beweert dat de IJF niet doet wat judo moet zijn, moet dit maar eens lezen:

Newaza is the aftakeling van het Jūdō

De overwinning van de tweede middelbare school [Sendai] in hun jūdō wedstrijd met de eerste middelbare school [Tokyo], leidde – ondanks dat er heel weinig zwarte banden aanwezig waren [yūdansha] – tot onverwachte kritiek op het Kōdōkan promotie systeem en daarom hield Kanō Shihan een toespraak om 10 uur ’s morgens op 9 juni 1918 over de ware betekenis van shōbu (overwinning en verlies) in het jūdō: “Het doel van jūdō is zowel een methode van aanval en verdediging, alsook de training van het lichaam en de cultivering van de geest. De ware kundigheid van het jūdō wordt duidelijk als iemand komt te staan tegenover een situatie van leven en dood, en overwinning of verlies op de tatami (tatami no ue no shōbu) en dit kan niet ter discussie staan. Wat ik hoor van de kant van de Sendai is, dat men daar heimelijk alleen newaza heeft geoefend als de sleutel tot een succes, maar dat is een misser als het gaat om een echte leven- en doodsituatie (shinken shōbu) want die worden beslist in tachiwaza en dus is newaza maar een klein onderdeel (hon no ichibu). Newaza is de aftakeling van het jūdō (jūdō no daraku) en moet worden verboden (kinzubeki) als methode.”

En dus?

Nu kan men zeggen dat het argument van het echte gevecht op leven en dood niet meer bestaat en dat het judo dus moet veranderen. Zal wel. Kano zegt dit weliswaar als hij boos is na een nederlaag. Zal wel. Vast staat echter, dat het echte en originele judo wel degelijk een tendens vertoont naar tachiwaza. Newaza heeft een plaats in het judo, maar niet de hoofdplaats. Dat zou in de training moeten worden weerspiegeld. En daarom is het nog niet zo verkeerd dat de IJF er nu in de regelgeving ook zo mee omgaat. Er zijn meer argumenten voor het afkappen van newaza dan men denkt. Om judo te profileren ten opzichte van grappling, maar nog meer omdat het oorspronkelijk zo geweest lijkt te zijn…

zaterdag 31 juli 2010

Sensei, wat is judo?

"Sensei, wat is judo?" Deze vraag stelde Sam aan zijn grote leermeester.
Deze ging voor hem staan, stak zijn rechterarm omhoog, en liet hem voorover op Sam's voorhoofd zakken.
"Loop nu rechtdoor".
"Dat kan niet, sensei! Uw hand rust op mijn hoofd"
"Je hebt nog niets van judo begrepen. Verlaag je zwaartepunt en ga onder mijn arm door. Dát is judo!"

De sensei was Tokio Hirano. Waar gebeurd.

zaterdag 24 juli 2010

Judo brengt mensen bij elkaar in Jeruzalem

De zachtmoedige weg van het het judo raakt de jeugd in Jeruzalem

Yasuhiro Yamashita en Kosei Inoue (beiden Olympische kampioenen) hebben een judo training verzorgd voor Israelische en Palestijnse kinderen in Jeruzalem vorige maand, in de hoop daarmee de het samenleven van de mensen aan beide kanten van het langlopende conflict te stimuleren.

Het gebeuren was georganiseerd door de “Solidarity of International Judo Education”, een nonprofit-organisatie geleid door Yamashita. (Noot: Yamashita, die niet herkozen werd in de "Education commission" van de IJF, werkt nu dus in deze organisatie. (www.npo-jks.jp Japans maar plaatjes zeggen ook wat).

Ongeveer 50 kinderen werden onderricht over het belang van "yawara no michi" (de weg van judo, of letterlijk: de weg van de zachtmoedigheid). De belangrijkste principes van de filosofie: respect voor elkaar.

Om die les te illustreren, vertelde Yamashita de kinderen over de Egyptische atleet Mohamed Rashwan, die verloor om het goud tijdens de Olympische Spelen in Los Angeles van 1984 nadat hij ervoor koos om het geblesseerde been van zijn tegenstander niet aan te vallen. Rashwan’s tegenstander was Yamashita...

"Please, word een zachtmoedige persoon die niet alleen sterk is in het judo, maar ook in je hart," zei Yamashita.

Inoue, die tegenwoordig in Engeland woont, sprak in het Engels toen hij de kinderen judo techniek leerde, en demonstreerde enkele van zijn favoriete bewegingen – inclusief de uchimata die hij toepaste om Olympisch goud te winnen in Sydney 2000.
Helaas waren enkele Palestijnse kinderen niet in staat de les bij te wonen vanwege de reisbeperkingen die de Israelische autoriteiten op die dag hadden uitgevaardigd.
Een 13-jarige Palestijnse jongen die de les meemaakte zei: "Ik hoop dat mensen elkaar kunnen respecteren, ook als hun godsdienst en ras verschillend is."

Kijkend naar het gebrek aan mogelijkheden om Israelische en Palestijnse kinderen met elkaar te laten communiceren, zei Yamashita: "Ik geloof dat vandaag een stap voorwaarts is gemaakt om beide kanten met elkaar in verbinding te brengen."

artikel door Kenji Kato en Yomiuri Shimbun

Onderstaand filmpje geeft de beelden erbij. In het Japans gesproken en ondertiteld, maar het plaatje zegt soms meer dan de woorden…

dinsdag 13 juli 2010

Debana en kuzushi - met dank aan Hirano

Bij staand judo is het de bedoeling om een ander te werpen. Daarom leren we worpen. We duwen en trekken en dan zetten we in. Kinderspel.

Inderdaad zullen kinderen dat zo doen en misschien ook zo aanleren. Maar de judo filosofie heeft daar nog een paar achterliggende gedachten bij. In het judo draait alles om balans en balansverstoring. Je kunt iemand die als een rots op zijn voeten staat natuurlijk met brute kracht omgooien. Als je die kracht niet hebt, lukt het niet. Jammer dan?

Niet echt. Je kunt ook proberen te begrijpen dat een ander pas kan vallen als hij niet meer in evenwicht staat. Iemand die op één been staat, kun je makkelijk omduwen al is hij tien keer zo sterk als jij. Waarom? Omdat hij dan eigenlijk al valt vanwege zijn eigen zwakke positie. Het gebrek aan balans. Hoe dat precies zit met het zwaartepunt in je lichaam heb ik al eens uitgelegd op mijn website. Wie niet in balans is, valt zó al om. En iedere stap die je zet, betekent dat je heel even op één been staat. Dan ben je héél even uit balans. Een kans voor je tegenstander?

