donderdag 3 december 2009

Nage no Kata (4) Kata Guruma


Veel judoka hebben verdriet om de nieuwe wedstrijdregels die de aanvallen op de benen verbieden. Omdat daarmee ook waardevolle technieken als Kata Guruma niet meer mogen als eerste aanval. Die techniek is toch door Jigoro Kano zélf in het NNK gezet? Hoe kun je die dan verbieden?

Het wordt tijd om ons te bezinnen op Kata Guruma als techniek, in het kata en in shiai. Want mensen die het weten kunnen, noemen wat we nu vaak zien spottend 'Kata Otoshi'. Smijtwerk. Worstelen. Free Fight.

Als we lezen wat Shichidan Mike Hanon schreef in 2008 (vóór de nieuwe regels bekend werden), dan weet je wel waarom er nog wat mag veranderen. Dan zeg ik: leve Kata Guruma en wég ermee. Lees en leer ervan:

Kata GURUMA. Schouder wiel. Ooit een vierkant of driehoekig wiel gezien? Natuurlijk niet!

Trekken, tillen en smijten. 'Tsuri Kata Otoshi'. Nee, er bestaat niet zo’n techniek maar in feite is dat wat de meeste mensen laten zien in het NNK.

Wat belangrijk is om te onthouden en te doen bij deze waza is om te beginnen dat het een te waza is, en een Kuruma, en dat we nooit ukes gewicht op onze schouders nemen, nooit! Als hij aankomt op de ene schouder, gaat hij er aan de andere kant al weer van af. Een cirkelbeweging, een Kuruma manier!

Uke komt aanlopen en houdt zijn lichaam zo stijf mogelijk om niet geworpen te worden met één van de voorafgaande technieken. Tori gebruikt deze houding van uke om opnieuw zijn positie te bepalen.

Tsurite (arm grijpen). Op het moment dat tori begint met de trekbeweging van Tsurite, kan hij niet meer stoppen en de trekbeweging wordt zo ver mogelijk uitgestrekt zodat het in een duwbeweging overgaat. Trek – duw. De hikite (revers grip) van het begin trekt uke aan en omhoog op de punt van zijn tenen. De hiki wordt dan een gids voor de rest van de waza, iets als een roer op een boot.

Het nek- en schouderbereik van tori is het steunpunt voor het wiel dat het lichaam van tori is. Tori moet buigen en zijn nek richting heup bewegen, het zwaartepunt van uke dicht tegen zijn nek plaatsen. Op geen enkel moment mag tori naar beneden kijken of zijn hoofd naar voren laten vallen!!! Het niet een tilbeweging van de rug of de benen dat uke rond de nek van tori laat gaan, maar een verandering van richting. Tori beweegt het steunpunt van de ene naar de andere kant, terwijl hij onder uke komt – en dus neemt hij nooit al het gewicht van uke op zijn nek. De benen hoeven niet te worden gestrekt omdat de wiel-beweging wordt uitgevoerd door de handen en de beweging van de benen om uke rond het steunpunt van tori’s nek te ‘zwaaien’. Uke moet stijf blijven. Als uke buigt en een natte dweil wordt, moet een andere worp worden toegepast om met die houding om te gaan, maar géén Kata Guruma.

Gebruik je handen en onthoud dat Kata Guruma een Kuruma waza is, en niet een otoshi. De lessen zitten al in de naam van de worp. Wie zou een uke rond- en over het been van tori rukken bij Ashi- of O guruma? Wie zou Koshi Guruma maken in stukjes? Denk na over Kuruma waza en te waza, denk aan wat je zou moeten doen. De voorbereiding van Kuruma waza is een groot deel van de worp. Kijk naar O-guruma en bestudeer die eerst.

De overgrote meerderheid van Kata Guruma’s in het NNK tegenwoordig, laat geen Kata Guruma zien. Wat ze doen lijkt op geen enkele manier op een te waza of een Kuruma waza. Je kunt geen begin, een vasthouden en stopmomenten hebben in een wiel-beweging. Als je dat doet, geef je dan niet aan dat tori het wiel even stilzet? Het momentum is verloren en het hele gewicht van uke moet dan worden gedragen door de rug en de benen, of nog erger: de nek van de arme tori. Hoe kan dit scenario een Kata 'Guruma' zijn?

Judoforum.com 3 mei 2008


Hier ben ik het dus méér dan helemaal mee eens. Wie heeft er een kata-partner die dit begrijpt en zo doet? Ik helaas niet...

dinsdag 1 december 2009

Mokuso (1)

De meeste judoka zijn niet zo rustig van aard. Hajime! Knallen! De verplichte ceremonies aan het begin van de training zijn zeker voor de jongere judoka soms al een strafexercitie. Ja, even lekker rennen en springen bij de warming up en er tegenaan, zo gaat het. En daarna lekker 'worstelen in pyjama' zoals sommigen judo spottend noemen.

Judo is ontstaan in een andere cultuur dan de Nederlandse en dat is te merken. Japanners zijn mensen van ceremonies en rituelen, wat ons Nederlanders snel op de lachspieren werkt.

Toch hebben sommige typische elementen uit de Japanse (en Zen-)cultuur wel degelijk zin. Judo draait om het zwaartepunt (hara) in het lichaam. Letterlijk. Wie zijn zwaartepunt niet in balans heeft, wordt geworpen als een veertje. De beste judoka weten precies hoe ze zich rond dat zwaartepunt bewegen en kunnen alles. Aanval en verdediging. Het heeft alles te maken met voelen en ervaren van je lichaam, gewaarworden, bewustzijn.

Veel judoka zijn veel te druk met al hun plannen en bewegingen om zich überhaupt echt te concentreren. Eerlijk gezegd: ze doen soms maar wat. Echte judoka hebben daarom de goede gewoonte om zich tijdens een training of voor een wedstrijd even helemaal te concentreren. Leeg te maken. Het bewustzijn te zuiveren. Alle gedachten en onrust wegdenken. Je diep concentreren, je ademhaling tot rust brengen, je ogen sluiten en als het ware even mediteren. De kern van je menszijn ervaren, je zwaartepunt focussen en je natuurlijke balans instellen. De stilte van de dojo of de wedstrijdmat opsnuiven. De Japanners en de budoka noemen dat 'Mokuso'. もくそう2【黙想】 (mokusō), vertaald: meditatie, contemplatie.

Eigenlijk is zo'n moment van verstilling en concentratie nodig, in elke les, voor elke wedstrijd. Waarom zijn we dat in Nederland zo massaal vergeten? Zulke kleine dingen horen bij het judo als Japanse stijlkunst. Bij het mensbeeld dat een judoka perfekter maakt - op de tatami en daarbuiten.

maandag 16 november 2009

Toekomstige judotoppers?