Als je niet in balans bent, ben je kwetsbaar om te vallen. Dat noemen we in het judo kuzushi. Je kunt een ander door een duwen en trekken uit balans brengen. Zo werd judo geleerd door de stichter Jigoro Kano. Het duwen/trekken van de worptechniek, daardoor onbalans en dan: pang, werpen. Meneer Tokio Hirano leerde wat anders. Hij begreep dat het duwen en trekken nog best veel energie kost en dus draaide hij het om. Eerst wachten en aanvoelen wanneer iemand door het gewone heen-en-weer-bewegen uit balans raakt, dán de juiste duw- of trekbeweging maken en werpen. Hirano begreep nog beter dan de stichter dat judo betekent: zo min mogelijk energie gebruiken (seiryoku zenyo).

Hirano zag de beweging van de mens als een soort golfbeweging. Als water dat heen-en-weer gaat en tegen de kust beukt. Heel natuurlijk, maar ook heel sterk. Als twee judoka elkaar vasthebben, bewegen ze als watergolven. In die golfbeweging ontstaat steeds kuzushi.

Het aanvoelen wanneer iemand precies zo uit balans is dat je hem met bijna geen kracht kunt werpen, heet debana. Vrij vertaald met: ‘het juiste moment’. Er is bij alle bewegingen die judoka maken één moment waarop je optimaal kunt werpen. Dát moment (debana) te vinden, is het échte geheim van judo. Wie dát moment aanvoelt en beheerst, kan werkelijk iedereen werpen.

De mooiste judotechniek om dat te begrijpen is de-ashi-barai of okuri-ashi-barai. Iedereen die deze beenveeg goed toepast, maakt samen als het ware een soort golvende ‘dans’ van te voren. De veeg komt op exact het juiste moment. Als je dat moment mist, schop je de ander tegen de enkel, maar dan staat die als een huis. Wie het gevoel heeft om precies op het moment te vegen waarop de ander helemaal geen balans heeft, zal ervaren dat je bijna niets doet bij het vegen. Als een veertje, zo licht gaat de ander neer. Dat is de debana bij de kuzushi. De debana voor tori bij de kuzushi van uke. Pang.

Judo is méér dan alleen wat ravotten in een judopak. Het is een zeer doordacht systeem van natuurkundige wetten, beweging en strategie. Wij kunnen het nog steeds begrijpen en toepassen. Met dank aan Tokio Hirano, misschien wel het grootste genie dat het judo ooit heeft voortgebracht. De man die begreep wat Jigoro Kano niet zo onder woorden kon brengen.

dinsdag 29 juni 2010

Is Judo een wrede sport?

Judo is in zichzelf niets. Judo bestaat niet op zichzelf. Zonder de mensen is er geen Judo.

Daarom bestaat Judo alleen in degenen die het beoefenen, en degenen die het beoefenen kunnen een deel van hun eigen ‘dualiteit’ manifesteren (het zachtmoedige en "hogere ik" of het wrede en "lagere ik").

Dat wil niet zeggen dat randori, of meer nog shiai, niet een lichamelijk en geestelijk veeleisende activiteit zou zijn. Gewoonlijk zijn ze het beide. Je kunt iemand echter werpen met kracht en snelheid, maar nog steeds zachtmoedig zijn, óf je kunt iemand werpen terwijl je hem nauwelijks met je heup aanraakt, hem simpelweg smijten tot het pijn doet. En vice versa overigens.

Hoewel iedere worp of beweging in judo ogenschijnlijk puur lichamelijk lijkt, heeft iedere individuele worp van iedere individuele werper, iedere individuele werptijd, een eigen natuur, energie, karakter. Met andere woorden: vaak zal iemands karakter onderdeel zijn van de natuur van een specifieke worp.

Ik heb me wel eens verbaasd hoe het komt dat in een overvolle dojo, waar zoveel lichamen rondvliegen, zo dicht op elkaar, toch bijna nooit ernstige blessures voorkomen. Hoe kan dat? Vind elk lichaam in de chaos van worpen tijdens randori zijn eigen "landingsbaan"? Dat kan niet zorgvuldig gepland of geregisseerd zijn; het is een puur voorbeeld van de ‘chaos-theorie’. Persoonlijk geloof ik dat het de energie van de dojo is, de positieve en zorgdragende relatie die we hebben met de ander, dat die ‘magie’ schept.

Dus, Judo is niet wreed in niet wreed in de gewenste lichamelijke en geestelijke vorm. Kan het dat soms niet tóch zijn? Jazeker, net als voetbal, basketbal of hockey. Judo is een weg die iemand gaat, en op die weg kan hij zich gedragen als een echte ‘gentleman’ of ‘lady’, of als een hooligan. Dat raakt de weg niet. De weg blijft neutraal.

Mr S. Judoforum 29-6-2010

zondag 13 juni 2010

Kodokan judoleraren

Wat is een goede judoleraar? Uiteraard zullen de CIOS-opleidingen zeggen dat het van belang is dat je de opleiding goed doorstaat, je zoveelste dangraad behaalt en je theorie goed kent. Interessante criteria.

Busen

We hadden in Nederland een geheel eigen traditie van judo. Een beetje klassiek. Wat meneer de Korte nu ‘Busen’ noemt, wat het uiteraard historisch-wetenschappelijk helemaal niet is, maar wat op één punt waar was/is: de meeste judoleraren zijn van het no-nonsense type. Niet zwetsen, maar dóen. Meer de praktijk dan alle theorietjes er omheen. Aanvoelen en geen theorieles.

Kodokan

Nu is de tendens de laatste jaren, zeker in het Zuiden des Lands, om weer meer het klassieke Kodokan judo te gaan doen. In kata – alles precies volgens het boekje. Niet het expressief-explosieve ‘Busen’ judo, maar proberen de laatste Kodokan-dvd na te lopen. “Nee, niet de voet zo, dat moet zo niet!” Maar ook in de lessen.
Welnu, denk ik dan als eenvoudige judo-leek. Vertel me dan eens wat Kodokan judo anders is dan het klassieke werk van – noem eens een naam – Michigami-sensei?
Volgens de opleiding tot judoleraar moet je een les tot in de puntjes voorbereiden. Niet het ‘Busen’-doe-maar-wat, maar een strakke lesopbouw. Met motorische doelen, cognitieve vaardigheden, en sociaal-affectieve doelstellingen. Toe maar! Het wordt bijna professioneel!

Doelen en vaardigheden

Nu zou het zo moeten zijn, dat Kodokan judoleraren alles zouden moeten weten van de exacte opbouw van elke techniek. Van de balansverstoring naar de combinaties. Waarom welke stap, waar het moment van tsurite en hikite ligt, etc. en hoe een worp wordt uitgevoerd. Ken je Gokyo! Weet hoe het in elkaar zit. Intellectueler judo.

Natuurlijk moet een Kodokan judoleraar exact weten hoe het menselijk lichaam wordt getraind, hoe de spieren worden gebruikt, waarom een techniek in het Gokyo-leerproces daar staat, en wat Kano bedoelde de judoka aan te leren. Lichamelijke opvoeding, weet je wel?

Natuurlijk zou een Kodokan judoleraar moeten weten wat de even zo belangrijke doelstellingen zijn op wat ze nu dan ‘sociaal-affectief’ gebied noemen. Wat Kano morele opvoeding noemde. Hoe draagt judo bij tot sociaal-maatschappelijk verantwoord gedrag? Worden we een beter mens die bijdraagt tot het welzijn van de samenleving? Op de mat en daarbuiten?

Eigenlijk klinkt de Kodokan judolerarenopleiding me als muziek in de oren. Het plaatje zou perfect moeten kunnen zijn.

Praktijk

Af en toe kijk ik over de schouder eens mee in de keuken van één van de aankomende Nederlandse judoleraren. Ik heb het volste vertrouwen dat zij een kei zal worden. Maar meer door een gezond verstand dan dankzij de opleiding. Als ik daar papieren van zie, wordt ik niet echt vrolijk. Nee, het wordt niks met Kodokan judo in Nederland als degenen die het moeten brengen de principes niet glashelder op een rijtje hebben. Dat glasheldere, dat ben ik nog niet tegengekomen. Ik ga hier niet herhalen wat ik in de cursuspapieren heb gelezen. Samengevat: sommigen horen wel de klok maar weten niet waar de klepel hangt, lijkt het. En met betwistbare keuzes ook, zonder de pedagogische bagage die ik zou verwachten. Ik denk bijvoorbeeld niet dat de judolerarenopleiding helder uitlegt wat de cognitieve, motorische en sociaal-affectieve lijn is men moet verhelderen bij het leren van o soto gari.

Zo krijgt meneer de Korte alsnog gelijk. Nederland is meer ‘Busen’ dan we willen. Of 'Kawaishi', je weet wel, van de eerste, tweede en derde beenworp. Een Japans-Franse methode, thans verguisd, maar voor wie het bestudeert best een interessante insteek.

Ach, al die etiketjes. Busen, Kodokan, Kawaishi... wat zijn ze waard als de opleidingen zelf nauwelijks het dieperliggende pedagogische verschil weten...

woensdag 26 mei 2010

Een sensei leert judo zonder rake klappen

Laten we nooit de titels van sensei, trainer en coach op één hoop gooien. Want het is niet hetzelfde. Iemand is pas een leraar als hij iemand iets heeft geleerd, door zijn leer, zijn gedrag, en het verschil dat hij maakte in iemands leven.

Niemand kan zichzelf ‘sensei’ noemen. Een sensei moet die titel waardig worden door zijn gedrag, kennis, zijn vaardigheid om die kennis over te dragen en om degene te begeleiden die aan hem is toevertrouwd. Die hij iets leert in de bredere zin van het woord. Het is een titel die aan de leraar gegeven wordt door degene wiens leven aangeraakt is door zijn leringen over judo.

Een judoka die onderricht is door een sensei, leert om zijn eigen lichaam en het lichaam van zijn partners te respecteren. Er zijn geen klappen tegen het hoofd met atemi waza omdat ze gevaarlijk zijn. De gedachtengang van een beoefenaar van Mixed Martial Arts is, om het risico van hersenbeschadiging op de koop toe te nemen en te vechten onder zulke omstandigheden.

Dr. Kano stichtte een systeem van lichamelijke, psychologische en filosofische opvoeding dat het welzijn van het individu in alle aspecten van het leven behelst. De hele wereld wordt onze dojo en de lessen die we leren in de dojo van een sensei begeleiden ons in ons dagelijks leven waar we seiryoku zenyo toepassen: maximum efficientie met een minimum aan kracht, en ook jita kyoei: wederzijds geluk en welzijn. Als we in een dojo een blauw oog zien, een gescheurde lip of zo, dan is dat vanwege een ongelukje. In MMA is dat de norm.

De coach van een sport heeft ongeveer dezelfde verantwoordelijkheden, maar zijn doel is om de leerlingen zo trainen dat ze kunnen winnen, zo snel als mogelijk, ongeacht wat dit doet met het lichaam of de geest van de leerling. Judo ‘sportificeren’ is niet safe. Kodokan judo is dat wel. 'Sport-judo' is terugkeren tot het punt waar Kano begon. O nee, het publiek wil dat niet, want het is stomvervelend om naar te kijken. Dat zie je wel aan de terugval in aantallen judoka nadat judo een olympische sport werd. Niemand wil minderwaardig pyjama-worstelen leren. Om judo deel van de olympische wereld te maken, moesten we het veranderen. Het mislukte en we blijven over met wat we vandaag de dag zien: steeds minder interesse bij het publiek, lege dojo wereldwijd. Judo zoals het bedoeld was, heeft zich versmald tot een punt waar het vaak niet veel persoonlijk nut of indentiteit heeft…

Hanon, 26-5-2010

vrijdag 21 mei 2010

Judo en budo

"Judo" betekent "de weg van de zachtheid". Zonder "zachtheid" zou het meer een soort worstelen met een pak aan zijn.
Zonder "de weg", zoals in een "gevechtsweg" (Martial Way) (Bu-do), zou het meer een "kunst van het strijden" (Combat Art) zijn, zoals de oude Japanse "Jitsu" systemen. Aangezien Judo werd ontwikkeld om een gevechtsweg te zijn (Budo), behelst het veel meer dan wedstrijdvaardigheid.

Om een meester te worden in om het even welk Budo systeem, moet iemand zeer respectabel zijn in al de volgende gebieden van Budo (in volgorde van prioriteit):

(1) Spiritueel (Zen)
(2) Filosofisch (Tao)
(3) Mentaal (Shin)
(4) Technisch (Waza)

Let op dat wedstrijdvaardigheid niet op de lijst staat, aangezien er heel wat Budo systemen zijn zonder competitie.