Op het Judoforum werd vandaag de vraag gesteld naar de Nederlandse 'judotoppers' van de toekomst. Na de tijd van de gebroeders van der Geest, is nu de tijd van Grol en Vuijsters aangebroken? Nu is het de tijd van Ente, Bravik en Franssen?

Goed, deze namen zetten heel wat medailles op de judokaart van Nederland en daarbuiten. Maar zelfs in de aanloop naar de Olympische Spelen van 2012 moeten voor deze namen nog heel wat drempels worden genomen. Niet alleen moeten ze nog worden geselecteerd na heel wat kwalificatietoernooien, maar ook zullen ze zich dag in dag uit moeten bewijzen. Zijn ze fysiek en mentaal in topvorm en blijven ze dat? Komen ze door hun onvermijdelijke blessureleed heen, of stranden ze ergens in het traject? Het is eenzaam aan de top, als je dat maar weet. En duur. Je moet daar alles voor kunnen opofferen.

Wat daarna komt is nog helemaal koffiedik kijken. Wie aan de top gaan staan in 2015 en iets later, moet nu in de kweekvijver zitten. Maar wat moet daar tussentijds nog aan gebeuren? Allereerst gaat het dan over de dames en heren die nu nog de jongens en meisjes zijn van de late -15 en het begin van de -17. Zet het hele erepodium van de laatste jaren er maar neer. Allemaal nog pubers, die net wel of net niet aan het echte leven gaan proeven. Uitgaan, relaties, maar ook hun toekomstplannen met school en werk. Kunnen ze het opbrengen om een topsportcarrière te gaan? Hebben ze het doorzettingsvermogen? En dan hangt het ook bij hen af van de juiste trainer(s), niet te veel ernstige blessures en héél veel geluk en toeval op de mat. Ik vermoed dat driekwart van de eregalerij op Judogalery -15 en zelfs -17 de komende jaren in de vergetelheid zal verdwijnen. Gewoon omdat ze afhaken om welke reden dan ook.

In het klein geldt het ook al voor het speculeren en nabeschouwen wat op sites als judogalery4all gebeurt. Vóór een toernooi winnaars aanwijzen? Natuurlijk, er zijn kanshebbers, maar ook 'outsiders' kunnen met een gunstige loting en een dosis doorzettingsvermogen en techniek soms ineens op het podium staan. Het is maar goed dat we niet in Engeland zitten, dan was er met al dat gespeculeer een hoop wedgeld te verdienen.

Heel vaak denk ik: de toekomstige kampioenen staan nu zeker ergens op de mat. Maar de paar die echt doorbreken zijn misschien nu gewone veelbelovende jongens en meiden ergens in een kleine sportschool in de provincie, die gewoon veel talent hebben en er hard mee werken. En die dan met een beetje geluk en veel discipline en ijver langzaam maar zeker de erepodia innemen. Niet degenen die te vroeg over het paard worden getild. Niet degenen die al voor ze goed en wel volwassen zijn in de grote stad naar een vreemde megadojo worden overgeplaatst. Het gaat er niet om of je nu al genoemd wordt. Het is goed als het talent in stilte kan rijpen zonder prestatiedwang en 'voorverkiezingen' voor de toppers van 2015...

zondag 1 november 2009

Coachen en foto's maken

Soms heb je van die dagen dat je wel alles tegelijk wilt doen. Gisteren was zo'n dag. Vroeg op en naar Lommel, waar de Vlaamse top, sterke judoka uit alle landen en ook wat Nederlandse kampioenen op de mat kwamen.

Coachen...


Voor het eerst in mijn judoleven twee jonge judoka coachen op een internationaal toernooi met sterke tegenstanders. Hoe doe je dat als je hele ervaring met judo niet bepaald bestaat in harde competitie en je interesse meer ligt in de schoonheid en filosofie van het judo?

Toch heb ik de handschoen opgepakt en het was nog leuk ook! Wat moet een coach eigenlijk doen? Niet te veel. Hij moet er zijn, en steun in de rug geven. Niet te veel hard roepen, eerder luisteren en op een volwassen manier met de judoka praten over wat ze doen en wat ze ervan leren. Bemoedigen waar nodig, maar vooral ook realistisch zijn in de verwachtingen en de resultaten. Het gevoel van 'kom op, je kunt het', maar niet zo dat ze onder een prestatiedruk komen te staan en naderhand met frustraties naar huis gaan. Geen technische tips voor of tijdens de wedstrijdperiode. Trainen moeten ze vooraf doen (en niet bij mij), op de dag zelf wordt geen techniektraining gedaan. En verder gewoon met ze optrekken...

Je leert daarbij overigens veel als je ook op de judoforums de juiste vragen stelt (en ook nog de goede antwoorden krijgt). Judoka leren op de mat, coaches leren van de judoka en van elkaar.

Kortom, een geweldige en totaal nieuwe ervaring.

Judofoto's maken

Tegelijk kon ik op een andere mat judovrienden bezig zien. Gelukkig waren niet alle partijen tegelijk, zodat er ook nog wat foto's konden worden gemaakt. Dat blijft een leuke hobby en naarmate je meer gevoel voor je camera krijgt (en de software om raw-foto's te bewerken) is het fotograferen van bewegende beelden steeds leuker. Ook dat is een kwestie van duizenden uchi-komi met de ontspanknop en je muis...!

Dit was naar mijn idee mijn beste actiefoto van de dag (klik op het plaatje voor een vergroting):



O ja, dit is dus Ruben van der Steen die niet als kampioen binnenkwam, wel een paar kampioenen versloeg en dus als (bijna) kampioen de zaal verliet.

zondag 18 oktober 2009

Principes in kata. Welke?

Op het nieuwe judoforum heb ik de vraag gesteld welke principes er verborgen zijn in bijvoorbeeld de eerste serie NNK. Jigoro Kano heeft zijn judo gevormd volgens bepaalde principes die in de afzonderlijke technieken worden uitgedrukt. Kata hebben een educatief doel: ze willen principes demonstreren en zo aanleren. Een kata doen is tevens een examen, een demonstratie van het model. Tonen of je het begrepen hebt.

Nu is de langzamerhand mijn vraag, in hoeverre iemand in ons land weet welk principe er nu wordt uitgedrukt in het model. Sommigen menen dat Chris de Korte gelijk heeft met zijn 'Busen' kata, terwijl anderen zeker weten dat de Kodokan uitvoering de juiste is. De JBN wil een standaard. Maar werkelijk niemand heeft mij tot op heden kunnen tonen wat de achterliggende gedachte is die in het model wordt weergegeven. En daarmee het criterium, de sleutel, om te bepalen wanneer een kata goed of fout wordt gedaan. Kata is geen wiskunde natuurlijk. Maar er moet een idee achter zitten. Welke?