Randall Lim, Judoforum 15-5-2010

vrijdag 14 mei 2010

Nage no Kata (6) Okuri Ashi Barai

Een van de technieken in NNK is Okuri Ashi Barai. Een worp die simpel lijkt, maar net als De Ashi Barai, een kwestie van verfijnd aanvoelen. In de kata-uitvoering zien we heel wat minder verfijnde expressies, die – zoals bij zoveel matige kata – teruggaat op te weinig begrip. We doen ordinair gezegd maar wat, en passen ons aan aan de jury bij de dan-examens. Is dat kata? Nee. Mike Hanon wordt niet voor het eerst hier door mij aangehaald, als het gaat over een gekruide beschrijving van de juiste principes van het werpen. Deze week stond er op het judoforum (11 mei 2010) weer zo’n onsterfelijk juiste beschrijving, nu van Okuri Ashi Barai. Lees en geniet.

Tori nadert uke. Tori stopt. Uke pakt vast en dan tori ook, en dan ‘huppelen’ ze allebei naar tori’s rechterkant. Tori en uke zijn allebei in shizenhontai. Bij de derde huppel werpt tori uke.

De eerste keer toen ik dat deed met een leerling van Michigami sensei, gooide mijn uke me bij de eerste beweging! "Waarom ben je in shizenhontai en waarom breng je je voeten bij elkaar " Pats boem en daar lag ik voor ik kon zeggen: 'wacht effe, IK ben tori'.

Tori profiteert van de misstappen van uke, maar… uke is ook niet gek en kan op zijn beurt profiteren van een misstap van tori. (…)
Wat bij Okuri Ashi Barai geleerd werd is dit: wanneer tori uke nadert, begint uke zijn kumi meteen met stappen, om zo opnieuw te proberen tori naar de tatami te drukken. Tori vangt ukes kumi en stapt, zodat beiden nu staan in een rechtse shizentai, en hij verandert de richting van achterwaarts-gaan naar het zijwaarts-meenemen van uke, dus ter rechterzijde van tori (hij ‘steelt’ dus het initiatief, verandert de bedoeling van uke) Uke kan tori niet aanvallen in Okuri Ashi Barai omdat tori in een rechtse shizentai positie staat, en dus staat het aan-te-vallen been naar achteren. Ukes rechterbeen is ook in een rechtse shizentai positie, zodat ukes voet perfect staat voor Okuri Ashi Barai. Bingo! Na twee stappen komt tori er diep in met zijn rechtervoet, hara op hara aanrakend, en gedurende zijn heup-actie gebruikt hij zijn linkerbeen om de heup goed te geleiden naar uke toe. En dan werpt hij met Okuri Ashi Barai. Maak niet de fout als zou deze waza worden uitgevoerd om het linkerbeen te perfectioneren. Het linkerbeen doet uke niet zo veel, het is de actie van hand en heup die uke neerwerpt. Het 'vegende' linkerbeen van tori is een instrument dat gebruikt wordt om de heupen in de juiste positie te brengen. Heeft men je geleerd je vegende been te buigen? Dat moet niet! Het moet recht als een bezemsteel blijven, als je het vegende been buigt, sta je je hara toe om de opgebouwde kracht te laten wegglijden door de knie en we hebben die totale kracht nodig om vanuit de handen en het hoofd van tori te komen tot in zijn kleine teen. Als tori zijn derde stap maakt, zou zijn rechterbeen een beetje gebogen moeten beginnen, omdat dat helpt met het omhoogkomen en kracht toevoegt aan het gestrekte been.
Oh dear, clear as mud!

Hieronder de techniek uit de Canon of Judo van Kyuzo Mifune. Let op het gestrekte been bij de eigenlijke worp!

vrijdag 30 april 2010

Band bij elkaar

In het traditionele Kodokan judo is een van de basisprincipes shizenhontai ofwel shizentai. Dat is de basis van een natuurlijke houding. Twee goede judoka moeten in gevecht gaan, terwijl ze recht staan (natuurlijk) alsof ze de het getal 11 vormen, of de letter H als je eraan denkt dat ze elkaar vastgrijpen. Gek genoeg herken je de expert op de mat aan zijn neiging om recht te staan, terwijl de beginner of niet-expert gewoonlijk gebogen gaat staan. De reden is heel simpel. De onervaren judoka zal de heupen instinctief naar achteren trekken, omdat hij gelooft dat het zijn lichaam en benen uit de aanvalszone haalt. Dat kan best goed zijn voor de verdediging, maar het is slecht voor de aanval, zeker als de tegenstander in dezelfde positie staat. Om een goede worp in te zetten, moet de aanvaller dichterbij komen en de afstand van de heupen van beide judoka moet niet te ver weg zijn, wil hij kunnen slagen. Dus zal de expert beginnen met zijn heupen dichterbij de tegenstander te brengen, en dat doet hij door de meeste tijd rechtop te staan.
Een eenvoudige manier waarop je dat aan beginners kunt leren, is door hen aan te raden dat bij de meeste worpen de knopen in de band dichtbij elkaar moeten komen en dat je moet werken vanuit een basis waarin de knopen dicht bij elkaar zijn.
In het begin voelt de natuurlijke rechtopstaande houding niet veilig en zul je veel worden geworpen (vooral achterover) maar met een beetje oefening kun je dat tegengaan en natuurlijk zul je zelf ook meer gaan werpen vanuit die positie.

Syd Hoare: Judo Strategies 22

Gelukkig zijn de nieuwe regels streng voor judoka die de hele tijd voorover gebogen staan, maar het probleem begint natuurlijk gewoon tijdens de les. Sensei zouden bij oefening en randori rond moeten lopen en iedere judoka die onnodig de kont naar achteren brengt een schop onder diens achterste moeten geven. Rechtop en aanvallen, dat zijn de sleutelwoorden voor staand randori. Het moet een grondhouding worden om niet bang te zijn van de ander. Laat maar dichtbij komen. Ik lust hem rauw.
Door veel oefening vindt een judoka wel waar zijn zwaartepunt ligt, en dus zijn balans. Of hoe hij zich verdedigt zonder zijn heupen naar achteren te brengen, maar door zijn hele patroon van bewegen, zodat hij altijd in evenwicht is, ook als hij rechtop staat. Ja, daar spreekt alleen ervaring.

woensdag 21 april 2010

Als je later man geworden bent...

Een waar gebeurd verhaal op het Judoforum vandaag...
Toen ik 12 was, had ik een Japanse Sensei die ons helemaal kapot maakte als we randori deden. "Opstaan, laat je werpen, opstaan, laat je werpen!" Maar iedere keer schreeuwde hij erbij: "Opstaan, je kunt het!" En weet je wat, het voelde alsof dat onmogelijk zou zijn, maar elke keer stónden we weer op en we gingen er keer op keer voor tot we op zijn niveau vertrouwd met hem werden. Zo trainde hij ons voor de nationale kampioenschappen.
Mijn vader, die hem heel vaak zag omdat we vijf keer in de week judo deden, zei hem eens: "ik wil u bedanken voor alles wat u voor de jongens doet." De coach zei hem: "Het is niet voor de jongens. Ik doe dit voor als ze later man zullen worden. Als ze dán tegenover mislukking komen te staan in het leven, als ze tot op de bodem zullen gaan als volwassenen, dán zullen ze zich herinneren: toen ik 12 was, deed ik het onmogelijke. En dan zullen ze opstaan..."

Nee, dit is niet geschreven door iemand van onze sportschool, maar het is wél exact wat Judo moet zijn en zoals het bij ons wordt beleefd.

woensdag 31 maart 2010

Kumikata – hajime

Naar het schijnt wordt er in Italie geëxperimenteerd met een nieuwe vorm van wedstrijdjudo voor de jeugd. In plaats van hajime te roepen terwijl de judoka op hun plaatsen staan, worden de kids bij elkaar gezet, moeten vastgrijpen (kumikata in shizenhontai) en dan beginnen (hajime). Wat betekent dat het gevecht niet kan ontaarden in het vermijden van grip, maar juist stopt als dit gebeurt.

Wat is het doel daarvan? Heel eenvoudig. Als je ziet hoeveel tijd judoka soms besteden per wedstrijd om te vermijden dat er kumikata ontstaat, en vermijden dat er technieken worden ingezet… judo zoals het bedoeld was, heeft niets te maken met het vermijden van de ander, maar in het aanvallen, vastgrijpen, proberen, inzetten om ippon te scoren.

Bij de Italiaanse manier – zal ik het maar noemen – worden de judoka verplicht om actief te judoën. Wij hebben nu al heel wat straffen voor passiviteit. Je kunt het ook voorkomen door gewoon te starten in actieve houding.

Ik denk dat heel wat sterke jongelui sidderen bij het idee hun ‘tegenstander’ eerst vast te hebben, hem/haar recht in de ogen te kijken en zo te wachten op het beginsignaal. Tóch… het zou een bijdrage kunnen zijn aan het zo gewenste mooie rechtopstaand judo.

maandag 22 maart 2010

Nage no Kata (5) De verhaallijn

Al eerder heb ik op dit weblog Mike Hanon geciteerd, een geweldige judoka en sensei uit Wales, die zijn ervaring o.a. met de judowereld deelt op Judoforum.com. Vandaag heeft hij weer zo'n onsterfelijke bijdrage geschreven, die mij uit het hart gegrepen is voor mijn diepere verstaan van het Nage no Kata. Ik heb er meteen maar even een vertaling van gemaakt. Lees en geniet:
Kata is niet: 15 technieken één voor één uitvoeren. Het is een levende bewegingsgeschiedenis van judo en zijn principes, toegepast op randori en zelfverdediging...

Bij uki otoshi valt uke tori aan zonder enige terughoudendheid of reserve. Uke duwt tori hard en harder totdat tori die duw en kracht gebruikt, om uke uit balans te brengen en ukes eigen energie en kracht te gebruiken. Tori past uki otoshi aldus niet toe door de kracht van uke te negeren, maar door die kracht tegen hem te gebruiken. Dat weten we.
Kata seoinage (tegenwoordig: ippon seoinage) komt daarna. Uke probeert nu geen kumikata, maar denkt: 'Kom, laat ik eens andere tactiek gebruiken en op een andere manier aanvallen. Ik ga hem k.o. slaan. Wat gebeurt er? Tori past zich aan en blokkeert de klap niet, maar pakt de kracht op, gebruikt die energie tegen uke en zo werpt uke zichzelf. Dat wil dús níet zeggen dat uke springt! Ik wil zeggen dat tori de kracht de andere kant opstuurt, naar de mat, en zo is tori een werktuig, een instrument om de aanvallende uke te ontwapenen. Dr. Kano gaf een hoge prioriteit aan kata seoi en tomoe nage omdat ze beiden zo duidelijk het principe van het niet-weerstand bieden demonstreren. Ju.

Uke denkt weer na. Kijk, ik heb tori vastgepakt en geduwd – ik eindigde op mijn rug. Ik heb hem aangevallen op zijn hoofd en o jee, ik eindigde weer op mijn rug. Wat nu. Haha, ik zal tori opnieuw vastpakken en duwen, maar met wat terughoudendheid, met 'een oog open', en ik houd mijn lichaam stijf als een plank, dus… die slimme tori, hehehe, kan me niet opnieuw werpen met uki otoshi of kata seoinage. Oooeeeps, uke blijft dus strak en stijf en opnieuw past tori zich aan en werpt met kata guruma. (zie de eerdere blogpost Nage no Kata (4) december 2009, over hoe kata guruma zou moeten worden uitgevoerd in NNK!)

Het sprookje gaat verder met de volgende waza door het hele kata heen.
Deze verhaallijn is één van de redenen waarom Haku Michigami sensei en Trevor Leggett sensei benadrukten dat de drie slagen richting tori allemaal verschillend moesten zijn en niet identiek zoals het tegenwoordig gaat. Als uke aanvalt met dezelfde slag, en de tweede keer weer, heeft hij niets geleerd van zijn eerste fout en tori zou dan weer moeten werpen met kata seoi nage – waarom moeite doen met uki goshi? De oorspronkelijke aanval van uke naar tori was een soort yokomen uchi, een zijwaartse swip to the temple, wat een voorspel is voor seoi nage maar ook prachtig past bij … uki goshi.
Bingo, het levende, ademende, lichamelijke verhaal gaat verder. Uke past zich aan tori aan, en tori aan uke, altijd een kleine stap eerder. Net zoals we het doen in onze randori, shiai en sociale interactie.

Zie je dat er lagen zijn, en verschillende dieptes om allerlei onderwerpen te leren? De meeste mensen denken over Nage no Kata alsof er 15 waza achter elkaar worden opgevoerd, zonder rijm of reden, en zonder enige waarde voor hun randori of shiai, en waarom dus al die tijd besteden om die onzin te leren…?