Mijn vraag op judoforum.nl over uki-otoshi:
Ik snap wat er bedoeld wordt met de problemen van een 'echte aanval', kracht zetten, en dat in een randori/shiai situatie natuurlijk nooit die drie stappen worden gezet, maar meteen een andere techniek volgt op een kleine beweging richting balansverstoring. Kata zijn modellen, die niet een gevechtswerkelijkheid willen uitdrukken, maar een principe. Met een educatieve bedoeling: om te laten begrijpen en begrip te demonstreren. Welk principe is hier aan de orde? Anders gezegd: waarom bestáát uki-otoshi überhaupt in deze vorm, als model, waarom aan het begin van NNK? Waarom de drie stappen? Heeft dat iets te maken met interactie van tori en uke, het opbouwen van balans-relatie-beweging? Wat is het specifieke van de te-waza (hand), terwijl het model vooral over stappen (voetbewegingen) lijkt te gaan? Wil de techniek de relatie tussen handen en voeten in de stapsgewijze balansverstoring modelleren? Wat wil het ons leren?

Wie het antwoord weet, graag reageren!

dinsdag 29 september 2009

Seiryoku zenyo in kata

Het principe van seiryoku zenyo / maximale efficientie, luistert heel nauw in relaties tussen mensen. Met jezelf en het welzijn van anderen.

Misschien komt dat nog wel het duidelijkst naar voren in de kata. Kata zijn relaties tussen twee personen die de technieken uitvoeren als een eenheid. Juist dan komt het er op aan, om het eigen ikje op de tweede plaats te zetten, ten gunste van de partner. Alleen dan kan de techniek met maximale efficientie worden uitgevoerd. En dat dus niet omdat dat zo moet, maar omdat het onmogelijk is om het überhaupt te doen zonder. Dus, omwille van de efficentie, moet ieder samenwerken met zijn/haar partner voor het wederzijds welzijn van elkaar, of ophouden omdat het nooit gaat lukken anders, en je je energie verspilt.

Zo is het ook met vriendschap, romances, en iemands gezondheid. Als we de impuls niet onderdrukken van ons egoïsme, en geen aandacht hebben voor de partner (een vriend, geliefde, of ons lichaam) zal het altijd uitlopen op waardeloze relaties, gekwetste gevoelens en chronische ziekten.

Aldus hangen de principes van jita kyoei en seiryoku zenyo méér met elkaar samen dan oppervlakkig bezien zou lijken. In een fel gevecht kan dat nog worden vergeten. Als je kata doet, moet je anders op de mat gaan staan. Niet zonder de principes diep in je hart gegrift.

(Geinspireerd door/vertaald uit een post op het judoforum)

maandag 21 september 2009

Kogi en Mondo

Kogi en Mondo? Zijn dat de bijnamen voor een paar nieuwe judo-mascottes? Nee! Ze zijn twee hoekstenen van Kodokan Judo. 問答 Mondo = vraag en antwoord. Vragen die gesteld mogen en moeten worden tijdens de judolessen.

Toen Jigoro Kano jujutsu leerde bij zijn oude meesters, was dat alleen maar voordoen en nadoen. Leer maar door te kijken en zie maar wat je er van maakt. De oude leerling/meester-verhouding was eigenlijk geen school met een normale vorm van onderwijs. Kano was een echter professor, een opvoeder. Hij begreep als geen ander dat je een efficient systeem moet hebben om de judoka op een efficiente manier de technieken aan te leren. Daarom gaf hij tijdens de lessen (kogi) altijd de gelegenheid om vragen te stellen en dan gaf hij ook antwoorden. Vraag en antwoord is daarom typisch voor het Kodokan judo. Een opvoedingssysteem, gericht op efficientie.

Hier een stukje over Mondo van Jigoro Kano:

"Kano geloofde dat judo een veelzijdige manier van lichamelijke training was, waarbij de beoefenaars hun kracht op verschillende manieren konden gebruiken. Als geestelijke training, was het niet genoeg om slechts een beperkte theorie te begrijpen. Kano dwong zijn instructeuren om moeilijke vragen te stellen aan hun studenten, zodat ze konden laten zien dat ze alle onderwerpen van het dojo-onderricht niet alleen oppervlakkig begrepen. Alleen maar passief luisteren naar de lessen was onvoldoende, en studenten werden aangemoedigd om zelf na te denken en te leren om inconsequente dingen kritisch te bekijken, of dingen waarover ze twijfels hadden. Een gevecht is gebaseerd op theorieën die niet kunnen worden geleerd zonder stevige lichamelijke training, maar dialoog is essentieel om echte vooruitgang en begrip te kweken, en samen met kata en randori was het een bijdrage aan de vorming van complete mensen." Kodokan Judo Lectures (published Kokushi No. 46, 1899)

Alleen maar stil zitten en luisteren naar de sensei? Dan heeft de sensei nog niet gesnapt wat de grote judoleraar bedoelde met Kodokan judo. Vraag hem de oren van het hoofd. Daar leert iedereen het meeste van.

dinsdag 25 augustus 2009

Yves Klein en de Kodokan kata

Tijdens het WK in Rotterdam is er in galerie Cokkie Snoei een tentoonstelling en presentatie van Kodokan kata zoals die werden beschreven door Yves Klein. Klein was een beroemde Franse kunstenaar, maar ook een verdienstelijk judoka. Hij schreef in 1954 een boekje, "Les fondements du judo", met daarin de Kodokan kata op een heel goede manier uitgelegd, met zwart-wit foto's. Een historisch boek inmiddels. Waard om te lezen en pas geleden ook vertaald in het Engels.

Ik heb het Franse boek gelezen en zelf meegewerkt aan de vertaling van Ian Whittlesea. Het is de moeite waard voor allen die geinteresseerd zijn in Kodokan kata, om dit werkje te kopen.

Wie meer wil lezen: judoforum.com/topic25315
Wie het boek wil kopen: amazon.co.uk.


Vrijdag 21 augustus had nrc handelsblad dit artikel: "Zomaar door de lucht vliegen" van Cornel Bierens.

Vandaag (25-8) in de Volkskrant:

Kata: modellen in plaats van vormen

Als je aan een judoka vraagt wat 'kata' betekent en ze weten ook iets van Jigoro Kano, dan vertalen ze het met 'vorm'. Klopt, Kano noemt het ook zo.
Nu hebben wij als westerlingen het probleem dat wij bij het woord 'vorm' meer denken aan het tegenovergestelde van 'inhoud' en de kata ook zo beoefenen. Kata staat symbool voor een 'vormelijke' beoefening van het judo, terwijl randori en shiai meer op de spontante judo-beoefening lijken. Vormen zonder de inhoud die we zoeken.

Iemand schreef laatst eens, dat we kata meer moeten vertalen met 'modellen'. En daar kan ik me meer bij voorstellen. Een model, een uitvoering zoals het eigenlijk zou moeten. Een model, zoals de werkelijkheid is. Een werkelijkheid die we net als een kunstenaar soms anders vormgeven dan het model, meer abstract of gestileerd, meer grof of meer verfijnd, eigenzinnig of iets wat er op lijkt. Maar het model, de oervorm zou je dan kunnen zeggen, die bestaat wel. En die moet je eigenlijk kennen voor je zelf gaat experimenteren.

De deskundigen zijn steeds op zoek naar de principes die Jigoro Kano wilde uitdrukken in ieder kata-model dat hij ontwierp. Kata zijn nooit 'zomaar' stijlmodellen zonder betekenis. Iedere techniek in elke kata-serie is uitdrukking van een bijzonder judo fundament, en elke serie op zijn beurt ook. Het kata als geheel is daarom een model-oefening, maar ook elke techniek in de context. Wie het leert zoals het model, kan zowel het principe als de wijze van uitvoeren begrijpen.

Nu kan elke uitvoering van de principes een nieuw model opleveren. Kata zijn niet star of vormelijk, als zou het een soort geprefabriceerde dans zijn. Jigoro Kano voerde kata uit - volgens de principes - en dat was een model. Maar zijn leerling Kyuzo Mifune had zijn eigen model en het grote genie Tokio Hirano (gest.1993)... hij leefde de principes en modelleerde ze op een eigen manier. Het model, de vorm, als uitdrukking van een rijke inhoud.

Het begrip "Kata" is meerduidig. Het kan betekenen:

* een afzonderlijke vastgelegde techniek (Kata als standaard, model)
* een groep/verzameling/serie van vastgestelde technieken
* het oefenen van een techniek of serie technieken (Kata als oefenmodel)

N.B. in het Japans is er geen algemeen verschil tussen enkelvoud en meervoud. Daarom kan men bijv. Nage-no-Kata ook met modellen/vormen van worpen vertalen... (Das Judoforum, 17-6-2009)


Een voorbeeld van een bijzondere kata uitvoering: Nage no Kata door Tokio Hirano.

maandag 24 augustus 2009

Een beetje ego heb je nodig

Sommigen zien judo als een prima manier om zonder al te veel spierkracht een ander te verslaan. Anderen zeggen: mensen met een te groot ego, of te veel ikgerichtheid, worden door judo wel wat nederiger en socialer. Is dat wel zo zwart-wit?
Ego en spierkracht in het judo worden onderschat en misverstaan. We hebben ze allebei nodig om te overleven. Geen enkele judoka die fysiek zwak is, of die een te klein ego heeft, zal ooit de strijd winnen tegen een ander en zichzelf. Het is allemaal een kwestie van middelen en balans. (Mike Hanon, Judoforum 21 augustus 2009)
Natuurlijk hebben sommige judoka hun judo nodig om een beetje getemd te worden. Brute egoisten en agressievelingen kunnen getraind worden om zichzelf wat minder op de voorgrond te dringen. Natuurlijk leert het judo dat je een ander niet werpt door brute kracht, en dat je de kracht van de ander tegen hem gebruikt door hem daarmee uit balans te brengen. Maar het citaat wat ik aanhaal, laat zien dat zowel je eigen ik, als je eigen spierkracht in het judo eigenlijk positieve krachten zijn.

Judo wil van de judoka een zelfbewuste persoon maken, die zichzelf kent en in evenwicht is. Mentale sterkte in een toernooi betekent in de eerste plaats dat je de ander niet wil overheersen, maar wel wilt laten ervaren dat hij jou er niet zomaar onder krijgt. Een uitstraling van een zachtmoedige leeuw. Respectvol aanvallen. Niet over je laten lopen en daarin wel degelijk domineren zonder te intimideren.

Judo wil de judoka leren zijn spieren evenwichtig te gebruiken. Precies genoeg kracht zetten om de ander te werpen en/of te controleren, maar ook niets meer dan dat. De energie niet verspillen. Maar het is een illusie om te denken dat 'wie niet sterk is maar slim is' in het judo met de gouden plakken thuis komt. Als je iemand van 80 kilo wilt werpen, kun je misschien zijn aanval wel overnemen en daarmee 20 kilo verdienen, maar die resterende 60 zul je toch echt moeten kunnen tillen - met je armen én je benen!

Daarom... het is zoals Mike Hanon zegt, allemaal een kwestie van balans. Brute kleerkasten die gewelddadig zijn in heel hun wezen, moeten beslist door hun judo een stapje terug doen. Maar zwakke mensen mogen er sterker door worden. Judoka die te weinig spierballen hebben, moeten hard trainen om de balans naar boven bij te stellen. Fysiek en mentaal op krachten komen. Zelfbewust, sterk.

zondag 2 augustus 2009

Tomaru tokoro o shire

Tomaru tokoro o shire. Wie weet wat dat is?

Als je de webpagina's en de Hyves van sommige jonge judoka bezoekt, sta ik wel eens versteld van het gemak waarmee sommigen hun judoleven lijken te delen met een uitgebreid uitgaansleven. Nu hoeven judoka niet per se saaie mensen te zijn die elke avond genieten van een glaasje water met een energiekoekje, voor ze om negen uur in hun bed kruipen om de volgende morgen fit zijn om voor het ontbijt te gaan joggen, maar verder...?

Ik ben misschien ouderwets, maar vraagt judo, zeker voor kinderen die nog volop in de groei zijn, niet ontzettend veel discipline? Laatst zat ik daarover de praten met mijn sensei, en wij waren het erover eens, dat een judoka vaak hard moet zijn tegen zichzelf. Hij moet zich wat kunnen ontzeggen om aan de top te komen. Niet alleen voor de prestaties en de medailles (hoe leuk die ook kunnen zijn) maar vooral om als mens te kunnen groeien door zijn judo. Judo is meer dan een sport, maar ook een manier van leven, een opvoedingsideaal. Leren door vallen en opstaan, ook als je soms helemaal tot de bodem van je kunnen gaat. Door je grenzen te ervaren, sterk(er) te worden.

De vraag kan wel reëel zijn, in hoeverre daar een leven van drank, sex en uitgaan, bij past. Nogmaals, judoka hoeven geen gevoelloze saaie pieten te zijn. Maar als je in het weekend te ver doorzakt, of alles wilt investeren in relaties en vrienden-netwerken, of verslaafd raakt aan computers, games en andere dingen waarbij je op je luie krent blijft zitten, dan moet je een keer kiezen. Judo of niet.