Mike Hanon 22-3-2010
Nou, is dat geweldig of niet? Pure nadenkertjes, wie in Nederland heeft er zó goed begrepen wat de dynamiek van het Nage no Kata is ...???

IJF en Japan eindelijk op één lijn?

Een bericht deze week:
Japan heeft besloten om voortaan in de lijn van het internationale judo mee te gaan.

De All Japan Judo Federation heeft dat gezegd na een bijeenkomst donderdag jl., nl. dat het voortaan de standaarden van de International Judo Federation (IJF) zal hanteren bij de thuistoernooien in mei, in plaats van de traditionele Japanse "Kodokan" regels toe te passen, welke werden gebruikt bij bijeenkomsten als nationale kampioenschappen.

De Kodokan regels zullen nog gebruikt worden op de nationale kampioenschappen van de Nippon Budokan op 29 April, maar de IJF-regels zullen worden gehanteerd op het toernooi van volgend jaar.

In januari heeft de IJF een diskwalificatieregel ingevoerd voor judoka die directe aanvallen op de benen van hun tegenstander deden.

Overeenkomstig heeft de Japanse judo federatie ook overwogen om de Kodokan-regels te aan te passen, maar besloot om te switchen naar internationale standaarden om verwarring te voorkomen.

bron: http://www.breitbart.com/article.php?id=D9EH141O2&show_article=1

Het zal nog moeten blijken wat er concreet allemaal mee bedoeld wordt. Vast niet dat we in Japan voortaan blauwe judopakken op de tatami gaan zien. Maar omwille van de eenheid, en omdat Japanse judoka ook in het buitenland onder de IJF regels moeten vechten, is de beslissing wel verstandig. Maar tevens is het een soort capitulatie natuurlijk. Japan is altijd onafhankelijk gebleven van de IJF. Met reden. Met deze beslissing wordt meer dan eens duidelijk, dat de IJF steviger de touwtjes in handen heeft dan sommige protesten in de wereld doen vermoeden. Er is één judo en of we het leuk vinden of niet... het zwaartepunt daarvan ligt niet meer in Japan, maar in Europa, bij de EJU, die in de IJF de meeste invloed heeft.

donderdag 4 maart 2010

Dunne judoka gaan winnen? Over eten en problemen.

Vandaag, 4 maart, is er in Papendal een congres over eetproblemen in de sport. Pardon? Jazeker. Mevrouw Karin de Bruin, sportpsycholoog, gaat morgen (5 maart) promoveren op het onderwerp, en toont aan dat in heel veel sportdisciplines het ideaal is, om je gewicht zo laag mogelijk te houden.
Nou, dat is bij het wedstrijdjudo geen onzinnige gedachte, denken we! Maar is het ook een probleem?

Als eerste moeten we opmerken dat de Bruin haar focus met name heeft liggen op vrouwelijke sporters, waardoor de verbinding met anorexia snel gemaakt is. Zo doet het althans de Volkskrant die afgelopen zaterdag een heel artikel wijdde aan “de obsessie om te winnen door niet te eten”. Toch toont het onderzoek van de Bruin aan, dat ook 8 procent van de mannelijke topsporters last heeft van een eetstoornis, zeg maar: een structureel verkeerd voedingspatroon vanuit het obsessief streven om op gewicht te blijven. Volgens de Bruin is een deel van het probleem een bepaald schoonheidsideaal – wat bij judo waarschijnlijk niet speelt omdat daarin (anders dan bij sommige atletische sporten) niet bepaald strakke kleding wordt gedragen. Bij judo daarentegen is de druk om in een lage gewichtsklasse uit te komen, vaak ingegeven door het gevoel dat zwaardere klassen ook zwaardere tegenstand betekent, wat natuurlijk klopt als je bedenkt dat gewicht/massa verplaatst moet worden in judo, wat veel vraagt van je spierkracht en conditietraining, en dat ook nog met piek-inspanning. Soepel judo is voor veel judoka: niet te zwaar worden. De coaches en trainers doen de rest. Zij maken vaak uit in welke klasse een judoka uitkomt – liefst dezelfde als die waarin ze kampioen zijn, zodat ze hun kwalificaties niet mislopen. Enzovoorts. Wat een druk dat legt op de judoka! Naar een toernooi toeleven is vaak niet alleen techniek- en conditietraining, maar ook áftraining.

Volgens de Bruin is het niet goed voor de ontwikkeling van het lichaam als sporters te zeer gefocusd zijn op een laag gewicht. Ze komen uiteraard voedingsstoffen tekort, maar op lange termijn zijn er ook negatieve effecten op de weerstand, de botontwikkeling, en ook na de sportcarrière de kans op een permanent verstoord eetpatroon. Als ze dan stoppen met topsport hebben ze professionele hulp nodig om weer terug te keren in een natuurlijke balans.

Het lijkt me geen onzin. We kennen allemaal judo-ervaringen die in deze richting wijzen. Ik ken ze persoonlijk ook. Is dat gezond? Ik heb daar al langer mijn twijfels bij. Natuurlijk moeten judoka niet topzwaar worden, maar ik zie af en toe mensen aftrainen waarbij ik denk: als je natuurlijk gewicht meer dan 10% hoger ligt dan je streefgewicht voor de mat, dan doe je misschien iets verkeerd. Wetenschappers als de Bruin tonen aan dat die gedachte juist is, en dat ook judoka moeten oppassen niet gestoord te worden van hun concentratie op eten en gewicht.

De titel van Karin’s proefschrift is: “Thin is going to win?” Zet er inderaad maar een dikke vraagteken achter. Op korte termijn misschien wel. Maar op lange termijn is de schade soms niet te overzien.

http://eetproblemenindesport.nl/
http://www.karindebruin.nl/
Volkskrant 27-2-2010, Katern ‘Kennis’, pagina 3.

vrijdag 26 februari 2010

Judoka met een houten been

Er was eens een 19e eeuwse Europese zwaardvechter en uitdager, die wel bijna zestig tegenstanders had verslagen. In zijn memoires zei hij: "Volgens mij heb ik nog nooit iemand verslagen die helemaal normaal was."
Wat hij bedoelde te zeggen was, dat al zijn tegenstanders - als ze nog in staat waren iets te zeggen naderhand - een of ander excuus hadden voor hun nederlaag.
Sommige judoka zijn precies hetzelfde. Ze hebben altijd een verklaring waarom ze slecht hebben gepresteerd.