Feit is ondertussen dat een enorme uittocht van jonge judoka begint als ze ongeveer 14 jaar worden. Zeer weinigen halen de -20 of het seniorenjudo. Wie zijn dat, die het wel halen? Drie keer raden. Degenen die gedisciplineerd leven en zelfbeheersing hebben. Keileuke jongens en meiden. Volop in het leven, maar wel weten waar ze moeten ophouden. "Tomaru tokoro o shire" is dat in het Japans. Eên van de geliefde judoregels van stichter Jigoro Kano. Discipline en zelfbeheersing. Op geen enkel punt verouderd.

zaterdag 6 juni 2009

Zoals ik het zie... een boek van mijn eerste sensei

Iedere judoka die ouder wordt, bewaart een herinnering aan zijn eerste sensei / judoleraar. Ik heb niet getraind bij de grootsten der aarde, maar mijn eerste sensei was een geweldige vent. Louis Pardoel uit Oss. Hij is inmiddels 77 jaar oud heeft een boek geschreven. "Zoals ik het zie." Ja, dat is een titel die hem op het lijf is geschreven.

Ik herinner me nog als de dag van gisteren dat ik zijn dojo binnenstapte, achter zijn woonhuis in de Verlengde Torenstraat in Oss. Een woning waar hij met zijn vrouw en kinderen woonde (waaronder de BJJ-kampioen Remco Pardoel (1969) die nog bij ons op de training zat. Een schuur achter het huis, met als je binnenkwam recht vooruit de 'toonbank' waarachter Pardoel 'kantoor' hield. Nou ja, wat door voor doorging. Rechts de dojozaal. Links een soort kleedkamers. Onder de dakbalken van de schuur werd er getraind op een mat die niet (zoals nu) uit losse matten bestond, maar een soort grote lap canvas over weet-ik-wat er onder lag. De geur, de kleuren, alles staat nog op mijn netvlies. Het mooiste was als er 'band- of slippenexamen' was. Wat heet. Na een soort test keerde Pardoel een zak banden en slippen om die hij achter de toonbank bewaarde. "Hier" en dan gooide hij de nieuwe slip of band naar je toe.

Ja, Pardoel was een man van 'niet lullen maar aanpakken'. Een groot en gouden hart, die zijn pupillen door dik en dun steunde. Maar ook iemand die je een schop onder je achterste gaf en zijn hart op de tong had. Een karakter. Maar ik mocht hem enorm. Hoewel ik achteraf ook heel goed snap dat hij in de Judowereld niet alleen vrienden zal hebben gemaakt met zijn manier van doen. Maar wat kon (kan) mij dat schelen? Hij gaf een puur en ongecompliceerd judo. Waar hebben we dat nog? Zo officieus als alles toen was, zo officieel is alles soms nu. Maar ja, ik heb het over herinneringen aan de tijd tussen 1972 en 1980... lang geleden.


Nu ligt er dan zijn boek. Eerlijk gezegd: het is een boek dat je alleen kunt lezen als je Pardoel, Oss en de tijd waarin hij leefde een beetje kent. Zijn Nederlands is zoals hij spreekt: recht uit zijn hart. Geen poespas. Een bakkerszoon uit Hedel die in Oss - een rauwe stad - met vechtsport aan de gang gaat en zo de grote wereld verkent. Een man van judo en vooral teakwondo die gewoon zichzelf is gebleven, zeg maar: de Jan Marijnissen van het judo. "FF dimme..." Pardon, wat zegt U?

Ik heb het boek wel met plezier gelezen omdat ik zelf uit die wereld van Oss kom en ik zijn judolessen nog steeds waardeer. Al moet ik een hoop van het rechttoe-rechtaan judo nu bijschaven. Het jaren-70 Kawaishi systeem van een Brabantse pioniersdojo is nu eenmaal niet het nette en stijve Kodokan judo van het moderne Nage No Kata. Maar ja, wie heeft het daarover als je met heimwee terugdenkt aan vervlogen judotijden? Vreselijk, ik word oud...!

(Foto hierboven: Louis Pardoel overhandigt zijn boek aan burgemeester Klitsie van Oss. Foto: oss.kliknieuws.nl)

zondag 24 mei 2009

De tatami als lunchroom en hangplek

Het talententeamtoernooi in Eindhoven was een plezier om naar te kijken. Leuk judo, een ontspannen sfeer. Veel talent en veel ippons. Mijn judovrienden die op de mat stonden, lieten een paar prachtige partijen zien. Genieten dus.

Hoe ontspannen de sfeer was, kon je helaas ook nog op een andere manier waarnemen. En daarover gaat dit stukje. Wie zwijgt stemt toe, zegt men, en dat moet nu niet.

Er was een tijd dat de tatami een soort heilige plek was, en de dojo een tempel. Nu hoeven we niet in alles het oude Japan na te apen. Het kan wel waar zijn dat men in de Kodokan nog steeds de regel heeft dat wie met blote voeten buiten de mat heeft gelopen niet meer met diezelfde voeten op de mat komt. Maar wat de talentenjeugd van de JBN heden ten dage leert, is wel precies het tegenovergestelde.

Als men nog 'rei' geeft, dan toch niet meer naar de mat - althans niet van binnen.
- Judoka lopen op blote voeten de hele zaal door, en stappen zomaar op de mat. Niemand draagt iets van slippers of sandalen. Sommigen doen sokken aan, zeker om de zaak een beetje warm te houden. (Was niet nodig met 23 graden op de thermometer.)
- Judoka gebruiken de tatami als lunchroom. Ze stappen nog net niet met hun lunchpakketten in het wedstrijdgedeelte, maar in de buitenspelzone word van alles genuttigd. En opruimen? De organisatie heeft meer dan eens omgeroepen dat de rommel moest worden opgeruimd. Uit zichzelf laat men alles maar slingeren.



- Judoka die niet aan het judoën zijn, hangen maar wat tegen elkaar op de rand van de mat, kletsen en klieren, in plaats van stil te zitten wachten op hun beurt. Een hangplek voor drukke pubers?

Eerlijk gezegd. Ik zal wel een hele ouderwetse zijn als ik vind dat veel judoka van zo'n toernooi maar een ongedisciplineerd zootje maken. Het ware veel beter als de dames en heren jeugdjudoka zich wat geconcentreerder en ordelijker zouden opstellen. Netjes klaarzitten, opletten. Buigen voor de mat met hun hart. En natúúrlijk niets eten of drinken, zelfs niet op de rand.

Bovendien is het een zaak van normale hygiene, dat judoka alleen met de blote voeten de mat betreden en daarbuiten geschoeid zijn met wat dan ook. Normaal dragen judoka een soort flipflops of slippers. Geen sokken, geen trainers. Waarom is dat allemaal niet meer?

Judo is toch óók een zaak van discipline en rituelen? Nou dan!

Judofoto's (2)

Dit weekend was er in Eindhoven het talententeamtoernooi en de talentenstage van de JBN. Eindhoven, dat is om de hoek - en dus ik op pad met de camera om weer eens lekker te kunnen oefenen. Ook met een spiegelreflexcamera moet je heel wat 'uchi-komi' doen voor de worp lekker op je kaartje zit...

Geen leukere sport dan judofoto's maken, zullen we maar denken.