Het is gewoon heel moeilijk om een judokampioen te worden. Er moeten een heleboel lichamelijke en mentale kwaliteiten samenkomen op het juiste moment. Bij veel net-niet-kampioenen ontbreekt er gewoonlijk net één mentaal dingetje. Mensen zeggen dan: "hij is zo briljant in de dojo... (pauze)... maar hij heeft wat last van zijn temperament - aan de andere kant, dat maakt hem juist zo goed!" Of men zegt van een ander: "hij zou wel wereldkampioen kunnen zijn als hij het wilde ...(pauze)... maar hij is daar niet zo op uit."
Ik kan wel een lijst maken van alle redenen waarom ontzettend goede judoka het niet helemaal maken, maar eigenlijk maakt het niet uit waarom iemand geen kampioen is. Omdat hij of zij een fataal gebrek in zijn karakter heeft, wat net zo erg is als een houten been hebben. Het maakt immers niet uit wat je gebrek is.

Syd Hoare, Judo Strategies, 13-14


Zou het daarom kunnen zijn dat Jigoro Kano als één van de drie judoprincipes had: 'Jiko no Kansei' - streef naar perfectie met heel je wezen? Niemand is perfect, zeggen we wel eens. Ook heel gemakkelijk. Natuurlijk, er zijn maar weinig mensen echt geniaal. Wie op de mat geen enkel gebrek heeft, is de onoverwinnelijke. De meeste kampioenen hebben wel tien gebreken, maar daarmee winnen ze van de tegenstander die er elf heeft. Allemaal waar. Maar de excuusgeneratie die we nu zijn, legt zich wel heel gemakkelijk neer bij al die gebreken. Wie streeft er naar die echte perfectie? Wie legt zijn eigen uitvluchten eens in een sankaku? Nee, daar wordt niet afgeklopt... daar mag, nee, móet je bijna doordrukken tot ze letterlijk 'buiten bewustzijn' raken. Ik verzeker je, dát voelt goed, als je dan niet bang bent om door te drukken!

Misschien moet elke judoka zichzelf eens afvragen: wat is mijn 'houten been'?

dinsdag 9 februari 2010

Judo volgens Jan van der Horst

Uit het boek "70 JAAR JUDO BOND NEDERLAND", p.56:

"Jan van der Horst vond het jammer dat het wedstrijdjudo zo de overhand had gekregen. "... Het judo is een middel om lichaam en geest weerbaarder te maken om je zodoende beter staande te kunnen houden in de maatschappij. Niet alleen de judoka zelf moet er beter van worden, maar ook degenen om de judoka heen. Judo heeft een sterke vormende waarde en zo is judo ook bedoeld. Het is van origine geen wedstrijdsport. Jezelf onder controle houden in emoties opwekkende situaties is één van de sterk vormende waarden van judo. Andere sporten kennen dat niet in die mate."

Jan van der Horst overleed op 8 mei 2009, 88 jaar. Zijn judoschool was een thuisbasis voor Anton Geesink. Van der Horst was een echte Kodokan-pionier in Nederland, die beter dan anderen begreep dat het judo een middel was om mens en maatschappij te verbeteren.


Het boek waarin dit citaat te vinden is, heet '70 jaar Judo Bond Nederland. Vechten, Besturen. Verenigen.' Het is te koop bij de JBN of Bol.com. Voor wie geïnteresseerd is in de vaderlandse judogeschiedenis wel een must. Ik heb het, en lees het. Ik lees er pareltjes in zoals dit stukje van een grote judoka. Maar eerlijk gezegd ook een hoop propaganda, zoals een hele recente geschiedenis van de JBN. De huidige voorzitter, Jos Hell, wordt bijna een heldenrol toebedacht, die pagina na pagina breed wordt uitgemeten - aandacht die ten koste gaat van bijvoorbeeld Mark Huizinga, die naar mijn bescheiden mening de enige echte topjudoka van de laatste 10 jaar is geweest. Maar goed, de JBN wil zichzelf duidelijk een schouderklopje geven.

Interessant boek dus, maar dan toch vooral het gedeelte tot 1982. Veel historisch materiaal, wel een beetje een lappendeken. Lezenswaardig, maar niet om in één adem uit te lezen. Een actueel boek, waarvan ik hoop dat het niet door de actualiteit te snel achterhaald wordt...

O ja, het is leuk natuurlijk dat de toppers Huizinga, Geesink en Ruska de kaft sieren. Mooie foto om ze alledrie bij elkaar te zetten. Heel karakteristiek, Geesink in blue. Maar mannen... die eremedailles om je hals én dan die 'erebanden' om... is dat niet wat over the top? Een echte judoka is niet te trots, en houdt zijn rood-witte of rode band gewoon in de kast. Hij vecht gewoon met een zwarte band om. En doet zeker geen t-shirt onder zijn judogi aan...

zaterdag 23 januari 2010

De vier redenen van je verlies

Dit is een oude formule van de Samurai.
Het eerste is futaren, wat betekent: onvoldoende training. Dat is nogal duidelijk.
De tweede is mikuzure, wat betekent: zien en verkruimelen, en de derde is kikoji, wat betekent: horen en sidderen. Zien en verkruimelen betekent: verslagen worden bij de aanblik van de tegenstander, zoals zijn grootte en voorkomen. De derde betekent: bang zijn voor de reputatie van de tegenstander.. Ik zou een vierde reden voor een nederlaag willen toevoegen, en dat is: mu-keikaku, ofwel: geen planning habben.

Dit citaat komt van de flap van het boek dat Syd Hoare (8e dan) schreef: Judo Strategies. Ik zal uit dit zeer lezenswaardige boekje met 178 tips en nadenkertjes, bij gelegenheid wat vertaalde stukjes hier posten.

Wie het boek zelf wil kopen: http://www.fightingfilms.com/acatalog/GeneralInterestJudoBooks.html

dinsdag 5 januari 2010

Tom en Jerry

Over de nieuwe IJF-regels is al veel gezegd. De bedoeling is, dat de judoka door deze regels beter gaan judoën, meer staand/rechtop, en niet meer op allerlei technieken ‘beneden de band’ gaan vertrouwen. Daardoor wordt judo weer zuiverder. Is de bedoeling.

Wat er nu natuurlijk gebeurt, is dat heel veel judoka antwoorden gaan zoeken op de nieuwe regels. En wat denken we: dat iedereen nu gaat werken aan mooie technieken, het gebruiken van minder kracht? Natuurlijk niet! Judo is internationaal en dat betekent dat de invloeden uit alle landen straks toch gaan bepalen wat er op de wedstrijdmatten gaat gebeuren. En wat de coaches en strategen uitdenken met zijn allen.