Deze keer maar eens wat geprobeerd op een langere sluitertijd. 1/320 is heel snel, maar kun je ook meer licht binnenzuigen als je wat meer tijd laat? Of worden de plaatjes dan bewogen. Je moet het een keer proberen. In plaats van de 1/320 van het NK heb ik nu maar eens geschoten op 1/125. En zowaar. Je kunt nog wat inzoomen en met een beetje extra licht toevoegen naderhand (ik schiet ze raw) kom je een heel eind.



Hieronder gooit Ruben van der Steen de Brabantse judoka Thomas Snijders vol op zijn rug. Hij walst bijna letterlijk over hem heen, zo rolt hij door. Een mooie ippon en een mooie foto-serie. Dubbel genieten dan. (klik op beide foto's om te vergroten)

vrijdag 15 mei 2009

Witte judopakken: puur natuur

Anton Geesink wordt genoemd als degene die de blauwe judopakken introduceerde. Lekker makkelijk om op tv te zien wie welk beentje heeft gepakt. Traditionele judoka gruwen van al dat blauw. (Net als van alle rugreclame of merknamen, strepen enzovoorts.) In de Kodokan in Tokyo mag je niet eens binnen met een blauw pak aan. Een judopak hoort wit te zijn. Wit als teken van zuiverheid van de principes. Geen poespas, want elke judoka is in principe gelijk. Judoka zijn geen modepopjes. Of wel?

Wat de meeste Nederlandse judoka niet weten, is dat witte judopakken nooit zo wit zijn geweest als ze nu zijn. Wit en wit is namelijk twee. Het wit dat we nu kennen is gebleekt en dus meestal geprepareerd katoen. (Adidas verkoopt ook al pakken met polyester er in.) De oorspronkelijke judopakken zijn puur natuur. Katoen zoals het is. 'Ju' ook in je pak: zonder kunstmatige toevoegingen. Zuiver...

Op het plaatje rechts zie je alle kleuren. Spierwit is: gebleekt katoen. Ivoorkleur: dat is de ongebleekte.

In Japan vindt men het nog heel gewoon om ongebleekte judopakken te dragen. De allerbeste pakken ter wereld zijn bijna altijd ongebleekt. Tel maar rustig 2000 dollar neer voor zo'n stuk Japans handwerk! In Nederland voert geen enkel merk meer ongebleekte judogi. Jammer eigenlijk.

Ik heb zelf een ongebleekt pak uit Engeland gehaald. Made in Pakistan. Tsja. Het scheelt nogal wat euries met de Japanse pakken. Maar katoen is katoen en judo is voor mij in alles 'ju', de weg van puur naturel.

dinsdag 5 mei 2009

Nage no Kata (3)

Het zal me benieuwen of Nederland zoveel Nage no Kata deskundigen heeft, dat iemand mijn brandende harai-goshi-vraag goed kan beantwoorden. Daarom bij deze.

Omdat Eddie-sensei met zijn judoka gedurende deze weken nogal eens in het buitenland is, hebben we wat minder met kata kunnen doen. Helaas. Maar om de kata-technieken goed te kunnen doen, moet ik beslist nog wat spieren versterken, dus de tijd in de sportschool komen we wel door.

Zoals gezegd, is er een vraag bij me opgekomen waar niemand me totnutoe een goed antwoord op heeft kunnen geven, zelfs de vrienden op judoforum.com niet. Ik ben benieuwd of er iemand in Nederland een sluitend antwoord op heeft. (Je kunt reageren, op deze blogspot-site of op mitesco.hyves.nl.)

In NNK serie 2 is harai goshi de tweede techniek. Maar de kumi kata is verschillend van wat we gewoonlijk doen. Ik was zelf hoogst verbaasd bij het trainen onder de arm van uke te moeten grijpen en een uki-goshi-achtige pakking te hebben. Nu houd ik erg van uki-goshi sinds mijn jeugdtijd . Daarmee ben ik overigens in goed gezelschap van Jigoro Kano die - zoals ik later leerde - dit als een van zijn tokui-waza (favoriet) had. De harai goshi in NNK is erg effectief overigens. Maar nu de vraag: waarom is de pakking zo anders in de 'gewone' harai goshi?

Let op, ik weet dat de NNK-harai goshi teruggaat tot de oude jujutsu-school waar Kano op teruggreep en omdat Kano een klein mannetje was, is te begrijpen waarom hij deze greep effectief kon toepassen. Aan de andere kant, vanuit de kuzushi-volgorde (en daar gaat het me om) is het natuurlijk véél beter om de 'moderne' harai goshi pakking te doen. Je pakt uke aan de kraag, trekt hem enigszins naar voren en omhoog, waardoor hij als het ware op zijn tenen staat en de balans verliest, en dan draai je in, veegt en pang. Kuzushi voorafgaand aan de eigenlijke techniek. De volgorde die later in zwang kwam met Tokio Hirano. Maar: door uke zo uit balans te brengen, gebruik je véél meer zijn kracht/zwaartekracht en dus lijkt het me beter judo. Efficienter met energie. Bij de NNK-versie ontstaat de kuzushi van uke pas effectief na het indraaien en eigenlijk tijdens het inzetten van de worp. Want als je onder de arm grijpt, trek je uke nog niet echt voorover.

Wat kan kata toch een hoop diepere gedachten oproepen, hè?

donderdag 16 april 2009

Nage no Kata (2)

Ondanks een asthma-achtige benauwdheid die ik al zeven jaar niet meer heb gehad (zal wel het weer zijn) vandaag tóch gaan trainen. Nou, met de benauwdheid viel het uiteindelijk wel mee, als je tenminste 22 minuten (interval) rennen in de fitnessruimte kunt volhouden zonder ademnood. Maar hoe belangrijk conditietraining ook is, daar komen we uiteindelijk niet helemaal voor.

De kata training wordt langer, leuker en intenser. Niet alleen voor mij, de beginneling. Maar ook met Eddie-sensei samen wordt het steeds interessanter. Een aantal van de andere pupillen traint elders ook kata, en zoals wel bekend, is er veel te doen over hoe je tegenwoordig kata loopt. Wat men noemt 'Kodokan' tegenover de kata die de 'oude' sensei altijd hebben geleerd. Precieze bewegingen versus effectiviteit en eigen invullingen. Je zou er een boek over kunnen volschrijven (wat Chris de Korte dan ook heeft gedaan) maar wat het nu exact moet zijn? Wie het weet mag het zeggen.

Om een voorbeeld te geven: in de eerste serie NNK kun je (ippon) seoi nage op verschillende manieren uitvoeren, al zal de kenner zeggen dat er maar één uitvoering klopt. Allereerst is al de vraag hoe recht de aanvalsbeweging van uke is. Kun je met de rechterhand omhoog recht vooruit aanvallen zonder licht naar links-voor uit balans te raken? En als tori dan de beweging vloeiend overneemt en indraait, wordt uke dan doorgetrokken aan zijn rechterarm om dan met een lichte draai te worden geworpen? Dan heb je wel uke's kracht optimaal benut. Of moet het toch meer recht over de schouder? En hoe houdt tori zijn elleboog? Recht vooruit? Zoveel vragen over slechts één techniek. Centimeterwerk hoe uke wordt geworpen. Lijnrecht of?