Een strateeg aan het woord

De Ameriaanse topjudoka Rhadi Ferguson, (USA-Olympisch kampioen 2004) is nu coach en als ‘Dr.Ferguson’ actief als handelaar in clinics, boeken en dvd’s over wedstrijdjudo. Hij is één van de Amerikaanse strategen en zegt het heel duidelijk: “Je wint een toernooi niet met techniek.” Daarbij heb je ook nodig: kracht, conditie, tactiek en strategie. Hoe meer technieken je hebt, hoe slimmer je moet zijn, hoe meer tactiek en strategie je moet hebben. Daar zit wat in. Judo was al nooit een dom spelletje van gooien en winnen zonder je hersens te gebruiken – vandaar de intellectuele en morele opvoeding van dr.Kano! Daarnaast is het natuurlijk zo, dat als je te weinig kracht en/of conditie hebt, je dan ook minder strategische mogelijkheden hebt. Wat ook waar is, omdat je gewoon alleen de ‘Mark-Huizinga-ippon-bang’- strategie overhoudt als je een heel gevecht niet volhoudt. Waarbij uiteindelijk wel blijft staan, dat je je techniek altijd moet bijhouden en verbeteren. Zonder dat win je niet, maar met alleen dat, ook niet.

Hoe waar dit is, zien we in gemiddelde wedstrijden. Niet te slimme judoka, met een paar technieken in hun arsenaal. Nee, je wint niet op techniek. Althans: niet met veelzijdigheid…

Tactiek

Tactiek, zegt dr. Ferguson, kan zelfs een complete blauwdruk zijn van een hele wedstrijd, omdat elke judoka een dood punt heeft, waarbij hij na zoveel minuten onvoldoende kracht of conditie meer heeft – moe wordt dus – en dan toch moet kunnen overleven zonder te verliezen. Dat betekent dat sommigen die weten waar dat punt ligt, een wedstrijd zo proberen naar hun hand te zetten dat ze op dat moment een speciale techniek kunnen gebruiken om bijvoorbeeld even in newaza te komen, matte te krijgen en uit te blazen. Wat waren de 'oude' beengrepen dan handig!
Krachttraining is dan ook een element waar veel judoka op vertrouwen, omdat je sneller spierballen kweekt dan technieken aanleert. En conditie - hoe beter je het volhoudt zonder ademnood, hoe meer je voordeel kunt behalen.
Het proberen te winnen van een wedstrijd kan dus voor een technisch judoka frustrerend zijn, als de ander alleen of bijna alleen sterk is, maar dat is dus wél de werkelijkheid. Techniek en kracht/conditie moeten voor een moderne wedstrijdjudoka dus in balans zijn, anders verliezen ze op de tactiek van de ander. Of zelfs op brute kracht, want dat wint uiteindelijk altijd. Een olifant wint uiteindelijk van een leeuw, op domme kracht. Een kleerkast gooit een technische judoka gewoon over de mat, daar is geen counter tegen bestand...

Het wegstrepen van enkele technieken, zegt dr.Ferguson, verandert veel aan het wedstrijdjudo. Want veel judoka vertrouwen dus op enkele technieken, terwijl de rest berust op kracht, conditie – en de tactiek/strategie is gebaseerd op de combinatie daarvan met enkele technieken. Nieuwe, passende technieken, leer je niet in een paar jaar bij – op het topniveau althans, waar de judoka geen kinderen meer zijn. En als alles rechtopstaand judo moet zijn, krijg je dus ook geen adempauzes meer na 'drop and drag' worpen.

Bewegingen

Verder wordt bij de spier- en fitnesstraining een bepaald doel beoogd: de bewegingen die je met judo nodig hebt, goed uitvoeren. De gemiddelde judoka heeft zijn oefeningen en technieken gebaseerd op enerzijds ‘tilbewegingen’ en anderzijds ‘duw- en trekbewegingen’. Het eerste moet minder, het tweede wordt meer met de nieuwe regels. De ‘draaibeweging’ die in judo veel wordt gebruikt, neemt ook toe omdat de meeste duw- en trektechnieken daarmee samenhangen. Het fitnessprogramma van veel judoka echter, was/is gebaseerd op heel veel tillen. ‘Powerliften..’ Waar je dus véél minder aan hebt. En dus staat er heel wat op zijn kop wat de ‘tillers’ nauwelijks kunnen bijtrainen.

Het bij-effect van duw- en trektechnieken, is dat het geduw en getrek zal toenemen, het zogenaamde ‘gripfighting’ (met stijve armen). Wat de IJF juist niet wil. Het betekent echter ook, dat in het ‘nieuwe’ judo er veel meer op andere, eenzijdige kracht zal worden getraind: sterk zijn met het oog op duwen en trekken. Dit heeft echter een enorme invloed op de conditie. Want dat dode punt in een wedstrijd komt toch, en terwijl men daar vroeger even een beentje greep en zo het hart wat rust bracht, zal dat nu niet meer kunnen. Constante druk houden betekent: nog meer conditietraining.

Om te winnen?

Dr. Ferguson heeft gelijk, wat betreft de realiteit. Op één punt echter gaat hij echter mank. Dat is op het doel van shiai. Bij Ferguson en zovele anderen is dat enkel en alleen: ‘winnen’. En als beroepsjudoka betekent dat ook: veel geld. Judoka moeten dus boven alles kunnen winnen, succes hebben. Het is duidelijk dat coaches als Ferguson blijven doorgaan met een judo wat met de verkeerde doelen (winnen in plaats van opvoeden/leren) allerlei middelen aanwendt om met en ondanks de nieuwe regels door te gaan op hun weg van kracht-technieken. Het zal even duren, en dan hebben ze het weer bijgetraind. Waarbij dan paradoxaal genoeg de technische judoka gaat verliezen van een trainingsbeest die het gewoon makkelijk volhoudt om zonder straffen 4 minuten staande te blijven met duwen en trekken, en daarbij de technische judoka gijzelt en uitput, tot die laatste moe wordt en faalt, of gewoon tegen een straf aanloopt.

Tom en Jerry...

Wat winnen we dus? Zolang de judoka met coaches als Ferguson niet willen veranderen, winnen zij alles en verliest het judo opnieuw. Niet omdat de regelaanpassingen niet deugen, maar de doelstellingen van sommige spelers.

Dit wedstrijdjudo wordt steeds meer Tom en Jerry. Met dit verschil dat je om Tom en Jerry nog kon lachen.