Wat ik allemaal ontzettend interessant vind overigens. Maar als kata-beginner vind ik het ook heel moeilijk, vooral als ik (zoals vandaag) de bewegingen 'droog' moet maken zonder uke... een denkbeeldige tegenstander werpen, zonder diens kracht te voelen of over te nemen is letterlijk spook-judo.

Het zou leuk zijn als we konden komen tot een kata-studiegroepje. Wie weet in de toekomst. Gelukkig zijn er prima boeken en video's om de studie te ondersteunen. "Judo Formal Techniques" van Tadao Otaki & Donn Draeger (1983) is een standaardwerk. Interessant is ook "The foundations of Judo" van Yves Klein (1954), recent vertaald vanuit het Frans. Ik houd de boeken erbij.

Wordt vervolgd...

maandag 13 april 2009

Judofoto's (1)

Afgelopen najaar heb ik mijn eerste digitale spiegelreflexcamera gekocht. Een Sony A200 body met een Sigma 18-200 mm lens. Je kunt van alles doen met de camera, maar zoals veel amateurs, gebruik ik natuurlijk maar een fractie van de mogelijkheden. Veel te ingewikkeld.

Het is dan natuurlijk ook leuk om de camera te gebruiken voor judofoto's. Welja, meteen maar moeilijk doen. Want judofoto's betekent altijd: binnenopnamen van snel bewegende 'objecten'. En om het nog erger te maken: ook nog eens precies het juiste moment vastleggen. Judoka die op de grond liggen te wachten op mate of osaekomi-tijd kan iedereen wel fotograferen. Maar een echte ippon-worp?
Ik heb een hekel aan flitsfoto's omdat het onnatuurlijk is. En onnatuurlijke dingen, daar houdt een goede judoka niet van. Wel heb ik een goed statief, wat mij altijd vergezelt als ik met de camera op stap ben.

Bij het eerste toernooi waar ik fotografeerde (Flanders Cup Lommel, oktober 2008) gebruikte ik het automatische menu voor 'sport' (een sporticoontje op het keuzewiel bovenop de camera). De sluitertijd bij JPEG opnamen wordt dan al snel 1/20, met ISO 400. Nou, dan bewegen de judoka sneller dan jouw camera 'klik' doet. Wat je dan terugziet op de foto's. Een paar plaatjes staan op Rubens Judo Site helemaal onderaan, bij "Flanders Cup Lommel 2008". Goed geprobeerd, die eerste foto's...

Vorige week was er dan het NK -15 in Eindhoven, en weer was daar Ruben met zijn vader, net als twee judoka van mijn eigen club. Op advies van de vrienden op het Judoforum (waar best een paar professionele fotografen rondlopen) had ik de camera nu ingesteld op de handmatige instelling van de sluitertijd en de plaatjes RAW geschoten, allemaal op 1/320, ISO 1600 en met een zo gunstig mogelijke diafragma waarde (F4-5). Minder zoomen dus, en naderhand bijknippen. En zowaar... Ruben was helaas erg ontvreden over zijn toernooiresultaat en ik aanvankelijk ook over het fotoresultaat, tot ik eens wat beter keek. Goed, er zit wat 'korrel' in (wat wil je op ISO 1600!) maar het moment was prachtig en zelfs de vliegende voetjes zijn nauwelijks bewogen.

Ik kreeg zelfs bemoedigende reacties op het judoforum:
Good job Mitesco! That's realistically as good as it gets in an indoor arena, you have to sacrifice some a bit to get the shutter speed high enough to freeze the action, but well done!

En Ruben, het was een mooie ippon, hoor!

Wordt vervolgd...

'Een killer in kimono' , biografie van Anton Geesink

Vorige week maandag (6 april) werd Anton Geesink 75 jaar. De reus die in 1964 de judowereld op zijn kop zette met zijn zege op Kaminaga is een oude man geworden. Als verjaardagscadeau heeft uitgeverij Nieuw-Amsterdam een boek uitgegeven over de Utrechter in hart en nieren. Wijk C was niet het beste gedeelte van Utrecht en Anton was zeker geen uitzondering in zijn buurtje. ‘Van volksjongen tot VIP’ luidt de ondertitel van het boek dat sportjournalist Kees Kooman samenstelde aan de hand van allerlei interviews met bekende judoka en mensen uit de Olympische wereld. Het beeld van Anton als levenslange straatvechter blijft je wel bij nadat je het boek hebt gelezen. De uitgever sluit aan bij de recente Nederlandse traditie om boeken te drukken voor de verkoop en dus niet voor de diepgang. Alleen de titel en ondertitel wijzen al de weg naar de inhoud. Een vlot geschreven boek in vlotte kreten, maar zonder veel kennis en gevoel voor de judowereld.

Een recensie

De lezer kan van Kooman niet veel leren over judo. Wat mag je verwachten? Een impressionistisch schilderij van Anton Geesink. Kooman is een sportjournalist die niet veel meer over judo weet dan wat de mensen die hij interviewde hem vertelden (en wat hij probeerde te begrijpen). We kunnen enkele woorden van Anton zelf lezen (een aantal cursieve mini-hoofdstukjes in het hele boek en ook een slotwoord) maar het meeste van de tekst is een compilatie van interviews met bekende judoka als Jon Bluming, Jaap Nauwelaerts Agé en Peter Snijders, en natuurlijk een aantal belangrijke mensen in Utrecht, vrienden, IOC leden en allerlei lieden die de auteur, Kees Kooman, kon interviewen. Wat heeft Kooman ervan gemaakt? Een zeer leesbaar boek, gemakkelijk geschreven in een erg populaire stijl (wat ik al verwachtte op basis van de titel, ‘een killer in kimono.’) Het boek zal goed verkopen. Wat werd aan de verkoopbaarheid geofferd? Iedere wetenschappelijke pretentie, voetnoten en feiten. What you see is what you get. En wat je krijgt is een heleboel populaire vergelijkingen met soms banale voorbeelden uit het alledaagse leven, gemakkelijk te volgen voor een verwend televisiepubliek. Soms lijkt het wel of je de voice-over van Hart van Nederland zit te lezen. Wie is Anton Geesink? Aangezien Antons geheugen erg selectief is geworden (volgens Kooman) zijn feit en fictie niet meer zo goed uit elkaar te houden. En de ‘meningen’ van andere mensen zijn soms ‘een beetje’ gekleurd, d.w.z.: vrienden spreken als vrienden, vijanden als vijanden. Grove woorden, onbeschaafde uitdrukkingen – typisch Nederlands – zijn geen zeldzaamheid in het boek. Wat verwacht je anders als je bijvoorbeeld iemand als Jon Bluming zijn verhaal over Geesink's gezworen concurrent Wim Ruska laat opdissen? Anekdoten, superlatieven, ongelooflijke avonturen, het is allemaal bij de prijs inbegrepen. Maar na het lezen van alle smakelijke details, weet ik natuurlijk nog steeds niet wie Anton Geesink is. Ja, de impressionist heeft de kleuren geschilderd van een simpele en sterke kerel, met een hart van goud, met minder diplomatieke gaven dan spieren, een onverbeterlijke straatvechter, iemand die niet van ophouden weet, die nooit zijn verlies accepteert en geen medelijden met anderen kent. Iemand die veel ruzie maakt, een zelfingenomen kerel die niet tegen kritiek kan. Maar ook een slimme vent die precies weet hoe hij indruk kan maken op de juiste mensen en die dus ook vrienden maakte over de hele wereld. En natuurlijk: een grote judokampioen, vanwege een ijzeren lichaam, een “trainingsbeest”… Maar is dát dan de judoka Anton Geesink? Nee, we lezen wat sportminnend Nederland wil. De man die op maandag het sportkatern van de Telegraaf uitspelt. Anton Geesink, de gewone man, een held. Iemand waarin we ons kunnen herkennen als we zelf de maatschappelijke ladder willen beklimmen. Het succesverhaal van een gewone jongen uit een Utrechtse achterbuurt: “Van volksjongen tot VIP”, precies. De ondertitel is goed gekozen. Voor een dubbeltje geboren en tóch een kwartje geworden. De Nederlandse versie van de ‘American Dream’ of zoiets. Was het een leuk boek? Ja en nee. Ik verwachtte niets anders. En Anton Geesink is, zoals gezegd, voor de gewone Nederlander een aaibare held, die judo een leuke en sympathieke sport maakte om te doen. Het boek past precies in dat hokje en ik denk dat het exact het imago is dat Anton van zichzelf wil creëren (of vasthouden). Een populair epos. In die zin vond ik het leuk om te lezen en ik herkende ook een heleboel van die tijd: Nederland en de judo helden van onze nationale judogeschiedenis. Bovendien weet de journalist precies hoe hij de aandacht kan blijven boeien met grappige en sterke verhalen. Je leest het in één adem uit. Maar… als je iets meer weet over judo, dan mis je vooral het judo. Ik heb bovendien serieuze twijfels over de historische feiten. Om één punt te noemen: in het hele boek wordt nergens de naam van Haku Michigami genoemd. Niet door Geesink, die alleen maar spreekt over Jan van den Horst en Yasuichi Matsumoto als zijn sensei. Michigami wordt ook niet genoemd door anderen. Vergeten? Of was de auteur zo onbekend met de judogeschiedenis van ons land, en deed hij niet genoeg vooronderzoek? En dan de stijl. Hoe het boek soms spreekt over Wim Ruska, is soms zonder enig respect. Het kan wel zijn dat Ruska de grote tegenstander van Geesink was, maar om Bluming alle details te laten vertellen hoe Ruska met zijn vrouw omging – terwijl je weet dat Bluming overdrijft – is niet erg fijntjes. We weten toch ook wie Bluming is, of? En Ruska kan zich niet meer verdedigen. De wereld van populaire boeken is vaak versierd met simpele zwart-wit beelden, niet te genuanceerd, wat de kleuren van het boek evenwel wat grijs maakt… Inderdaad, het is alsof je naar Hart van Nederland zit te kijken. Ik heb een boek gelezen over een judoheld die door velen in ons land op een enorm erepodium wordt gezet. Na lezing kan ik echter alleen maar concluderen dat het boek van Kooman Anton eigenlijk onderuit haalt. Juist vanwege de al te populaire en fel-gekleurde beschrijving van Anton en zijn wereld. Daarmee beklijft het beeld van een wat tragische held…

Overigens blijkt uit onderstaande filmpje al dat ook Anton zelf zo zijn vragen heeft bij wat er in het boek staat. Ook nu moet hij concluderen dat het hem 'geen lor' interesseert wat mensen van hem denken. Toch jammer.


zaterdag 11 april 2009

Weer op de mat: Nage no Kata (1)

Na een dik jaar van allerlei medische tegenslagen, sta ik sinds een dikke maand weer op de mat. In de jaren 70 heb ik eens de bruine band gehaald, en als je judo een mooie sport en levensideaal vindt, dan kriebelt dat. Maar dan moet je wel gezond zijn. Viel dat dus even tegen!

Om een lang verhaal kort te maken (we gaan niet de hele geschiedenis oprakelen) heeft mijn Sensei, Eddie van de Pol, altijd geloofd dat het er best nog inzit met mijn 43 jaar. En dat je je ook niet zo snel moet laten ontmoedigen door wat dokters allemaal voor onmogelijk houden. Je moet leren luisteren naar je eigen lichaam en je geest sterk houden. Ook dát is judo spirit overigens.

Dus. Na maanden van spiertraining en fitness, zijn we dan samen begonnen met Nage no Kata. De eerste serie hebben we nu droog geoefend en dat voelt geweldig! Het is allemaal heel anders dan toen ik een kleine jongen was. Dan ben je lenig, je kent de theorie van de worpen niet zo, maar je doet het allemaal heel mooi op je gevoel. Nu leer je elke stap te zetten, elke beweging te maken. Dat is écht een ander judo. Maar wel mooi. Ik zal op deze weblog regelmatig verslag doen van mijn gedachten over de verschillende technieken. Want er zit nogal een verschil in wat sommige mensen vinden hoe je een worp moet doen. Misschien is er wel wat te discussieren!

Overigens moet ik nog donders oppassen met wat ik kan. Als je wat ouder bent en weer aan judo begint, is het wel verstandig om eerst ook wat spieren te versterken (tenzij je allerlei andere sporten doet of bijvoorbeeld in de bouw werkt - ik dus niet!). Leuk, om iemand met een kata guruma op je schouders te willen nemen. Je kunt wel sterke schouders hebben, maar je knieën dragen uiteindelijk de hefbeweging, anders ga je geheid door je rug.

Ja, in judo draait alles om balans. Op je voeten, maar ook in je hele lichaam (en geest).

Mijn judoblog

Natuurlijk, het moest er eens van komen. Als je zo veel over judo zit te kletsen, met mede-judoka (nee, meervoud zonder 's'!) en bijna 1000 posts op het Engelse Judoforum hebt gemaakt, dan wil je ook in je eigen land misschien je ei wel kwijt. Een website is dan wel informatief (en in de judogeest educatief), maar voor de alledaagse praatjes... heb je natuurlijk een BLOG.